Geneeskunde 2B2 HC week 1 - 1 t/m 4 Flashcards
Wat is immunologische tolerantie?
Zie afbeelding!
het is het gecontroleerd niet-reageren van lymfocyten op (auto-)antigenen waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden
- antigeen specifiek
- verworden (adaptieve) immuunsysteem
- herkenning van eigen antigenen
- bijv. voedsel of stoffen in de ingeademde lucht
- vaker bij vrouwen dan mannen
- reumatoïde artritis en ziekte van Hashimoto meest voorkomend
Welke 2 mechanismen zijn belangrijk voor tolerantie inductie?
- centrale tolerantie-inductie (klonale deletie): verwijderen van potentieel autoreactieve T-cellen (in thymus) en B-cellen (in beenmerg), in primaire lymfoïde organen als de cellen aan het ontwikkelen/uitrijpen zijn
- perifere tolerantie-inductie (suppressie, anergie): van autoreactieve T-/B-cellen die toch in de periferie terecht komen, verschillende mechanismen; actieve suppressie (in bedwang houden), klonale anergie (inactivatie), in secundaire lymfoïde organen zoals milt, MALT en lymfeklieren
Hoe verloopt de deletie (apoptose) van autoreactieve T-cellen in de thymus?
- T-cel aanmaak in beenmerg, als thymocyt naar thymus
- In thymus positieve selectie: T-cellen positief selecteren op T-celreceptor die zwakke interactie met lichaamseigen HLA-molecuul aangaat
- In thymus negatieve selectie: T-cellen lichaamseigen antigenen op lichaamseigen HLA gepresenteerd door DC aanbieden en bij een interactie negatieve selectie en apoptose
–> lymfocyten die de centrale tolerantie niet doorkomen gaan in apoptose door klonale deletie
Hoe verloopt de perifere tolerantie door anergie en T-regulatoire suppressie?
Inactivatie van T-cellen door klonale anergie of in bedwang gehouden door regulatoire T-cellen (suppressie)
- klonale anergie: normaal worden T-cellen gestimuleerd door HLA-molecuul met gebonden antigeen en CD80/CD86 van APC dat aan CD28 bindt –> als alleen het eerste signaal plaatsvindt gaat de cel in anergie
- CTLA-4: op APC, kan bij binding aan T-cellen zorgen voor een inhiberend signaal
- klonale deviatie: de T-cellen rijpen niet uit tot volwassen T-cellen met effectorfuncties maar tot regulatoire T-cellen; zorgen voor actieve suppressie van autoreactieve B- of T-cellen in de periferie
Welke functies hebben regulatoire T-cellen?
Heeft de expressie van de specifieke transcriptiefactor FOXP3
- kan groeifactor IL-2 wegvangen door hoogaffiene receptor CD25: hierdoor kan een mogelijke pathogene T-cel niet expanderen
- wegvangen van CD80/CD86 co-stimulatie door CTLA-4: kan met een veel hogere affiniteit binden aan CD80/CD86 dan CD28 op een normale Th-cel, hierdoor gaat die Th-cel in anergie
- productie suppressieve cytokinen: IL-10 en TGF-β, suppressie van een potentieel gevaarlijke T-cel
- productie cytotoxisch granzym: Treg-cellen kunnen uitrijpen tot een cytotoxisch fenotypen om granzym te produceren; stof die gaatjes maakt in membranen van potentieel gevaarlijke T-cellen en ze hierdoor dood
Op welke 7 manieren kan er toch een doorbraak van de tolerantie ontstaan?
- polyclonale activatie: antigeen- en T-cel onafhankelijke activatie van B-lymfocyten door bijv. EBV
- activatie door superantigenen: antigeen-onafhankelijke activatie van T-cellen door bijv. Staphylococcus
- moleculaire mimicry: kruisreactie tussen het antigeen van een micro-organisme en een gelijkend autoantigeen
- bystander activatie: co-activatie van autoreactieve lymfocyten tijdens een infectie
- vrijkomen van afgeschermde auto-antigenen: immune privileged sites doorbroken
- immuunstimulerende posttranslationele modificatie of haptenisatie
- verlies/afwezigheid T-cellen
Hoe werkt polyclonale activatie waardoor de tolerantie wordt doorbroken?
Door infecties kan tolerantie worden doorbroken omdat ze invloeden hebben op T- en B-cellen
Polyklonale activatie ontstaat als een micro-organisme aan zijn receptor bindt op B-cellen en de B-cel hierdoor gaat expanderen, als dit een autoreactieve B-cel is ontstaat er een potentieel voor een auto-immuunziekte door productie van auto-antistoffen
Hoe werkt activatie door superantigenen waardoor de tolerantie wordt doorbroken?
Bepaalde infectieuze agentia kunnen superantigenen presenteren die op B- en T-celreceptoren aangrijpen –> zitten op de buitenkant van T-celreceptor en MHC-molecuul en brengen ze bij elkaar onafhankelijk van het peptide dat gepresenteerd wordt –> antigeen-onafhankelijke T-cel triggering door MHC –> T-cel activatie en mogelijk activatie van autoreactieve T-cellen
Hoe werkt molecular mimicry waardoor de tolerantie wordt doorbroken en welke ziekte is hier een goed voorbeeld van?
Er ontstaat een kruisreactie tussen een antigeen van een micro-organisme dat heel erg lijkt op een lichaamseigen antigeen –> bij infectie met dit micro-organisme niet alleen B-cellen maar ook autoreactieve B-cellen tegen lichaamseigen antigeen geactiveerd
- Guillain-Barré syndroom (GBS): acute postinfectieuze auto-immuun polyneuropathie, gekenmerkt door snelle progressieve uitval (schade aan membraan van zenuwcellen)/verlamming (infiltratie van macrofagen in zenuwen) van armen, benen, ademhalingsspieren en autonome functies, ontstaat bij 1:2000-5000 infecties per jaar,, bijv. bij de Campylobacter jejuni (in kippenvlees en normaal diarree, lipooligosaccharide mimicking GM1 lijkt heel erg op ganglioside GM-1 in zenuwcellen waardoor antistoffen naast de bacterie ook lichaamseigen moleculen aanvallen)
Hoe werkt bystander activatie waardoor de tolerantie wordt doorbroken?
Een reguliere T-cel die specifiek voor een bepaald virus is, wordt geactiveerd door een APC –> T-cel gaat cytokinen produceren om bijv. B-cellen en andere T-cellen te helpen, maar autoreactieve T-cellen die toevallig in de buurt zijn maken hier misbruik van waardoor ze ook actief worden
Hoe werkt het vrijkomen van afgeschermde auto-antigenen waardoor de tolerantie wordt doorbroken en welke ziekte is hier een goed voorbeeld van?
In sommige gevallen sprake van immune privileged sites waardoor bepaalde delen van het lichaam zijn afgeschermd voor het immuunsysteem (bijv. het oog door retina-bloedbarrière), als deze organen beschadigd raken komen er afgeschermde autoantigenen vrij waartegen mogelijk autoreactieve cellen aanwezig zijn
- sympathische ophthalmopathie: antigenen in het oog worden genegeerd door het immuunsysteem maar als het oog beschadigd raakt komen deze in de circulatie en zo in de lymfeklier terecht –> presentatie aan immuunsysteem en een immuunrespons tegen gesequestreerde antigenen –> geactiveerde T-cellen komen in het oog, herkennen het antigeen en maken de ogen kapot door een immuunrespons met ontstekingsreactie
Hoe werkt de productie van neo-antigenen waardoor de tolerantie wordt doorbroken?
Vormen van neo-antigenen kan door haptenisatie; binden van chemische stoffen aan eigen antigenen, of posttranslationele modificatie; treedt selectief op tijdens ontstekingsprocessen –> eigen antigenen worden veranderd en niet meer herkend als eigen maar als lichaamsvreemd –> antistoffen tegen deze neo-antigenen kunnen ook de naïeve (onveranderde) auto-antigenen herkennen wat voor een probleem zorgt
Hoe werkt het verlies/afwezigheid van T-cellen waardoor de tolerantie wordt doorbroken en welke ziekte is hier een goed voorbeeld van?
Wordt veroorzaakt door bijv. gebruik van immunosuppressiva of cytostatica, hierbij daalt de hoeveelheid regulatoire T-cellen en ook het aantal autoreactieve T-cellen, maar deze komen weer sneller terug waardoor een auto-immuunrespons kan optreden
- IPEX-syndroom: immuundysregulatie, polyendocrinopathie, enteropathie en X-gebonden (alleen jongens aangedaan), mutatie in het FOXP3-gen en hierdoor geen Treg-ontwikkeling, hierdoor auto-immuuninfecties voornamelijk in endocriene organen
Wat zijn modulerende factoren bij de ontwikkeling van auto-immuniteit?
- geslachtshormonen: vrouwen hebben vaker auto-immuunziekten, o.a. door vrouwelijke hormonen (oestrogeen en progesteron die Th1-cellen sitmuleren)
- genen: bijv. FOXP3-gen (defect Treg), AIRE (verminderde klonale deletie), CTLA-4 (verlaagde Treg suppressie), C1q (verstoorde opruiming apoptotische cellen, hierdoor SLE) of HLA-systeem; er zijn verschillende HLA-typen die geassocieerd zijn met bepaalde auto-immuunziekten (sterkste associatie HLA-B27 met ziekte van Bechterew), zie afbeelding!
- omgeving: infecties (virussen, bacteriën, parasieten), voeding (vitaminen, gluten), geneesmiddelen, zonlicht (UV, vitamine D), trauma, stress
Wat is het verschil tussen auto-immuniteit en een auto-immuunziekte?
- Auto-immuniteit: normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren, nodig om de homeostase te handhaven, zonder dit kunnen immuuncomplexen of verouderde cellen niet worden opgeruimd
- Auto-immuunziekte: abnormale immunologische reactie op lichaamseigen structuren, hierdoor weefselbeschadiging, ziekte en verstoring van de fysiologie, het spectrum is heel erg breed want het varieert van orgaan specifiek (bijv. ziekte van Graves) naar systemisch (SLE, hierbij antinucleaire antistoffen meten m.b.v. indirecte immunofluorescentie (hebben specificiteiten en als ze positief zijn is er mogelijk al een indicatie voor een systemische auto-immuunziekte))
Wat is en wat zijn de postulaten van Witebsky?
Aantal aspecten waaraan een patiënt moet voldoen om te kunnen zeggen dat deze een auto-immuunziekte heeft, klopt in de werkelijkheid niet bij alle auto-immuunziekten:
1. auto-immuunrespons moet duidelijk zijn in de vorm van de (lokale) afwezigheid van auto-antilichamen en/of cellulaire auto-reactiviteit
2. auto-immuunziekte kan overgebracht worden naar een gezond individu via transfer van auto-antilichamen en/of auto-reactieve lymfocyten
3. corresponderende auto-antigen moet gedefinieerd zijn
4. vergelijkbare auto-immuunrespons moet kunnen worden opgewekt in een proefdier
5. immuniseren met het auto-antigeen van een proefdier moet een vergelijkbare ziekte doen ontstaan
Wat is de pathogenese van auto-immuunziekten?
3 processen die weefselschade kunnen veroorzaken:
- type II overgevoeligheidsreactie: als een auto-antistof (IgG) een bloedcel herkent kan deze complement of fagocytose activeren –> auto-hemolytische anemie
- type III overgevoeligheidsreactie: auto-antistoffen binden aan vrijgekomen dubbelstrengs DNA –> immuuncomplexen slaan bijv. neer in glomerulaire basaalmembraan van de nieren waardoor het glomerulonefritis veroorzaakt
- type IV overgevoeligheidsreactie: niet gemedieerd door antistoffen, maar door T-cellen, een vertraagd mechanisme, cytotoxische T-cellen kunnen direct verantwoordelijk zijn voor weefselschade bij een auto-immuunziekte
–> type I niet, want IgE speelt geen rol bij auto-immuunziekten
Welke verschillende typen auto-antistoffen zijn er en waarom is het aantonen hiervan van klinisch belang?
- natuurlijke auto-antistoffen
- antistoffen bij auto-immuunziekten: pathogeen (direct gericht tegen bijv. receptor) of secundair (weefselbeschadiging door T-cellen)
–> van klinisch belang om auto-antistoffen aan te tonen voor:
- stellen van een diagnose (primair of secundair aan weefselbeschadiging)
- bepalen van de prognose
- monitoren van ziekteactiviteit
Wat zijn biologicals?
Therapeutisch product gemaakt via genetische manipulatie van levende cellen en niet chemisch gesynthetiseerd
- bekendste biological is insuline; voor DM1, kan uit dieren worden gehaald maar dit had als complicatie dat het werd herkend als lichaamsvreemd (immunogeniciteit) –> insuline geneutraliseerd en onwerkzaam (grote hoeveelheden spuiten, duur, tijdrovend, ethisch bedenkelijk, infectiegevaar) –> eigen productie van biologicals i.p.v. uit dierlijk materiaal
- rond 1980: met DNA-recombinante therapie worden bacteriën aangezet om groeihormonen te produceren, het gen dat codeert voor het groeihormoon wordt geknipt en in een plasmide (stukje DNA van de bacterie) geplakt –> plasmide wordt getransplanteerd in een andere bacterie die heel snel groeit –> bacterie wordt gekweekt –> bacterie die met het plasmide veel groeihormoon kan maken
Welke 3 verschillende varianten van medicijnen zijn er?
- traditionele medicijnen: kleine, lichte moleculen bijv. aspirine, ibuprofen, atorvastatine
- biologicals/biosimilars: grote, zware moleculen, bijv. insuline, infliximab, filgrastim
- plasmaproducten: grote, zware moleculen, bijv. immunoglobuline, albumine, C1-esteraseremmer, stollingsfactoren, α1-antitrypsine