Geneeskunde 2B3 HC week 2 - 1 t/m 4 Flashcards
Wat is een community-acquired pneumonia (CAP)?
Veel voorkomende lagere luchtweginfectie
- ernstige aandoing, belangrijkste doodsoorzaak ten gevolge van een infectieuze aandoening
- er moet een consolidatie (vloeistof in long) op de X-thorax zichtbaar zijn voor de diagnose!
- wereldwijd mortaliteitspercentage 14%, op de IC tot 37%, is al erg afgenomen na de ontdekking van penicilline (1947)
- ontsteking die men buiten het ziekenhuis oploopt (binnen het ziekenhuis is hospital-acquired pneumonia (HAP)
Wat is de pathogenese van pneumonie?
Micro-organismen die pneumonie veroorzaken (bijv. streptococcus pneumoniae) worden aerogeen overgedragen (zitten in je mond/keel of worden door iemand anders op je overgedragen) –> bacterie dringt alveoli binnen en gaat zich daar vermeerderen –> alveolaire macrofaag probeert infectie te klaren door productie van cytokinen –> neutrofiele granulocyten worden aangetrokken –> in alveoli aanmaak van alveolair exsudaat (bestaat uit debris van de bacterie en neutrofiele granulocyten) –> hierdoor een belemmering van de gasuitwisseling in de alveoli waardoor klachten ontstaan
Welke verdedigingsmechanismen bevat de luchtwegen?
- innate afweer: hoestreflex, mucociliaire klaring (slijm en trilharen verplaatsen micro-organismen naar boven), antimicrobiële eigenschappen van mucosale oppervlak (secretoir IgA)
- humorale afweer: antistoffen (IgG)
- cellulaire afweer
Wat zijn de symptomen van een pneumonie?
- koorts
- hoesten (met/zonder slijmopgave)
- dyspneu (kortademig)
- pijn (door prikkeling van het longvlies)
- vermoeidheid/malaise
Belangrijk voor de anamnese is tijdsduur van de klachten, ernst van de klachten (benauwd, hoesten, hoge koorts) en mogelijke verwekkers
Wat zijn de typische verwekkers van pneumonieën?
Typische verwekker is bèta-lactam gevoelig en zichtbaar op een gramkleuring/kweek
- S. pneumoniae (pneumococ)(40%): acuut ziek, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen –> penicilline, amoxicilline, azitromicine
- H. influenza (10%): mild beloop, groenig sputum, minder hoge koorts, vaak bij pulmonale comorbiditeit (COPD) –> amoxicilline, ciprofloxacine
- Staphylococcus aureus (5%): acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen, vaak na griep –> flocloxacilline, augmentin, levofloxacin
Wat zijn de atypische verwekkers van pneumonieën?
Atypische verwekker is bèta-lactam resistent en kan niet worden aangetoond met klassieke diagnostiek
- Mycoplasma (8%): griepachtig, hoofdpijn, spierpijn, niet erg ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder comorbiditeit –> azitromycine
- Legionella (5%): acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen, vaak oude hotels in warme landen, sauna’s en zwembaden –> ciprofloxacine, azitromycine
- Chlamydia (1%): griepachtig, hoofdpijn, spierpijn, niet erg ziek, jonge mensen (<45 jaar), geen comorbiditeit, kan associatie met papegaai –> azitromycine
Welk lichamelijk onderzoek doe je bij verdenking op een pneumonie?
Kijken naar de volgende aspecten:
- bewustzijn patiënt ((helder <-> verward –> ernstig ziek? denken aan Legionella)
- kortademigheid (indicatie ernst)
- O2-saturatie
- bloeddruk
- pols
- temperatuur
- crepitaties
- verscherpt ademgeruis (bij ernstige pneumonie)
- gedempte percussie
Welk aanvullend onderzoek doe je bij verdenking op een pneumonie?
- Laboratoriumonderzoek: leukocyten + differentiatie, CRP, leverenzymen, nierfunctie
- X-thorax: nodig voor diagnose
- Arteriële bloedgasanalyse
- ECG
- Sputum: kweek (tweemaal)
- Legionella/pneumokokken urine antigeen sneltest (bij ernstige variant)
- Bloedkweken (tweemaal)
Bij een verdenking op atypische verwekkers nog andere mogelijkheden:
- serologie: mycoplasma, chlamydia, legionella, viraal (influenza A/B, SARS-CoV-2, parainfluenzavirus, adenovirus)
- pleurapunctie bij pleuravocht: gramkleuring en kweek
- bronchoscopie
- CT-scan: uitgebreidheid, betrokkenheid longvlies, aanwezigheid empyeem
–> veel diagnostiek omdat er een hoge mortaliteit is en je graag wilt weten wat je behandeld om de behandeling hier op af te kunnen stemmen en te kunnen kijken wanneer er sprake van resistentie is
Hoe is de classificatie van een pneumonie?
2 systemen:
PSI: pneumonia severe index, wordt in NL niet echt gebruikt omdat hij heel erg uitgebreid is (zie afbeelding!), hij maakt een inschatting van de ernst van de ziekte (en prognose) door naar veel verschillende factoren te kijken, vertelt waar patiënt het beste behandeld kan worden
CURB-65 score/AMB-065 score: relatief eenvoudig, staat voor:
- Confusion
- Ureum >7
- Respiratoire frequentie (ademhalingsfrequentie) >28/min
- Bloeddruk systolisch <90 of diastolisch <60 mmHg
- 65 jaar of ouder
–> 0-1 punt is thuis behandelen, 2 punten is opname op verpleegafdeling geïndiceerd en bij 3/meer punten een langere opname mogelijk op de IC geïndiceerd
Hoe is de behandeling van een pneumonie (soorten AB, duur, therapiefalen)?
Je begint empirisch met antibiotica:
- CURB-65 1-2: amoxicilline (tegen pneumococ)
- CURB65 3-5: binnen 4 uur! op IC augmentin en ciprofloxacine OF monotherapie moxifloxacine/levofloxacine (dekken pneumococ, legionella, s. aureus), niet op IC maar afdeling cefalosporine
Duur: afhankelijk van de verwekker:
- S. pneumoniae: 5-7 dagen
- S. aureus: minimaal 14 dagen
- M. pneumoniae: 14-21 dagen
- Legionella: 7-21 dagen
Therapiefalen komt vaak door een andere verwekker, geen sprake van een pneumonie of therapieresistentie (komt veel voor, zie afbeelding!), beleid wordt: opnieuw kweken, antibiotica uitbreiden/switchen, bronchoscopie en/of CT-scan thorax
Wat zijn de kenmerken van pleuravocht bij een pneumonie?
9% van de mensen met een CAP heeft pleurale effusie, 1-2% empyeem (geïnfecteerd pleuravocht)
–> risicofactor voor mortaliteit in PSI-score, bij (unilateraal) pleuravocht mortaliteitsrisico 3.4x groter (naar 5-49%)
Behandeling:
1. punctie: gramkleuring en pH meten; <7.2 is sensitief in voorspellen van lokettering; pockets in longweefsel die worden afgesloten door fibrinedraden wat vaak bij empyeem voorkomt
2. drainage: nodig bij pH <7.2, empyeem, lokettering, grote hoeveelheid vocht
3. fibrinolytica voor het oplossen van de loketten en dit kan ook chirurgisch gedaan worden –> behandelingsduur antibiotica neemt toe van enkele dagen tot enkele weken
Wat zijn de kenmerken van HIV (incidentie, overdracht, behandeling)?
Humaan immunodeficiëntievirus en een infectie van de CD4+ T-cellen
- incidentie: in NL leven zo’n 24.110 mensen met hiv, hiervan gebruikt 89% medicatie en is 96% n=n
- overdracht: via seksueel of bloed-bloed contact
- behandeling: antiretrovirale therapie (ART), hierdoor is het virus bij de meeste patiënten niet meer meetbaar in het bloed (n=n: niet meetbaar = niet overdraagbaar), je remt namelijk de replicatie van het virus, echter is iemand nooit genezen van hiv
Waarom nemen mensen hun hiv medicatie niet in?
- stigma, schaamte
- geen ziekte-inzicht
- bijwerkingen
- grote tabletten
- geen vertrouwen in de gezondheidszorg
- geen toegang tot gezondheidszorg (bijv. daklozen door reisafstand of tijd)
- financiële barrières (zorgkosten, reiskosten)
Wat is het verschil tussen symptomen van een typische CAP en een atypische CAP?
Typisch: acuut koortsend ziektebeeld, vaak een productieve hoest met purulent sputum, lobulair infiltraat op de X-thorax
Atypisch: zowel acuut, semi-acuut als chronisch koortsend beeld (griepachtig), niet productieve hoest (zelden purulent sputum), diffuse infiltratieve afwijkingen op de X-thorax
Welk aanvullend onderzoek doe je bij een patiënt met hiv en een verdenking op een CAP?
- Bloedonderzoek: aantal CD4+ T-cellen, CRP (ontstekingsmarker), leukocytenaantal
- Bloedgas: saturatie (happy hypoxics; patiënten met lage saturatie maar geen klinische symptomen hiervan)
- X-thorax (symmetrische interstitiële afwijkingen vanuit hilus vlindervormig, diffuus beeld)
- CT-scan
- Bacteriologisch onderzoek: sputumkweek (achterhalen verwekker), PCR keelwat –> als patiënt geen sputum op kan geven evt. een broncho-alveolaire lavage (BAL)
- Urineonderzoek