Geneeskunde 2B2 VO week 2 Flashcards

1
Q

Waarom verschillen antimicrobiële middelen qua werking van disinfectantia?

A

Zijn selectief toxisch: toxisch voor micro-ogranismen, maar niet/nauwelijks voor mens en dier, onderverdeling in:
- Antibiotica: product van een schimmel, uit de natuur
- Chemotherapeutica: chemisch gemaakt en aangepast

–> Antibiotica en chemotherapeutica werken op een specifiek target van de bacterie. Penicilline werkt bijv op peptidoglycaan wat op een bacterie zit, dit zit niet op een menselijke cel. Antibiotica en chemotherapeutica zijn daarom selectief toxisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekenen de MIC en de MBC?

A

MIC: minimale concentratie dat alle bacteriën worden geremd
MBC: minimale concentratie waarbij bacteriën worden gedood, zegt iets over wanneer de bacterie-killing curve gaat dalen, niet iets over de snelheid waarmee de bacteriën worden gedood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kunnen antimicrobiële middelen elkaars werking beinvloeden?

A
  • synergie: versterken elkaars werking, bij voorkeur bij ernstige infecties (immuungecompromitteerde patient of infectie in slecht doorbloed weefsel)
  • antagonisme: verminderen elkaars werking
  • indifferentie: werken zonder invloed op elkaar

–> komt omdat ze als profylaxe, therapie of in combinatie kunnen worden toegepast
–> combinaties kan gelegenheid geven tot doseringsverlaging en hierdoor minder ontwikkeling van resistentie en optreden van toxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op basis van wat kies je je antimicrobiële middel?

A
  • Weefselpenetratie en concentratie op plaats van infectie: weefselpenetratie is de mate doordringen in het weefsel waar je wil zijn (plekken waar het moeilijk komt: bot, hersenen en oog), afhankelijk van; vascularisatie weefsel, natuurlijke barrieres, mate van ontsteking, leeftijd, eliminatie antibioticum (via nier, via gal, via inactivatie)
  • MIC/MBC
  • Killing snelheid
  • Bactericide, bacteriostatisch
  • Farmacokinetiek en farmacodynamiek
  • Verwekker
  • Weerstand van de patiënt
  • Manier van toediening (oraal, parenteraal)
  • Metabole activiteit bacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 3 compartimenten kan een antibioticum zich bevinden?

A
  • compartiment I: bloedplasma
  • compartiment II: perifere ‘niet diepe’ weefsels zoals longen, hart en milt
  • compartiment III: perifere diepe organen zoals bot- en vetweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee vormen van resistentie zijn er voor bacteriën?

A
  • Intrinsieke resistentie: bij ‘geboorte’ van bacterie al aanwezig
  • Verkregen resistentie: via mutaties, deze kunnen bacteriën ook weer overgeven aan andere bacterein door uitwisseling van stukken DNA, ze kunnen het zelfs naar andere species doorgeven (bijv. via pili’s) (via extrachromosomaal DNA via conjugatie (direct contact) bij gram-negatieve bacteriën)

–> Methiciline is een antibioticum, de MRSA is hier resistent tegen (Methiciline Resistente Staphylococcus Aureus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een bactericide en een bacteriostatische werking?

A
  • Bactericide: bij ernstige infecties, bacteriedodend, werkt celwandsynthese en veroorzaakt DNA-schade, als de eigen afweer onderdrukt/uitgeschakeld is (verminderde weerstand)
  • Bacteriostatisch: bacteriegroei remmend, werkt op eiwitsynthese, DNA-synthese en foliumzuursynthese van de bacterie, helpt hiermee het immuunsysteem, hierdoor een vorm van immuniteit voor de verwekker, vaak bij lichte tot matige infecties, hiervan geen MBC te bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is nitrofurantoine bactericide of bacteriostatisch en hoe zit dit voor cotrimoxazol?

A
  • Nitrofurantoine: bactericide middel, hoge concentratie in de blaas maar niet verder in het lichaam, niet bang voor resistentie, MBC is 2.5 ug/ml
  • Cotrimoxazol: bacteriostatisch middel, omdat je hem kan blijven kweken. Je kan het geven als iemand niet ernstig ziek is, wel komt het in het hele lichaam terecht, hierdoor meer kans op resistentie van andere bacteriën in het lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de MRC en wat kun je er mee?

A

MRC: minimaal residuale ziekte

Gevoeligheid van een bacteriestam voor een antibiocum bepalen
- als hij onder de helft ligt van de ‘gemiddelde bloedconcentratie’ die met het antibioticum in het lichaam te bereiken is, wordt hij gevoelig genoemgd
- als hij boven de topconcentratie in het bloed ligt wordt hij resistent genoemd
- als hij tussen de helft en de topconcentratie ligt wordt hij matig gevoelig (intermediair gevoelig) genoemd –> dosering moet dan hoger/frequenter zijn en bij voorkeur parenteraal gegeven worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is e. coli resistent tegen vancomycine en welke medicatie is wel goed om te geven bij een urosepsis?

A

Omdat e. coli gram-negatief is en vancomycine alleen werkt bij gram-positieve bacteriën

Andere antibiotica:
- Cefuroxim: komt in het hele lichaam dus bij urosepsis nuttig, wordt i.v. gegeven en eventueel oraal (in Nederland eigenlijk niet en heeft slechte resorptie)
- Nitrofurantoine: komt alleen in de blaas, daarom nu bij urosepsis niet keuze, wordt per os gegeven
- Gentamicine: hogere killing snelheid dan cefuroxim, verbreedt ook het spectrum

–> bij urosepsis in het begin een empirisch beleid daarom cefuroxim + gentamicine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen farmacokinetiek en farmacodynamiek?

A

Farmacokinetiek: wat het lichaam met het middel doet, concentratieprofiel van het antibioticum in serum en andere lichaamsvloeistoffen (weefsels/plaats van infectie) in relatie tot het gebruikte doseringsschema
- antibioticum-concentratieprofiel: bepaald door resorptie, distributie en excretie (nier glomerulair/tubulair, gal, lever), ook halfwaardetijd is van belang (verlengd bij nier- of leverstoornis, pasgeborenen en ouderen)

Farmacodynamiek: wat het middel met het lichaam doet, vnl. op de infectie verwekker in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de verschillen tussen orale, parenterale of lokale toediening?

A
  • oraal: resorptie in de darm voor verschillende antibiotica uiteenlopend, antibioticumconcentratie in het bloed neemt relatief langzaam toe, ook afhankelijk van zuurgevoeligheid van het antibioticum, weinig belastend voor de patiënt
  • parenteraal: bij behandeilng van ernstige infecties de voorkeur, in korte tijd de maximale antibioticumconcentratie in het bloed bereikt, concentratie is voorspelbaar want niet afhankelijk van resorptie in de darm
  • lokaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de killing snelheid?

A

Snelheid waarmee een antibioticum een bepaalde bacterie klaart
–> belangrijk voor het bepalen van hoe frequent een middel gegeven moet worden
–> verschilt aanzienelijk voor verschillende klassen antibiotica
–> ook belangrijk om te weten hoe snel hergroei van de bacterie plaatsvindt nadat het antibioticum uit de circulatie is verdwenen voor de duur van de behandeling; te korte behandeling zorgt voor onvolledige eliminatie en te lange behandeling voor mogelijke bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bepaal je de verhouding tussen resistent vs. niet resistent uit een totale populatie?

A

Nodig: MH-agarplaat met verdunningen zonder antibiotica en MH-agarplaat met verdunningen met antibiotica
–> Uitrekenen hoeveel de totale populatie was (denk hierbij om de verdunning) bijv 109
–> Uitrekenen hoeveel de resistente populatie was (denk om de verdunning) bijv 103
–> Dan de verhouding: 103:109 = 1:106, 1 op de miljoen is dus resistent voor het antibioticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een therapeutische breedte?

A

Het verschil tussen de gewenste serumconcentratie en de toxische serumconcentratie
–> is deze klein, dan is het verschil niet groot, bij toediening hierdoor het gevaar dat uit voorzichtigheid te laag of uit onvoorzichtigheid te hoog wordt gedoseerd (patiënt met verminderde nierfunctie extra gevaar op toxiciteit –> halfwaardetijd in individuele patiënt berekenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door welke 4 mechanismen kunnen bacteriën resistent worden voor antibiotica en welke 3 zijn er specifiek voor bèta-lactam antibiotica?

A
  • verlaging intracellulaire antibioticum concentratie door verlaagde opname of verhoogde efflux
  • onwerkzaam maken van het antibioticum door enzymatische modificatie of degradatie
  • vermindering van de affiniteit van het doeleiwit voor het antibioticum
  • overproductie van het getroffen doeleiwit of van het substraat

–> tegen bèta-lactam antibiotica:
- enzymatische hydrolye van bèta-lactam ring door het enzym bèta-lactamase
- veranderde doorlaatbaarheid van de buitenmembraan voor bèta-lactams
- veranderde Penicillin Binding Proteins (PBP’s) met andere affiniteit