Geneeskunde 1C3 HC week 3 - 21-6 Flashcards
Hoe is de anatomie van de urineleiders?
- retroperitoneaal
- 30 cm lang, 3 mm diameter
- dunne wand
- op 3 plekken een vernauwing; overgang nier-bekken, iliacaal, uretro-vesicale junction
- werkt door een lage druk systeem (< 20 cm H20)
Wat zijn de symptomen van urolithiasis (steen in het urinestelsel) op verschillende plekken in het urinestelsel?
- Niersteen: flankpijn
- Uretersteen: koliekpijn
- Blaassteen: stangurie (pijnlijke aandrang (bij plassen)
–> soms ook asymptomatisch
Wat is typisch aan koliekpijn?
- Hevige pijn
- Aanvalsgewijs
- Misselijkheid
- Bewegingsdrang (kruipen, rollen)
- Acute enkelzijdige pijn
- Meestal pijn in een hele regio en niet altijd op de plaats van de pathologie (referred pain)
- Flank naar de lies (kan uitstralen tot aan de geslachtsdelen)
- Geeft geen peritoneale prikkeling (liggen retroperitoneaal)
- Ernst van de pijn is NIET gelijk aan de ernst van de aandoening, soms hebben mensen heel veel pijn, soms minder
Welke diagnoses staan in de DD bij nierstenen?
- Koliek (ureter, galblaas, darm)
- Pyelonefritis (vaak koorts)
- Pneumonie (ook hoestklachten)
- Cardiaal (zit vaak iets hoger)
- ‘Acute buik’ (appendicitis, maagperforatie, etc.) (vervoerspijn en geen bewegingsdrang, wel loslaatpijn)
- Colitis (slijm/bloed bij de ontlasting)
- Aneurysma aorta abdominalis (bloeddruk omlaag, echo doen!!)
- Gynaecologische oorzaak (buitenbaarmoederlijke zwangerschap, eileiderontsteking, zwangerschapstest doen)
- Hernia nuclei pulposi (geen bewegingsdrang)
- Myalgie (rugspierkramp, geen bewegingsdrang)
Wat is de epidemiologie van nierstenen?
5-10% van de totale bevolking
- 30-50 jaar maximale incidentie
- Mannen 2x vaker dan vrouwen
- Neemt toe met welvaart
- 25% positieve familieanamnese
- Recidiefkans 50% binnen 10 jaar
- 25% noodzaak om medisch in te grijpen (operatie/vergruizing)
Wat zijn de risicogroepen voor nierstenen?
- Kinderen met anatomische afwijkingen
- Familiaire steenvormers
- Mensen met een brushite-, urinezuur- en infectiesteen
- Mensen die nog maar 1 nier hebben
- Ziektes geassocieerd met nierstenen (hyperparathyreoïdie, darmziekten, sarcoïdose, jicht)
- Genetisch bepaalde steenvorming (cystinurie, CF)
- Medicatie stenen (op zuur-base evenwicht, zoutuitscheiding, calciumhuishouding, HIV (niet op CT te zien)
- Anatomische afwijkingen (stilstand urine)
Wat kun je veranderen aan je leefstijl zodat je het risico op nierstenen verminderd?
- Veel vocht drinken (bij veel transpiratie meer drinken)
- Geen eten met hoog oxalaat gehalte (zwarte thee, spinazie, rabarber, chocola) met te weinig calcium (vangt oxalaat weg)
- Normale calciumintake (vermijd overmatige intake dierlijke eiwitten en veel zout)
- Voldoende magnesium inname (anders urine kristallisatie)
- Voldoende citraat intake (zorgt voor afremmen van steen kristallisatie, veel in groente en vruchten)
- Urine pH op peil houden (zuurbelasting)
- Lage urine urinezuur houden (purine uit vlees, vis en schelpdieren, alcohol en fructose)
Hoe denken we dat nierstenen gevormd worden?
- Theorie 1: supersaturatie van een bepaalde stof waardoor het neerslaat in kristalvorm
- Theorie 2: apatiet neerslag bij de lis van Henle, bereidt zich uit naar de omgeving (interstitium) en gaat door het weefsel heen en vormt een Randall’s plaque waar meer steen aan gaat kleven
Hoe is de samenstelling van nierstenen en waardoor komen deze stoffen in de nieren?
- Calciumoxalaat/calciumfosfaat (80%): diëtair/metabool
- Struviet (11%): infectie met urease producerende bacterie
- Urinezuur (3%): diëtair/metabool
- Cystine (1%): metabool
- Overige (5%): divers (medicijngebruik, verontreinigd voedsel)
Wat zijn eigenschappen van verschillende soorten nierstenen (bijv. harde of zachte stenen)?
- Harde stenen: wheweliet, brushiet, cystine –> hogere HU (>1000) (hogere witheidsgraad op CT)
- Zachte stenen: struviet en urinezuur –> lagere HU (<500)
Infectiesteen: pH >8, terwijl urinezuursteen: pH <6
Wat adviseer je aan mensen die nierstenen hebben gehad om het in het vervolg te voorkomen?
Standaard dieet advies: voldoende drinken, het liefst een vegetarisch mediterraan dieet
Bij hoog risico steenvormers: metabole analyse
Wat kun je doen om te voorkomen dat iemand een niersteen recidief krijgt (metafylaxe) bij de volgende aandoeningen:
- hyperparathyreoïdie
- hypercalciurie
- hyperoxalurie
- enterale hyperoxalurie
- hypocitraturie
- hyperuricosurie
- hoog natrium
- lage vloeistof intake
- hoog ureum ?
- hyperparathyreoïdie: uitsluiten door serum PTH, anders chirurgie
- hypercalciurie: thiazide 25 mg 1dd
- hyperoxalurie: oxalaat restrictie, pyridoxine
- enterale hyperoxalurie: kaliumcitraat, calcium supplementen, weinig vet en oxalaat
- hypocitraturie: kaliumcitraat, natriumbicarbonaat 1,5 g 3dd
- hyperuricosurie: kaliumcitraat, natriumbicarbonaat, allopurinol 100mg/dag
- hoog natrium: zout restrictie
- lage vloeistof intake: meer drinken
- hoog ureum: minder dierlijke eiwitten
Wat is een infectiesteen?
Veroorzaken een hoge pH en ontstaan bij stase door anatomische afwijkingen
- door bacteriën die zorgen voor afbraak van ureum (o.i.v. urease) in amonium en hydroxide
–> samen met magnesium en fosfaat uit de urine slaat amonium neer
Geeft geen koliek maar meer chronische pijn
Hoe worden de volgende nierstenen gediagnostiseerd:
- Urinezuursteen
- Struvietsteen
- Calciumsteen ?
- Urinezuursteen: pH ongeveer 5 en hyperuricosurie
- Struvietsteen: troebele/stinkende urine, positieve urineweek en pH > 7
- Calciumsteen: hypercalciurie, hyperoxalurie, hypocitraturie en hypercalcemie (pH ook meten)
Wat is de pathologie van de tractus uropoeticus?
- (pre-/post-)renale hematurie: erytrocyten in de urine; urologisch, nefrogeen (cilinders en eiwit zichtbaar) of vasculair
- (pre-/post-)renale nierinsufficiëntie: verhoogd serum creatinine; onvoldoende bloedaanvoer nier, onvoldoende werking nier of verhoogde druk in verzamelsysteem