Geneeskunde 2B2 HC week 3 - 5 t/m 8 Flashcards
Wat zijn kenmerken van een adaptieve immuundeficiëntie?
Snel infectieziekten/ontstekingen en ook dan best wel heel erg ziek –> snel longontstekingen of wondjes die maar bleven bloeden
Belangrijke dingen om uit te vragen:
- bijzondere rare kinderziekten
- medicijngebruik (veel ziekten zijn iatrogeen dus medicijngeschiedenis is erg belangrijk), of verlies aan immunoglobuilines
- familieanamnese
- symptomen: gewrichtsklachten, huidontstekingen, afvallen, diabetes, allergieën, hypogammaglobulinemie (<IgG), darmontsteking, BWI, paraneoplastisch syndroom (zoeken naar eigenlijk niks alleen dat zit er toch een tumor onder), met ook nog een laag albumine een verlies (als albumine hoog blijft dan geen verlies)
Wat zijn Inborn Errors of Immunity?
Oftewel immuundysregulatie: een term die gebruikt wordt om een defect in de afweer (en daardoor hogere kans op infectie), auto-immuniteit en auto-inflammatie samen te vatten (meer omvattend dan de term PID)
- >450 genen geassocieerd met PID in innate/adaptieve immuunsysteem, klassieke klinische kenmerk zijn infecties
Wat is het belangrijkste in de anamnese bij een adaptieve immuundeficiëntie?
Eigenschappen van de infecties die voorkomen:
- frequentie
- ernst
- verwekkers (opportunistisch of niet)
- leeftijd van ontstaan
- impact op dagelijks leven (werk/sociaal/school)
Wat zijn de incidenties van:
- CVID
- XLA
- IgA deficiëntie
- IgG subclass deficiëntie
- Hyper-IgM-syndroom
- SCID ?
- CVID: 1:10.000-50.000, defect in B-cel/T-cel
- XLA: 1:200.000, defect in Btk
- IgA deficiëntie: 1:600, defect in B-cel/T-cel
- IgG subclass deficientie: 1:70.000, defect in B-cel/T-cel
- Hyper-IgM-syndroom: < 1:1.000.000, defect in CD40 ligand
- SCID: 1:100.000, o.a. deficiëntie in ADA en PNP
Wat zijn de kenmerken van een X-linked Agammaglobulinemie (XLA)?
Mutatie in het BTK-gen waardoor er een volledige blokkade in uitrijping van B-cellen is, hierdoor zijn B-cellen volledig afwezig en zijn er geen immunoglobulines
- soms penetratie niet volledig en kan Ig-spiegel <3 g/L voorkomen (meestal serum Ig 0.2 g/L en IgA en IgG <0.02 g/L), maar nooit B-cellen in de periferie
- diagnose vaak rond de 3-4 jaar door veelvuldig voorkomen van ernstige infecties: bacteriële infecties, otitis, sinusitis, pneumonie (door S. pneumonia en H. influenza)
Wat zijn de verschillende klassen van antistof deficiënties (CVID-spectrum aandoeningen)?
- common variable immunodeficiency disorder (CVID): verlaagd totaal IgG met verlaagd IgA en/of IgM
- IgG subklasse deficiëntie: normaal totaal IgG, verlaagde subklasse(n) IgG1-4, klinisch is IgG2 het meest relevant
- selectieve antistofdeficiëntie (SCANDI): functioneel defect met normaal aantal immunoglobulinen (IgG en subklassen), maar gestoorde respons op vaccinatie met T-cel onafhankelijk antigeen (polysacharide non-respons)
Wat zijn de criteria om een CVID (common variable immunodeficiency) diagnose te stellen?
Groepen immunoglobulines zijn verlaagd (disregulatie van het immuunsysteem, ook met auto-immuniteit)
- begint bij >2 jaar
- slechte respons op vaccins, na 4 weken moet het toenemen
- andere oorzaken van hypergammaglobulinemie uitsluiten
–> liever de criteria aanpassen zodat je het in een vroeger stadium kan gaan diagnostiseren
Wat zijn de eigenschappen van CVID?
- Het duurt zo’n 4-6 jaar voordat de diagnose gesteld wordt, piek incidentie in de 3e decade
- familie geval in 20%
- 20 jaar survival is bij mannen 67% en vrouwen 64% (populatie is 92-94%)
- weinig tot geen huidinfectie of UWI (virussen worden vaak normaal geklaard)
- vaker giardia lamblia, enterovirussen, noro, polio, ECHO, Coxsackie virus
- weefselbeschadigingen (door herhaalde infecties) zorgen voor een ander spectrum van micro-organismen –> stafylococcen en pseudomonas infecties
- meer kans op maligne lymfomen (7,7%) en gastrische carcinomen
- veel vorming van steriele granulomen (granulomateuze CVID), bij 8-20% –> fibrotisering –> overleving sterk omlaag (11 jaar na diagnose)
- vaak ontstekingen aan ogen, hier komen immunoglobulines niet (geassocieerd met +488 TNF-alfa allel met gestegen TNF-alfa niveau)
- complicaties: terugkomende longontstekingen (>90%), bronchiectasis (34-44%), auto-immuunziekten (26%), granuomateuze ziekten (10%), maligniteiten (7%), gastrointestinale pathologie
Hoe is de behandeling van antistofdeficiënties en wat veranderd er als er granulomateuze complicaties zijn?
- immunoglobulinen uit gezonde donoren (infuus of Sc): via i.v. (5-10g/100ml) of 1/2x in de week subcutaan (20g/100ml), wel bijwerkingen: nekpijn, hoofdpijn
- langdurig antibiotica profylaxe om infecties te voorkomen
- biologicals
- beenmergtransplantatie
- gentherapie
- supportive care
- behandeling voor comorbiditeiten
–> belangrijk om NOOIT levende vaccins bij deze patiënten als ‘bescherming’ te geven
Behandeling bij granulomateuze complicaties (gemiddelde overleving nog maar 12-13 jaar):
- immuunsuppressie (tegen autoinflammatie): prednison/dexamethason, azathioprine/mycofenolzuur of rituximab
- immunoglobuline om lage Ab aan te vullen
Hoe uit auto-immuniteit zich in PID?
Auto-immuniteit gekenmerkt door auto-antistoffen, maar bij antistofdeficiënties zijn de antistoffen juist laag
–> theorie: de weinig antistoffen die nog gemaakt worden zijn in hoge mate autoreactief waardoor na infectie vaker autoimmuun verschijnselen optreden
–> bij bijv. XLA (bij helemaal geen antistoffen) zie je namelijk helemaal geen auto-reactiviteit
Wat zijn complicaties bij PID?
- allergie/atopie: dermatitis
- maligniteiten door verstoorde uitrijping van hematologische ziekten
~ hematologisch: B-cel non-Hodgkin lymfoom
~ gastrointestinale maligniteit: maagcarcinoom geassocieerd met H. pylori infectie vanwege Ab-deficiëntie
Waardoor wordt de prognose van antistofdeficiënties bepaald?
Niet bepaald door infecties, want onder gebruik van antibiotica normale overleving
–> wel significante verslechtering bij niet-infectieuze complicaties zoals granulomen en lymfomen
Wat is het verschil tussen SCID en CVID?
SCID: B- en T-cellen werken niet
CVID: B-cellen rijpen niet goed uit, T-cellen zijn soms ook aan gedaan maar meer op laboratorium niveau, niet de typische ziekte die je krijgt bij SCID of HIV (daarbij is het veel erger)
Wat zijn de kenmerken van een IgA deficiëntie en wat is de definitie?
Heel veel mensen zijn niet echt ziek, maar als je het vind, moet je antistoffen tegen IgA bepalen, want anders vangen je antistoffen je eigen IgA weg en je een enorme reactie op bloedtransfusies kan krijgen (–> anafylactische shock)
Definitie:
- patiënt >4 jaar met serum IgA <0.07 g/L maar normaal serum IgG en IgM
- andere oorzaken van hypogammaglobulinemie zijn geëxcludeerd
- patiënt heeft een normale IgG antistof reactie op vaccinatie
Wat zijn de kenmerken van een IgG subklasse deficiëntie?
- < 10% van normale level of verminderde vaccinatie reactie
- spectrum: variabel, terugkomende luchtweginfecties
- kan overgaan in CVID
Specifiek per subklasse:
- Ernstige IgG1 deficiëntie gerelateerd aan andere subklasse deficiënties (voornamelijk IgG3)
- IgG2 is gerelateerd aan een IgA deficiëntie, gerelateerd met polysachariden
- IgG4 is geen immuundeficiëntie, remmende antistof (remt immuunsysteem) en kan bivalent worden (uit elkaar gaan), hierdoor groeien sommige tumoren harder als je veel IgG4 hebt
Wat is SADNI?
Selectieve antistof deficiëntie met normale immunoglobulines
–> hoog risico voor pulmonaire infecties en bronchinctasie (met onbekende oorzaak)
–> een deel reageert slecht op vaccinaties
Wat zijn de kenmerken van een X-linked hyper-IgM (XHIM)?
Spectrum van terugkomende bacteriële/opportunistische infecties
- meest voorkomend is pneumocystis carinii pneumonia
- >50% heeft chronische of intermitterende neutropenie die vaak is geassocieerd met orale ulcera
- serum concentratie IgG is gewoonlijk <0.2 g/l
- IgM kan normaal of verhoogd zijn
Wat zijn de klinische manifestaties van antilichaamdeficiëntie?
- Ongecompliceerde virale infecties verschillen niet significant van de normale gastheer
- Terugkerende periodes van etterige sinusitis, otitis media, bronchitis en longontsteking
- Terugkerende huidinfecties suggereren een gestoorde functie van de neutrofielen
- Infecties van het genitale urinewegstelsel lijken niet toe te nemen bij antilichaamdeficiënties
Wat zijn de kenmerken van een meningokokken sepsis m.b.t. proteïne C en complement en wat is de iPS cell technology?
- Proteïne C neemt af
- complement neemt af
–> direct starten met antibiotica!!
iPS cell technologie: stamcellen van patiënten afnemen en hiermee de binding van meningokokken bepalen –> essen-endotheel namaken
–> hypothese: mutatie (hebben mensen met grote trombocyten (macrotrombocytose) tijdens infectie) is omhoog bij de familie met veel meningokokken sepsis
Wat is het verschil tussen perinatale hiv-infectie en hiv-infectie bij volwassenen?
Baby’s reageren er heel anders op (ook bijv. bij CMV en HBV infectie), komt door een andere virale load in het bloed en het immuunsysteem van kinderen is nog niet goed genoeg om dit soort virussen adequaat aan te pakken –> bij ouderen juist bij een chronisch virus continue druk op systeem en continu differentiatie en toename T-geheugencellen wat tot uitputting leidt (minder ruimte voor andere immuunfuncties)
Perinatale hiv:
- snelle progressie (maanden)
- pneumonie, sepsis, opportunistische infecties
- >50% mortaliteit in 2 jaar
- <5% long-term non-progressors
Bij volwassenen hiv:
- langzame progressie (jaren)
- pneumonie, sepsis, huidinfecties, candidiasis
- 40% mortaliteit in 10 jaar
- 5-15% long-term non-progressors