H02 : proza : ( soorten sprookjes ) Flashcards

1
Q

volkssprookjes

A

Sprookjes die ontstaan zijn als volksvertelling en mondeling zijn overgeleverd zijn volkssprookjes.

Kenmerken :
→ heksen, sprekende dieren ( dierensprookje ) of dingen, kabouters, feeën, draken, trollen, tovenarij, …
→ Bevatten informatie over oude gebruiken in verband met rechtspraak, geloof, huwelijk, … ( = cultuurresten ).
→ Er is geen scheiding tussen de gewone realiteit en de bovennatuurlijke wereld, het bovennatuurlijke maakt deel uit van de gewone realiteit.
→ happy end
→ eenvoudige zinsbouw, structuur en karaktertekening
→ veel herhalingen ( alles moet vaak drie keer )
→ Vaste formules voor de inleiding : “Er was eens …”, en het slot : “En ze leefden nog lang en gelukkig.
→ Deugd wordt beloond en kwaad gestraft, er is een duidelijke zwart-witverhouding tussen goed en kwaad en goed en kwaad zijn duidelijk herkenbaar.
→ vaste structuur : opdracht - tegenstand ( van het kwaad ) - overwinning van het goede - happy end

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cultuursprookjes

A

Sprookjes die door een schrijver zijn bedacht en neergeschreven zijn cultuursprookjes.

Cultuursprookjes zijn jonger dan volkssprookjes en hebben een auteur. Ze hebben meestal veel van de kenmerken van volkssprookjes, maar de schrijver kan ook kiezen om hier in meer of minder mate van af te wijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly