Geneeskunde 2B3 HC week 3 - 1 t/m 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van de huid?

A
  • barrièrefunctie: bescherming tegen invloeden van buitenaf (micro-organismen, UV-licht, schadelijke stoffen) en vasthouden van water
  • handhaven van interne milieu: temperatuurregulatie (via bloedvaten en zweetklieren) en vochthuishouding
  • doorgeven van signalen: pijn, tast, warmte, kou (isolatie)
  • vitamine D aanmaak: pre-vitamine D wordt in de lever/nier omgezet in vitamine D
  • opslagplaats voor energie
  • intermenselijk contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe groot is de huid en waar bestaat het uit?

A

Oppervlakte is 1,5-2 m^2, gemiddeld 15 kg en er leven 1,5 biljoen micro-organismen op de huid (meest zijn commensaal, dus niet pathogeen)

Huid bestaat uit:
- epidermis (opperhuid, meerlagig epitheel, geen bloedvaten): van boven naar onder; stratum corneum (keratine 1 en 10), stratum lucidum, stratum granulosum, stratum spinosum (keratine 5 en 14), stratum basale
- basaalmembraan/dermo-epidermale overgang: bestaat uit papillen (stevigheid), bloedvaten (temperatuurregulatie), fibroblasten (tussenstof) en adnexen (huidaanhangsels), dikte is 1-3 mm
- dermis (lederhuid): stratum papillare, stratum reticulare
- subcutis
–> ook zitten in de huid nog haren, talgklieren, spieren, bloedvaten, zenuwen en zweetklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen zitten er in de epidermis van de huid en wat is de functie van de epidermis?

A

Soorten cellen:
- Keratinocyten (hoorncellen): hiertussen eiwitten en lipiden, groeien vanuit stratum basale in ong. 28 dagen tot een dode cel in stratum corneum die van de huid afvalt, verschilferen is alleen bij een niet gezonde huid (bijv. door toegenomen celdeling)
- Melanocyten (pigmentcellen; eumelanine, pheomelanine): ieder mens heeft er ongeveer evenveel, maken pigmentbolletjes (melanosomen) wat bij een donkere huid meer gebeurt en ze zijn dan groter –> als keratinocyten deze opnemen zal je huid donkerder worden, vormt samen met keratinocyten een epidermale-melanocytaire unit (melanine-pigment beschermt als een soort paraplu de celkern van keratinocyten)
- Langerhanscellen: APC van de huid, bij blootstelling migratie naar lymfeklieren voor presentatie antigeen aan T-cellen
- Merkelcellen
- Vrije zenuwuiteinden
–> geen bloedvaten!

Functie: voornamelijk barrièrefunctie tegen micro-organismen, UV-licht, schadelijkere stoffen en vochtverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke cellen zitten er in de dermis van de huid en wat is de functie van de dermis?

A

Opbouw:
- fibroblasten: maken dermale matrix zoals collageenvezels (trekvast) en elastinevezels (rekbaar, gaan bij ouder worden kapot (en ook minder talg)), zorgen voor stevigheid, soepelheid en volume
- glycosaminoglycanen
- dermatansulfaat (H2O binding)
- hyaluronzuur

Functie: Mechanische bescherming, thermoregulatie, aanvoer voedingsstoffen en zuurstof, aanvoer ontstekingscellen, pijn- en tastzin, aanvoer keratinocyten en melanocyten bij wondherstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de eigenschappen van haarfollikels, talgklieren en zweetklieren in de huid?

A

Haarfollikels: kunnen niet ontstaan tijdens het leven, dus bij een wondje littekenweefsel zonder haarfollikel
Talgklieren: kunnen ook niet ontstaan tijdens het leven, maken talg; substantie die laagje vormt op de huid waardoor minder vochtverlies plaatsvindt
Zweetklieren: 2 soorten;
- eccriene zweetklieren: liggen in dermis/subcutis, zorgen voor thermoregulatie, terugresorptie van natrium, homeostase van water en elektrolyten
- apocriene zweetklieren: liggen dieper in subcutis, o.i.v. androgenen wordt secreet gevormd, door bacteriën kan het worden omgezet, veroorzaakt de lichaamsgeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de subcutis en wat is de functie?

A

Opbouw: vetcellen (lipocyten), netwerk van bindweefsel, bloedvaten en zenuwen
Functies: energiereserve, isolatie, waterreservoir, vormen van een stootkussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt het observeren van de huid?

A

Belangrijk om eerst te kijken en dan de beschrijven, patroonherkenning is hier ook belangrijk in

Beschrijven wordt gedaan a.d.h.v. PROVOKE:
- Plaats, lokalisatie en symmetrie
- Rangschikking, samenhang van de huidafwijking
- Omvang; aantal en grootte
- Vorm: rond, ovaal, druppelvormig, etc.
- Omtrek (begrenzing): (on)scherp of wisselend
- Kleur
- Efflorescenties: primair of secundair (=bloeiwijze)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor staat de P uit PROVOKE?

A

Plaats; lokalisatie huidafwijking
- als het extremiteiten betreft ook vermelden of het de strekzijde of buigzijde is
- soms hebben huidaandoeningen voorkeurslokalisaties (op elleboog meestal door psoriasis en in elleboogplooi meestal eczeem)
- symmetrisch of asymmetrisch (komt meestal van buitenaf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor staat de R uit PROVOKE?

A

Rangschikking; samenhang van de huidafwijking
- groepsgewijs, gegeneraliseerd, kerstboom afwijking, segmentaal
- termen: gegroepeerd (lineair, annulair (ringvorm), herpetiform (in groepjes)), gedissemineerd, diffuus, discreet, reticulair, confluerend, folliculair, solitair, circumscript, regionaal, segmentaal, gegeneraliseerd (groot gedeelte) en universeel

Specifieke samenhang te verdelen in:
- solitaire afwijking = afwijking is slechts 1 plek
- circumscripte/regionale afwijking = afwijking betreft 1 been/lichaamsdeel, uitsluitend aan 1 zijde van het lichaam
- segmentaal = bepaald gebied is aangedaan
- gedissemineerd = verspreid over de huid afwijkingen, met nog gewone huid ertussen
- diffuus = hele huid is aangedaan, kan levensbedreigend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvoor staat de 1e O uit PROVOKE?

A

Omvang (grootte), wordt uitgedrukt in cm en ook kijken naar aantal huidafwijkingen
- miliair: 1-2 mm
- lenticulair 3-10 mm
- nummulair: 1-3 cm
- kinderhandpalmgroot: 3-5 cm
- handpalmgroot: 5-10 cm

–> voorkeur om in cm te beschrijven en niet in deze termen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor staat de V uit PROVOKE?

A

Vorm, onderscheid tussen:
- rond (erythemateus)
- ovaal
- veelhoekig (polygonaal)
- veelbochtig (polycyclisch)
- lineair (mensen hebben vaak jeuk)
- ringvormig (annulair)
- schietschijf (kokarde)
- rechthoekig

Of bijv.: bolrond, gesteeld, opgeworpen rand, hemisferisch vlak (licht bol), spits of hobbelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvoor staat de 2e O uit PROVOKE?

A

Omtrek, gekeken of de huidafwijking lijnscherp, scherp, matig scherp of onscherp is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor staat de K uit PROVOKE?

A

Kleur, eerst de huidskleur van de patiënt beschrijven op schaal van type 1 (bleek) t/m type VI (zwart)

Daarna kan de kleur van de huidafwijking beschreven worden (rood, blauw, geel, zwart, etc.), ook kijken of de kleur wegdrukbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor staat de E uit PROVOKE?

A

Efflorescenties, kunnen worden beschreven in de groepen van Darier:
1. erytheem: roodverkleuring van de huid
2. papuleuze dermatosen: bobbel op/in de huid (papel)
3. erythemato(papulo)squameuze dermatosen
4. eczemen
5./6. vesico(bulleuze) dermatosen: kleine blaasjes
7. pustuleuze dermatosen: met pus gevuld blaasje
8. tumoren en zwellingen: bij noduli een circumscripte palpabele weerstand in de cutis/subcutis/boven de huid verheven, als het groot is wordt het een tumor genoemd
–> macula: kleurverandering in het niveau van de huid, hyper-/hypopigmentatie, depigmentatie of erytheem, geen sprake van epidermale/dermale afwijkingen (bijv. moedervlek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn secundaire efflorescenties of acne vulgaris?

A

Secundaire efflorescenties: ontstaan later in de tijd door andere afwijkingen, bijv. door invloeden van buitenaf zoals krabeffecten of door verandering van een primaire efflorescentie (bijv. atrofie of litteken), kan ook ontstaan door huidproducten, voorbeelden:
- squamae (schilfers)
- crusta (ingedroogde secreties met kortsjes)
- excoriaties (krabeffecten)
- ulcus (defect huid)
- lichenificatie (vergroving van het huidreliëf)
- fissuur (kloof/scheur)

Acne vulgaris: combinatie van efflorescenties, polymorf beeld, sprake van pustels, comidonen (mee-eters) en rode papels, ook soms crustae of krabeffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van een wond?

A

Een efflorescentie (ulcus) en dus geen diagnose, oftewel een onderbreking van de huid
- Litteken: genezen wond, een wond kan niet genezen zonder littekenvorming
- Bij de foetus nog een regeneratief vermogen maar dit verdwijnt snel na de geboorte (behalve bij bijv. de lever)
–> Littekenvorming is sneller en er is hierdoor minder kans op invloeden van buitenaf dus betere bescherming (overlevingsvoordeel), maar bij regeneratie blijft de kwaliteit van het orgaan beter behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uit welke 3 fasen bestaat de wondgenezing?

A
  • Inflammatoire fase: tot maximaal 2 weken, vasculaire respons (bloedstelping) en cellulaire respons (invasie in wond, fagocytose micro-organismen, débridement van necrose, aantrekken fibroblasten, vaatingroei/angioneogenese)
  • Proliferatieve fase: maanden, re-epithelialisatie huid-oppervlak, neoangiogenese, anastomosering aan pre-existente vaten, koppelen vaten in wondgebied, vorming granulatieweefsel en wondrandcontractie
  • Remodelleer fase: tot een jaar of langer, herschikken collageenvezels, atresie bloedvaatjes
18
Q

Wat is een chronische wond en welke differentiaaldiagnose kan daarbij horen?

A

Niet-genezende wonden, geen anatomische en functionele integriteit <3 maanden
- 1% van Europeanen, 2% van budget in gezondheidszorg
- Er is persisterende inflammatoire fase en balans tussen pro- en anti-inflammatoire cytokinen is verstoord
- DD: vasculair, neuropathisch, metabool, hematologisch, exogeen, maligniteit, infectie, medicatie-gerelateerd, genetisch, huidaandoening

19
Q

Wat zijn factoren in de wond, rond de wond, systemisch en extern die bijdragen aan een slechte wondgenezing?

A
  • In de wond: bacteriële infectie, inadequate behandeling, slecht wondklimaat (inadequate lokale behandeling, contactallergie), vreemd lichaamsmateriaal, maligniteit
  • Rond de wond: slechte doorbloeding, oedeem, neuropathie, druk, status na radiotherapie, terugkerend trauma
  • Systemisch: comorbiditeit, hoge leeftijd, voedingstoestand, medicatie, obesitas, roken, alcohol
  • Extern: onvoldoende wondzorg of compressietherapie
20
Q

Wat is exantheem?

A

Huiduitslag/rash als uiting van een algemene aandoening
- vnl. rode vlekjes (macula) en bultjes (papels)
- veel infecties gaan hiermee gepaard
- morbilliform als het grofvlekkig is (bijv. uitslag van mazelen), rubelliform als het fijnvlekkig is (bijv. bij rubella)
- enantheem zit op de slijmvliezen (mond, maag, darm)

21
Q

Wat zijn de oorzaken van exantheem?

A

Veel verschillende:
- infectieus: bacterieel of viraal
- niet-infectieus: allergie (bijv. voor geneesmiddelen), auto-immuunziekte, vasculitiden (bijv. ziekte van Kawasaki)
- overig (bijv. door geneesmiddelen)

22
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken bij de anamnese om de juiste diagnose te stellen?

A
  • leeftijd: klassiek (rubella/morbilli) vaker bij oudere kinderen, door infecties met enterovirussen vaker bij jongere kinderen, exanthema subitum vaker bij zuigelingen
  • voorgeschiedenis van exanthematische ziekten: roodvonk en rode hond met grote argwaan beschouwen (klinische diagnose onbetrouwbaar zonder lab bevestiging)
  • medicatiegebruik
  • immuunstatus
  • koorts: ook tijdsrelatie met koorts belangrijk
  • seizoensinvloed: vaak gepaard met infectieziekten die meer/minder aan seizoenen zijn gebonden, mazelen, waterpokken en rode hond vaker winter/lente en met enterovirus vaker zomer/herfst
  • vaccinatiestatus: bepaalde ziekten meer/minder waarschijnlijk
  • voorafgaande contacten met een besmettelijke ziekte: vooral kijken naar incubatietijd, respiratoire/enterovirussen enkele dagen terwijl waterpokken en rubella ong. 14 dagen incubatietijd
  • bijkomende klachten en symptomen: bijv. luchtweginfectie en conjunctivitis bij mazelen, of hoge koorts voorafgaand aan exanthema subitum
23
Q

Wat zijn de klassieke exantheemziekten?

A

Zijn op volgorde van ontdekken, pas later werden de ziekteverwekkers ontdekt:
1. Mazelen/Morbilli
2. Roodvonk/Scarlatina
3. Rode hond/Rubella
5. Erythema infectiosum
6. Exanthema subitum/Roseola infantum
7. Waterpokken/Varicella

–> de 4e ziekte (Morbus Filatov-Dukes) bleek een variant van rubella te zijn en is daarom afgevallen

24
Q

Wat zijn niet-klassieke exantheemziekten?

A

Voorbeelden:
- viraal exantheem eci. (vaak koorts, luchtwegklachten en huiduitslag maar past verder niet bij de klassieke exantheemziekten)
- mononucleosis infectiosa
- petechiën bij meningitis
- hand-, voet- en mondziekte
- erythema multiforme
- ziekte van Kawasaki
- gianotti crostisyndroom

25
Q

Wat zijn de kenmerken van mazelen:
- epidemiologie
- pathogenese
- overdraagbaarheid
- symptomen
- exantheem
- risicofactoren
- complicaties ?

A

Veroorzaakt door het paramyxovirus
- epidemiologie: voorkeursleeftijd 0,5-4 jaar
- pathogenese: verspreidt zich via aerogene respiratoire route (of soms via conjunctivae), enkelstrengs RNA-virus gegeneraliseerde infectie waarbij leukocyten, endotheelcellen, slijmvliezen en epitheliale cellen betrokken zijn, celdood door fusie van geïnfecteerde cellen in weefsels (soms ook in CZS –> encefalitis)
- overdraagbaarheid: incubatietijd 8-14 dagen, besmettelijk vanaf 4 dagen voor aanvang van prodromale fase tot 4 dagen na ontstaan van exantheem
- symptomen: (hoge) koorts, conjunctivitis, rhinitis, hoesten (te diagnostiseren met IgM-antistoffen)
- exantheem: begint vaak na 3-7 dagen en is grofvlekkig, confluerend en maculopapuleus (op 2-4e dag), begint op hoofd (achter oren) en breidt zich in dagen uit naar romp+ledematen, kan verschillende vormen hebben, na enkele dagen verbleekt het in witte vlekken op het mondslijmvlies (Koplik-vlekken: pathognomonisch (alleen kenmerkend voor mazelen), in prodromale fase (voordat patiënt ziek is)),
- risicofactoren: kinderen <1 jaar/pasgeborenen van niet-immune moeders
- complicaties: vaak zelflimiterend, bij 5-10% otitis media of pneumonie, bij 0,1% myocarditis of encefalitis

26
Q

Wat zijn de kenmerken van roodvonk/Scarlatina:
- epidemiologie
- pathogenese
- overdraagbaarheid
- symptomen
- exantheem
- behandeling
- risicofactoren
- complicaties ?

A

Veroorzaakt door streptococcus pyogenes (groep A β-hemolytisch)
- epidemiologie: voorkeursleeftijd 2-10 jaar
- pathogenese: door exotoxine dat wordt uitgescheiden door de bacterie
- overdraagbaarheid: incubatietijd van 2-7 dagen, besmettelijk voor aanvang van eerste klachten tot huidafwijkingen verdwenen zijn, kind mag wel gewoon naar school/crèche
- symptomen: abrupte koorts, keelontsteking (tonsillitis), gezwollen cervicale klieren (ook klinische diagnose, soms retrospectief na aspecifieke koortsperiode)
- exantheem: vanaf 2e dag, puntvormig, rood, ruw, verspreid van borst naar gehele lichaam (vooral oksels/liezen), hierna vervelling, enantheem op tonsillen, rode farynxbogen en frambozentong (eerst wit en na 3 dagen rood, dik en bobbelig), narcosekapje (driehoek rondom mond en neus geen huiduitslag)
- behandeling: expectatief, antibiotica bij specifieke indicaties (bijv. ernstig ziek, dreigende dehydratie, verminderde afweer, meerdere gevallen) –> geen garantie op blijvende immuniteit na doormaken
- risicofactoren: anatomische afwijkingen KNO-gebied, syndroom van Down
- complicaties: mild beloop, na 2-3 weken huid vervellen vnl. handpalmen en voetzolen, peritonsillair abces/infiltraat, otitis media acute, dehydratie, sepsis (en NWDI en STSS) en laat zoals acuut reuma, poststreptokokken glomerulonefritis (zeldzaam)

27
Q

Wat zijn de kenmerken van Rubella/Rode hond:
- epidemiologie
- pathogenese
- overdraagbaarheid
- symptomen
- diagnostiek
- behandeling
- risicofactoren
- complicaties ?

A

Veroorzaakt door togaviridae, genus rubivirus (rubellavirus)
- epidemiologie: vooral bij kinderen 6-12 jaar
- pathogenese: enkelstrengs RNA, infecteert lymfoïde weefsel van nasopharynx en bovenste luchtwegen, hierna systemische verplaatsing naar organen (waaronder placenta)
- overdraagbaarheid: incubatietijd van 12-23 dagen, verspreiding via aerogene respiratoire route
- symptomen: eerst bovenste luchtweginfectie met lymfadenopathie (retroauriculair, cervicaal, occipitaal) en soms gewrichtsklachten, 1 dag later exantheem; kleinvlekkig maculopapuleus en later confluerend tot grotere vlekken beginnend in gelaat en later op de romp, enantheem; kleine rode vlekjes op palatum molle, na ongeveer 3 dagen nemen de klachten af
- diagnostiek: IgG-antistoffen van rubellavirus en IgM of keelwat op PCR
- behandeling: symptomatisch, expectatief, vaccinatie (RVP)
- risicofactoren: zwangeren (1e trimester –> congenitaal rubella syndroom (retardatie, oor-/oog-/hartschade))
- complicaties: mild beloop, zelf limiterend, mogelijk trombocytopenische purpura, encefalitis en Guillain-Barré syndroom

28
Q

Wat zijn de kenmerken van Erythema infectiosum (5e ziekte):
- epidemiologie
- pathogenese
- overdraagbaarheid
- symptomen
- diagnostiek
- behandeling
- risicofactoren
- complicaties ?

A

Veroorzaakt door humaan parvovirus B19
- epidemiologie: vooral bij kinderen 4-10 jaar
- pathogenese: kleinste DNA-virus (enkelstrengs zonder envelop), is seizoensgebonden
- overdraagbaarheid: incubatietijd van 7-21 dagen, via aerogene respiratoire route of handen besmetting, besmettelijk vanaf 1 week voor symptomen
- symptomen: eerst lichte ziekteverschijnselen waarna klachten verdwijnen en dan tweede ziekteperiode met malaise, koorts, gewrichtspijnen, exantheem; fijnvlekkig, roze/rood wegdrukbaar, maculopapuleus, vlindervormig in gelaat, strekzijde van ledematen en soms op billen/romp, eerst scherp begrensd en later confluerend met centrale verbleking (guirlandes), geen enantheem. Kenmerkend zijn de slapped cheeks (rode wangen)
- diagnostiek: klinische diagnose
- behandeling: symptomatisch, expectatief, wering school/crèche niet zinvol voor besmettelijkheid
- risicofactoren: gevaarlijk voor zwangeren
- complicaties: mild zelflimiterend beloop, weinig complicaties, evt.: aplastische crise bij chronische hemolytische anemie, intra-uteriene vruchtdood/spontane abortus bij infectie zwangeren <20 weken,

29
Q

Wat zijn de kenmerken van Exanthema subitum/Roseola infantum (6e ziekte):
- epidemiologie
- pathogenese
- overdraagbaarheid
- symptomen
- diagnostiek
- complicaties

A

Veroorzaakt door humaan herpesvirus-6/7 (HHS-6/HHS-7)
- epidemiologie: vooral bij kinderen 3 mnd-3 jaar, bijna alle kinderen zijn na 2e levensjaar seropositief
- pathogenese: tijdens hiv-onderzoek ontdekt dat T-lymfocyten infectie verwant aan CMV
- overdraagbaarheid: incubatietijd 5-14 dagen, verspreiding via aerogene respiratoire route
- symptomen: enkele dagen hoge koorts (40 graden) zonder focus, later kortdurend exantheem; kleine, roze, lenticulaire vlekjes, licht confluerend, beginnend op romp en later op armen, geen enantheem
- diagnostiek: meestal niet nodig, klinische diagnose of serologie (blijft latent aanwezig en wordt in wisselende mate uitgescheiden in speeksel)
- behandeling: symptomatisch, expectatief, wering school/crèche niet nodig
- complicaties: mild beloop, zelflimiterend, kan i.c.m.; milde bovenste luchtweginfectie, otitis media, koortsconvulsies en/of lymfadenopathie in hoofd-halsgebied, complicaties alleen bij patiënten met verminderde immuniteit (bijv. afstoting, pneumonie of encefalitis)

30
Q

Wat zijn de kenmerken van waterpokken:
- epidemiologie
- overdraagbaarheid
- symptomen
- diagnostiek
- behandeling
- complicaties

A

Veroorzaakt door varicella zoster virus (HHV-3)
- epidemiologie: vooral bij 0-4 jaar
- overdraagbaarheid: incubatietijd 1-21 dagen, verspreiding via aerogene respiratoire route en via huidlaesies, besmettelijk vanaf 1-2 dagen voor aanvang klachten en tot 5 dagen na ontstaan exantheem, besmettingsrisico is erg hoog
- symptomen: (lichte) koorts, malaise, exantheem met jeuk; maculae op romp, gelaat en behaarde hoofdhuid, gaat snel over in blaasjes (maculae –> papels –> vesikels) en crusteuze laesies, typisch dat alle stadia van huidafwijkingen tegelijkertijd aanwezig zijn, enantheem in vesikels/ulcera op mondslijmvlies –> blijft hierna latent aanwezig in sensibele ganglia (herpes zoster/gordelroos) en hierdoor reactivatie mogelijk
- diagnostiek: klinische diagnose, op indicatie PCR uit blaasjes of serologisch onderzoek naar IgG-antistoffen
- behandeling: symptomatisch, expectatief, bij niet-immuun zwangeren of pasgeborenen immunoglobulinen geven
- complicaties: over het algemeen zelflimiterend, bij een zwangere kans op congenitaal varicella syndroom (in week 13-20, aangeboren afwijkingen in foetus), superinfectie (cellulitis, artritis, osteomyelitis), meningo-encefalitis, pneumonie

31
Q

Welke exantheemziekten hebben een meldingsplicht en hoe verloopt dit?

A

Meldingsplicht bij GGD bij:
- Mazelen: meldingsplichtige ziekte groep B2; bij constatering of vermoeden binnen 24 uur melden, ook sinds 1976 vaccinatie dus incidentie fors afgenomen, wering van school/crèche is niet zinvol bij ziekte want besmettelijk voor uitbraak symptomen, lage incidentie in NL (wel dalende vaccinatiegraad)
- Rode hond/Rubella: ook groep B2, vaccinatiegraad 93,6%, sinds 1974 in rijksvaccinatieprogramma, bij besmetting is wering van school/crèche niet zinvol, wel moet je ouders en personeel inlichten

Niet bij:
- Roodvonk: in meerdere gevallen soms overleg met GGD, invasieve GAS infecties (met NWDI, STSS en puerperale infecties) wel melden
- Erythema infectiosum (5e ziekte): alleen bij meerdere ziektes het melden bij het kinderdagverblijf/school, hoeft niet bij GGD
- Exanthema subitum (6e ziekte): bij meerdere gevallen binnen 1 instelling kan er een meldingsplicht zijn
- Waterpokken: geen meldingsplicht bij individuele gevallen, maar wel bij clusters patiënten op scholen/kinderopvangcentra, ook mogen kinderen met natte blaasjes soms niet vliegen, wering scholen/kinderopvang is niet noodzakelijk maar wel contact met risicogroepen vermijden, vaccinatie kan ook (niet standaard in NL)

32
Q

Wat is de ziekte van Behçet en wat zijn de klachten?

A

Vasculitis dat kan voorkomen in zowel grote als kleine vaten, bevat aspecten van auto-immuniteit maar is eigenlijk meer een auto-inflammatoire ziekte; er is een ontsteking tegen de eigen lichaamscellen dat gepaard kan gaan met koorts
- Typische klachten: pijnlijke orale aften, pijnlijke genitale zweren, pijnlijke pustels (vaak in ogen, huid, genitaliën, tractus digestivus); hierdoor minder eten (+ afvallen), blindheid (uveïtis), folliculitis, erythema nodosum (grote, pijnlijk verheven plaques op de onderbenen), steriele pustels (geen bacteriën erin)
- Systeemziekte, dus orale ulceraties (98%), huidlaesies en genitale ulceraties (80%), oculaire ziekte (50%), gewrichtsklachten (45%), neurologische klachten (5-25%), gastro-intestinale klachten (0-25%), vasculaire ziekten (16%) maar ook bijv. een longbloeding, psychiatrische uiting of epidydimitis komen voor

33
Q

Aan welke ziektes moet je denken bij recidiverende orale ulcera?

A
  • Orale afteuze stomatitis
  • Syfilis
  • Herpes simplex virus
  • Epstein-Barr virus
  • Systemische lupus erythematodes (SLE)
  • Ziekte van Crohn
  • Linchen planus
  • Pemphigus
  • Trauma
  • Ziekte van Behçet
34
Q

Hoe maak je de diagnose van de ziekte van Behçet?

A

Aan de hand van het major criteria i.c.m. 2 of meer minor criteria
- Major criteria: minimaal 3x per jaar orale zweren
- Minor criteria: recidiverende ulcera door patiënt/arts waargenomen, oogafwijkingen (uveïtis posterior (gevaarlijker) of anterior, vasculaire chorioretinits) door oogarts bevestigt, huidafwijkingen door patiënt/arts waargenomen, positieve pathergietest (<24-48 uur door arts beoordeeld, prikken met een naald waardoor puistjes ontstaan)

35
Q

Welke symptomen hebben patiënten met de ziekte van Behçet m.b.t. gewrichten?

A
  • 67% van de Behçet patiënten krijgt op een bepaald moment last van artralgie: pijnlijke maar niet-inflammatoire gewrichten
  • 30% krijgt ook artritis, vooral knieën en enkels zijn aangedaan of een inflammatoire rugpijn krijgen (associatie met ziekte van Bechterew)
36
Q

Welke symptomen hebben patiënten met de ziekte van Behçet m.b.t. de hersenen?

A

Er is een vorm van neurobehçet:
- Parenchymale CNS-betrokkenheid inclusief de hersenstam en ruggenmerg, soms een meningoencefalitis
- Non-parenchymale betrokkenheid (neurovasculair): sinus trombose, arteriële occlusie/aneurysma
–> Hieraan kun je overlijden, kan ook lijken op SLE waardoor het moeilijk te diagnostiseren is

37
Q

Welke symptomen hebben patiënten met de ziekte van Behçet m.b.t. de vaten?

A

De ziekte van Behçet is een vasculitis die in alle vaten kan zitten, klassiek onderverdeeld in:
- Grote vaten: giant cell artritis
- Medium vaten: Kawasaki en polyarteritis nodosa
- Kleine vaten: ANCA (GPA/Wegener), immuuncomplexen
- Variabel in alle vaten: Behçet

Daarnaast kan het arterieel (vasculitis, pulmonaal vat aneurysma of aortitis) of veneus (tromboflebitis, DVT en longembolie) zijn

38
Q

Wat is de epidemiologie van de ziekte van Behçet?

A

Komt voor van Japan tot in Oost-Europa (Turkije), waarschijnlijk te maken met genetische predispositie van het HLA-B51 (50-80% van de patiënten is HLA-B51 positief)
- Prevalentie in Turkije is 70-450/100.000 en in Europa 0,2/100.000, in Nederland voornamelijk mensen uit Zeeland omdat na de Tachtigjarige oorlog Spanjaarden zijn achtergebleven –> bij Turkse mensen in NL is de prevalentie bijna hetzelfde als in Turkije (70/100.000)
- Komt iets vaker voor bij mannen (1,2:1) en is ook ernstiger bij mannen (hogere morbiditeit)
- Eerste symptomen meestal rond 20-30 jaar (derde decade), bij jongere presentatie vaak ernstigere en langere klachten

39
Q

Wat is de pathofysiologie van de ziekte van Behçet?

A

APC’s worden geactiveerd door triggers (bijv. auto-antigenen, superantigenen (stafylokokken), virale/bacteriële antigenen, HSP65, retinal S-proteïne) –> hierdoor regulatiestoornissen, productie van pro-inflammatoire cytokinen, stimulatie T-celcompartiment en neutrofiele granulocyten (veroorzaken positieve pathergietest door influx in weefsels) –> hierdoor weefselschade, endotheelschade, inflammatie en vasculitis omdat alle bloedvaten (groot tot klein) kunnen worden aangedaan
–> Beloop ziekte is prognostisch ongunstig en er is een associatie met HLA-B51 (MHC-type-1 molecuul)

40
Q

Hoe is de behandeling van de ziekte van Behçet?

A

Niet veel wetenschappelijke bewijs voor de meest effectieve behandeling (deels door zeldzaamheid), toegepaste middelen:
- Thalidomide (softenon): grijpt in op DNA
- Prednison/azathioprine/cyclosporine/
mycofenolaat motefil: remmen T-cellen, voornamelijk bij transplantatie, SLE en als alternatief in 2e lijn bij Behçet uveïtis (respons 55-85%)
- Colchicine: remmen neutrofiele granulocyten, relatief mild en goed effect op aften, wel als bijwerking diarree

Vaak een step-up behandeling:
1. Eerst lokale therapie (steroïdzalf)
2. Systemische therapie
3. Ernstige ziekteverschijnselen: hoge dosering steroïden –> op lange termijn overstap op steroïdsparende medicatie (methotrexaat, azathioprine of colchicine)

41
Q

Welke rol spelen biologicals bij de ziekte van Behçet?

A

TNF-α spiegels in oogvocht en serum zijn verhoogd, speelt ook een rol bij auto-immuun/-inflammatoire ziekten, pro-inflammatoir cytokine met veel verschillende effecten (productie pro-inflammatoire cytokinen en chemokinen, activatie epitheliale cellen en angiogenese), wel vooraf op TBC testen (mogelijk opvlamming), langdurige behandeling is mogelijk
- Thalidomide (Humira): TNF-α remmer die ingrijpt op de angiogenese (intracellulaire signalering wordt ook geblokkeerd dus geen ontstekingsreactie), contra-geïndiceerd bij zwangeren (remt ontwikkeling ledematen van foetus), dosering is 1dd 100 mg, stopt afname visus en zorgt voor minder visites in het ziekenhuis en minder huidafwijkingen, werkt snel en effectief, veilig als mono- en combinatietherapie

Indicaties: lepra, multipel myeloom, Kaposi sarcoom, auto-immuunziekten, Behçet (uveïtis, IBD, afwijkingen CZS en ernstige zweren)