H03 : verhaalkenmerken : ( andere begrippen ) Flashcards

1
Q

interseksualiteit

A

Direct of indirect verwijzen naar andere literaire werken of teksten. De auteur verweeft citaten, speelt met titels, vermeldt personages uit bekende werken, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

monologue intérieur / stream of consciousness

A

Van de monologue intérieur zijn er twee varianten.

→ Direct : De verteller houdt zich helemaal op de achtergrond. Hij registreert en geeft weer. Dit gebeurt via vrije directe rede.

vrije directe rede : De schrijver maakt zinnen zoals bij de directe rede, maar zonder de uiterlijke signalen van de directe reden ( “Hij dacht …” , dubbelpunt, aanhalingstekens ) . De gedachten van het personage staan gewoon tussen andere ( beschrijvende ) zinnen zonder enige aankondiging.

→ Indirect : De verteller is duidelijk aanwezig. Hij kondigt de gedachten aan en becommentarieert die. Dit gebeurt via vrije indirecte rede.

vrije indirecte rede : De verteller geeft de woorden of gedachten van een personage weer zonder een inleidende zin ( Als “hij zie…” ). De woordvolgorde is zoals bij de directe rede, maar in de derde persoon en vaak in de verleden tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mal du sciècle / weltschmerz

A

De romantische mens is niet gelukkig met de tijd waarin en de plaats waar hij leeft. Hij leeft in onvrede met het hier-en-nu en lijdt hieronder ( = weltschmerz of mal du siècle ). Hij verlangt ( op een vage, melancholische manier ) naar iets anders en treurt om zijn onvolkomen leven ( Sehnsucht ).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

spleen

A

Net als romantici lijden de symbolisten onder hun tijd, hun “hier en nu”. Deze vorm van weltschmerz, die sterk tot uiting kwam in het werk van Charles Baudelaire, krijgt de naam spleen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tijdsgeest / zeitgeist

A

Tijdsgeest of zeitgeist is de kenmerkende manier van denken en handelen van het merendeel van de bevolking in een bepaalde tijd. De kenmerken van de diverse stijlperiodes en stromingen zijn nauw verweven met de tijdsgeest of zijn reactie op de heersende tijdsgeest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

monoloog

A

Deel van een toneelstuk waarin iemand ( voor langere tijd ) alleen aan het woord is. Wanneer een toneelstuk maar 1 acteur heeft en die dus alleen aan het woord is de hele tijd spreken we van een monoloog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dialoog

A

Deel van een toneeltuk waarin twee personages tegen elkaar praten. De meestertoneelstukken bestaan voor het grootste deel uit dialogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

polyloog

A

Deel van een toneelstuk waarin drie of meer personages aan het woord komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly