H03 : verhaalkenmerken : ( tijd ) Flashcards
chronologische volgorde
De gebeurtenissen worden in het verhaal gepresenteerd in chronologische volgorde, dus in de volgorde waarin ze zich hebben voorgedaan.
flashback
Wanneer er naar het verleden wordt gesprongen, spreken we van een flashback.
flashforward
Wanneer er naar de toekomst wordt gesprongen, spreken we van een flashforward.
vertelde tijd
Tijd van de geschiedenis. De tijd tussen het moment dat het verst in het verleden ligt en het moment dat het verst in de toekomst ligt.
verteltijd ( leestijd )
De tijd die je nodigt hebt om het verhaal te lezen/beluisteren.
tijdsverdichting
Versnelling of tijdsverdichting, de vertelde tijd is groter dan de verteltijd.
tijdsverruiming
Vertraging of tijdsverruiming, de vertelde tijd is kleiner dan de verteltijd.
simultaneïteit
Simultaneïteit of gelijktijdigheid ( wordt als term eigenlijk vooral toegepast bij de toneelanalyse ) We spreken van gelijktijdelijkheid wanneer twee sets handelingen of een handeling en woorden ( monoloog of dialoog ) samen voorkomen en elkaar aanvullen of ondersteunen.
synchronie
Synchronie ( wordt als term eigenlijk vooral toegepast bij de toneelanalyse ). We spreken van synchronie wanneer twee sets handelingen of een handeling en woorden ( monoloog of dialoog ) samen voorkomen, maar elkaar niet aanvullen of ondersteunen.
niet - chronologische volgorde
Er zijn sprongen naar het verleden en/of naar de toekomst. De normale volgorde wordt doorbroken.
verteltempo
Het tempo of ritme is de verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd.