Geneeskunde 1C3 HC week 1 - 6-6 Flashcards

1
Q

Hoe zijn de bijnieren opgebouwd?

A
  • Schors: embryologisch afkomstig uit het mesoderm, bestaat uit 3 verschillende lagen:
  • Zona glomerulosa: produceert mineralocorticoïd aldosteron
  • Zona fasciculata: produceert glucocorticoïd cortisol, lange bundels/zuilen van sponsachtige cellen (helder cytoplasma)
  • Zona reticularis: produceert androgenen en oestrogenen, kleinere cellen met minder vetdruppels
  • Merg: embryologisch afkomstig uit de neurale lijst, netjes van basofiele cellen (chromaffiene cellen), hier worden catecholamines gemaakt ((nor-)adrenaline), rondom de nestjes zitten sustentaculaire cellen (zichtbaar met S100 kleuring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor ontstaat hyperplasie in endocriene organen?

A

Bij hyperplasie is er ACTH overproductie OF terkot aan het eind hormoon (nieuw evenwicht wordt ingesteld)

Als de hormoonspiegel normaliseert dan normaliseert het orgaan en is de hyperplasie reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is neoplasie en welke 2 soorten heb je hierbinnen?

A

Autonome groei van cellen (ze zijn voor zichzelf begonnen) –> groei is niet meer terugkoppelbaar en niet gevoelig voor feedback signalen, dus geen mogelijkheid tot regressie

Is een tumor in de klinische praktijk; je hebt goedaardige en kwaadaardige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen diffuse hyperplasie en een adenoom?

A
  • Diffuse hyperplasie: de gehele bijnier is helemaal groter en dikker geworden, hele bijnier is aangedaan
  • Adenoom: op 1 plek is een soort uitstulping ontstaan van de bijnierschors, rest van de bijnier ziet er nog normaal uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor kunnen de volgende hyperaandoeningen in de bijnier ontstaan:
- Hypercortisolisme (Cushing syndroom)
- Hyperaldosteronisme
- Viriliserend syndroom ?

A
  • Hypercortisolisme: 4 oorzaken;
  • Exogene oorzaak van toediening van steroïden (bijnier wordt atroof)
  • Hypofyse adenoom (produceert ACTH)
  • Ectopisch adenoom
  • Bijnier adenoom OF nodualiare hyperplasie –> op 1 plek ontstaat een hele grote adenoom die het merg verdringt, goed afgrensbare solitaire tumor (bindweefselkapsel eromheen), architectuur is verstoord OF schors is verbreed, fasciculata is niet goed zichtbaar, veel meer roze, geen nodulaire uitstulping
  • Hyperaldosteronisme: typisch schorsadenoom spironolacton bodies zichtbaar (roze gelamineerde inclusies in cellen) die ontstaan na behandeling met een antihypertensivum OF bilaterale idiopathische hyperplasie zijn
  • Viriliserend syndroom: zeer zeldzaam, overproductie van androgenen, vaak door een neoplasie en eerder carcinoom dan adenoom OF door congenitale adrenale hyperplasie (CAH); defect in enzym van steroïd biosynthese –> hoog ACTH –> gaan androgeensynthese in i.p.v. cortisolsynthese OF bilaterale hyperplasie (bruine cortex)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor kan er een hypofunctie van de bijnier ontstaan zowel acuut als chronisch?

A
  • Acuut: Waterhouse-Friderichen syndroom (bilaterale bijnierbloeding bij kinderen met meningokokken sepsis) of plots stoppen met langdurig corticosteroïd gebruik (bijnieren zijn atroof geworden)
  • Chronisch: auto-immuun adrenalitis (destructie van cellen van de bijnierschors), infecties (tuberculose, fungaal, HIV) of metastasen (overwoekering van de bijnier door de metastase)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een incidentaloom en wat zijn de kenmerken?

A

Door een toevallige bevinding wordt een adenoom, carcinoom of feochromocytoom in de bijnier gevonden die geen ziektesymptomen geeft (bijv. tumor produceert geen hormonen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van bijnierschorstumoren?

A
  • Frequentie adenomen (B) veel hoger dan carcinomen (M), leeftijd verschilt weinig tussen beide
  • Macroscopisch en microscopisch moeilijk onderscheid te makten tussen adenoom en carcinoom –> ook niet mogelijk op basis van functie, ze kunnen beide functioneel of niet-functioneel zijn
  • Carcinoom kan metastaseren en hebben een slechtere prognose en een adenoom niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe maak je onderscheid tussen adenomen en carcinomen?

A
  • Vaak maken maligne tumoren geen hormonen
  • Gewicht van een carcinoom is >100 g en adenoom <50g
  • Groote van een carcinoom is >5-6 cm en adenoom <5 cm
  • Classificatie systeem o.b.v. histologische kenmerken (Weiss): kernatypie, diffuse groeiwijze, necrose, aantal mitosen, vaso-invasie, kapseldoorbraak, anaplasie (grote raar gevormde kernen, oorsprong cel onduidelijk)

–> definitieve criterium voor maligniteit is metastasen of invasie in aangrenzende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vormen van neoplasieën kunnen in het bijniermerg zitten?

A
  • Feochromocytoom: catecholamine-producerende tumor in de bijnier (leidt tot hypertensie), 85-90% benigne, 1/100.000 per jaar, in 30% erfelijke aanleg (MEN type 2, NF1, VHL, familiair paraganglioom syndroom), deels verlies van sustentaculaire cellen, celkern atypie
  • Neuroblastoom: meest voorkomende extra-craniale tumor bij kinderen
  • Paraganglioom: catecholamine producerende tumor buiten de bijnier
  • Ganglioneuroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het Cushing’s syndroom en welke 2 vormen heb je?

A

Hypercortisolisme, zeldzame ziekte, kenmerkend door overgewicht, T2DM, hoge BP, spieratrofie en scheuren van pezen

  • ACTH-afhankelijk: ACTH is hoog, 80%, meest voorkomende oorzaak is een hypofyse adenoom, zeldzamer is ectopische ACTH productie (tumor ergens anders, meestal longen)
  • ACTH-onafhankelijk: ACTH is normaal/laag, 20%, goedaardig bijnier adenoom (autonome cortisol productie in ander deel lichaam), bilaterale bijnier hyperplasie (beide bijnieren diffuus vergroot) of bijnier carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke complicaties heeft een patiënt met Cushing syndroom en hoe groot is de kans op overlijden?

A
  • Veranderingen in lichaamssamenstelling: romp-adipositas, vollemaansgezicht, vetophoping rug, atrofie spieren en huid, kwetsbare huid, osteoporose
  • Endocriene veranderingen: hypothyroïdie, hypogonadisme (menstruele stoornissen), toegenomen testosteronproductie
  • Neuropsychiatrische veranderingen: depressie, psychose, geheugenstoornis, slapeloosheid en gedrag (ook al is bijv. een tumor weg, alsnog is het aangedaan)
  • Metabool syndroom: komt in zijn geheel voor, clustering van risicofactoren voor HVZ; hoge bloeddruk, verhoogd cholesterol, T2DM, obesitas, etc.
  • Hypercoagulabiliteit: aanzetten van het stollingssysteem, kans op trombose en longembolieën groter

Ziekte van Cushing onbehandeld: 5 jaars overleving is 50% (vaak door HVZ, neurologisch, maligniteiten en infectieuze ziektes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is belangrijk bij de diagnostiek van het syndroom van Cushing?

A

Duur tot diagnose is gemiddeld 3,8-4,8 jaar!

  • Vaststellen van hypercortisolisme door uitvoeren van meerdere testen tegelijkertijd
  • Patiënten presenteren zich heterogeen dus screenen bij:
  • Meerdere progressieve symptomen
  • Ongebruikelijke symptomen in relatie tot leeftijd (therapie-resistentie DM en/of hypertensie)
  • Patiënten met een bijnierincidentaloom
  • Kinderen met groeiretardatie (veel aankomen, weinig groeien)
  • Differentiëren van pseudo-Cushing syndroom
  • ACTH-afhankelijk syndroom van Cushing (differentiatie tussen hypofysair en ectopisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de symptomen van het Cushing syndroom?

A
  • Centrale adipositas
  • Opgeblazen gelaat (halvemaansgezicht)
  • Glucose intolerantie
  • Spierzwakte
  • Hypertensie
  • Psychopathologie
  • Overbeharing (hirsutisme)
  • Hematomen
  • Osteoporose
    (- Oligo- of amenorrhoe
  • Abdominale striae
  • Oedeem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de eerstelijns screeningstesten voor syndroom van Cushing?

A
  • Cortisol excretie in 24uurs urine: 2-3 verzamelingen, beperkte sensitiviteit, test niet als enige test gebruiken
  • 1 mg dexamethason suppressie test: <50 nmol/L, hypofyse-bijnier-as tijdelijk onderdrukken, bij een gezond persoon zal de hypofyse tijdelijk geremd worden en zal ACTH en cortisol dalen, bij een ochtendmeting erna zal cortisol laag zijn, kan beïnvloed worden door carbamazepine, oestrogenen en ander medicatie
  • Middernacht speeksel cortisol concentratie: beste test (hoge sensitiviteit en specificiteit), rond 23:00, cortisol zou op dit tijdstip het laagst moeten zijn, geen beïnvloeding door CBG waarden, belangrijk dat er geen bloed bij zit

3 testen uitvoeren, bij 2 afwijkende is er sprake van hypercortisolisme (syndroom van Cushing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het pseudo-Cushing syndroom, waardoor ontstaat het en hoe kun je het diagnostiseren?

A

Syndroom waarbij hypercortisolisme wordt veroorzaakt door een toename in de productie van CRH (gemaakt door de hypothalamus) –> dit komt door een normale reactie van het lichaam op stress, maar dit kan omslaan in iets chronisch bij:
- Chronische stress/ziekte
- Psychiatrische ziekten: manische depressie, anorexia, obsessief compulsieve stoornissen
- Alcohol abusus en drugs onttrekking
- Patiënten die morbide obees zijn

Kan ook nog door bijv. glucocorticoïd resistentie, nierinsufficiëntie of zwangerschap –> veel minder voorkomend

Beste test is de middernacht speeksel en de status van de patiënt om het verschil te kunnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke testen kunnen worden gedaan bij een ACTH-afhankelijk syndroom van Cushing om te kijken of het een hypofysaire of ectopische oorzaak heeft?

A
  • MRI: zoeken naar hypofysaire laesie (donkerdere plek op hypofyse omdat een adenoom trager bloed opneemt dan de hypofyse)
  • Bilaterale sinus petrosus inferior sampling (BSPIS): bij hypofyse laesies < 6 mm of geen zichtbaar hypofyse adenoom, met 2 katheters naar het veneuze systeem van de hypofyse en hier de ACTH-afgifte meten na stimulatie van CRH, deze vergelijken met de perifere ACTH-waarde –> bij hypofysiar: waardes bij de hypofyse zullen veel hoger zijn en een groot links-rechts-verschil laat zien aan welke kant het zit, bij ectopisch: aspecifieke stijging, ratio tussen links-rechts is weinig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een ectopische ACTH-productie, waardoor ontstaat het en wat zijn de complicaties?

A

Overmatige ACTH productie door tumoren die veel ACTH produceren
- Vaak een neuro-endocriene longtumor (vaak klein en langzaam groeiend), maar ook door een onbekende oorzaak, gastrinoom en een veelvoud van andere tumoren
- Kunnen met CT-scan of nucleaire scan zichtbaar worden gemaakt
- Gaat gepaard met een hoog cortisol, soms heeft het lichaam geen tijd om het typische cortisol-fenotype te ontwikkelen
- Acute complicaties zijn: infecties (ernstige sepsis, opportunistische infecties), trombo-embolische complicaties, ernstige hypertensie en hypokaliëmie of psychiatrische complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke test moet worden gedaan bij een ACTH-onafhankelijk syndroom van Cushing om te kijken welke oorzaak het heeft?

A

Een CT-scan: controleren hoe de bijnieren eruit zien
- Bijnieradenoom: ontzettend grote bol geworden i.p.v. klein driehoekje
- Bilaterale bijnierhyperplasie: allebei de bijnieren zien er groot uit
- Bijniercarcinoom: bijnier is flink vergroot en heterogeen aspect (verschillende donkerheden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe is de behandeling van de ziekte van Cushing?

A

Bij voorkeur transsphenoïdale adenomectomie (verwijderen deel hypofyse door de neus)
- Remissie% is tussen 60-90%, maar recidiefkans tot 25% –> bij microadenoom 5-10% na 5 jaar en 10-20% na 10 jaar, bij een macroadenoom 12-45% na 1,5 jaar
- Lastige operatie die soms niet succesvol kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe is de behandeling van de ziekte van Cushing als deze terug komt na een eerdere transsfenoïdale adenomectomie?

A
  • Tweede transsphenoïdale operatie: lagere kans op remissie, risico op hypopituitarisme, niet snel voor gekozen
  • Radiotherapie: remissie bij 60-80%, langste periode voordat remissie bereikt wordt (12-24 maanden), vaak ontwikkeling tot hypopituitarisme (rest hypofyse functie valt ook uit)
  • Bilaterale bijnierextirpatie: onmiddelijke controle op hypercortisolisme, levenslange gluco- en mineralocorticoïd substitutie, risico op acute bijnierinsufficiëntie
  • Medicijnen: medicijnen die de ACTH-productie in de hypofyse onderdrukken, die de cortisol-productie in de bijnieren onderdrukken, die de cortisol-receptoren blokkeren, afhankelijk van kenmerken patiënt, bijwerkingen, ernst van hypercortisolisme, beschikbaarheid en kosten en drug efficacy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn alle stappen in de diagnose van Cushing syndroom?

A

Zie de afbeelding!

23
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?

A

Bij beide is er sprake van hypocortisolisme, alleen de oorzaak ligt ergens anders:
- Primair bijnierschorsinsufficiëntie (ziekte van Addison): oorzaak is in de bijnier gelegen, bijnier is atrofisch en maakt minder cortisol, CRH en ACTH nemen toe om de bijnier op gang te krijgen
- Secundaire bijnierschorsinsufficiëntie: oorzaak op hypofyse niveau, te weinig ACTH productie en dus zal atrofie van de bijnierschors optreden

24
Q

Wat zijn de klinische verschijnselen van primaire bijnierschorsinsufficiëntie (ziekte van Addison) en wat zijn die van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?

A
  • Gewichtsverlies (onbegrepen)
  • Hyperpigmentatie: bij vorming van ACTH uit POMC worden peptiden afgesplitst waarbij alfa-MSH (melanocyten stimulerend hormoon) ontstaat, hierdoor krijg je meer pigment
  • Hypotensie
  • Orthostatische hypotensie
  • Zouthonger
  • Vitiligo: auto-immuun huidaandoening waarbij stukken huid gedepigmenteerd zijn (niks met MSH te maken)
  • Moeheid
  • Spierzwakte
  • Anorexie
  • Psychische klachten (depressie)
  • Misselijkheid, braken, buikpijn (aspecifiek)

Die van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie zijn de dikgedrukte uit het lijstje

+ ook denken bij: onverklaarbare circulatoire collaps (plotse hypotensie), onvoldoende respons op inotropica en koorts zonder reactie op antibiotica

25
Q

Wat zijn oorzaken van primaire bijnierschorsinsufficiëntie (ziekte van Addison) op basis van leeftijd?

A
  • Bij pasgeborenen: bijnierhypoplasie
  • Bij jongeren/jong-volwassenen: auto-immuun, x-gebonden adrenoleukodystrofie, tuberculose
  • Bij volwassenen: auto-immuun (75%), tuberculose (20%), metastases, bloedingen, AIDS
26
Q

Wat zijn de oorzaken van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?

A
  • Hypofysepathologie (adenomen, hypofysitis)
  • Hoofdtrauma
  • Geïsoleerde ACTH deficiëntie
  • Onttrekken van corticosteroïden na langdurig gebruik (er was suppressie bijnier-hypofyse-as functie en als je het niet langzaam afbouwt krijg je verschijnselen) –> meest voorkomend
27
Q

Welke laboratorium labwaardes controleer je bij verdenking op primaire bijnierschorsinsufficiëntie?

A

Altijd moet een laag cortisol worden gemeten

  • ACTH: hoog bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie
  • Elektrolyt stoornissen: hyponatriëmie en hyperkaliëmie komen door aldosteron tekort
  • Hypercalciëmie
  • Hypoglycemie: cortisol stimuleert gluconeogenese normaal
  • Anemie
  • Eosinofilie en lymfocytose: cortisol geeft normaal apoptose van eosinofielen en lymfocyten
28
Q

Wat is de SynACTH-test?

A

Intramusculair/intraveneus ACTH toedienen –> kijken of er na 30 minuten cortisol respons optreedt
- Normaal na 30 minuten >525 nmol/L of een toename van >190 nmol/L

–> afwijkend bij een primaire bijnierschorsinsufficiëntie of een langer bestaande secundaire bijnierschorsinsufficiëntie

29
Q

Met welke testen kun je een secundaire bijnierschorsinsufficiëntie vaststellen?

A
  • Insulinetolerantietest: functie hypofysevoorkwab meten, insuline geven om hypoglycaemie te veroorzaken, hierdoor stijgen (in de juiste volgorde!); catecholamines, glucagon, cortisol en groeihormoon. Geen fijne test (palpitaties, zweten, tremor, etc.) en kan gevaarlijk zijn
  • Metopirontest: werking bijnierschors meten, remt de laatste stap van de omzetting naar cortisol, tijdelijk cortisolproductie remmen en kijken of hypofyse normaal reageert met meer ACTH synthese –> bij onvoldoende stijging 11-desoxycortisol (stap voor cortisol) is er onvoldoende ACTH reserve om de steroïdhormoon synthese aan te zetten
30
Q

Wat is de therapie van primaire bijnierschorsinsufficiëntie en die van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?

A
  • Equivalent 15-30 mg hydrocortison per dag verdeeld over 2-3 doses (om natuurlijk ritme na te kunnen bootsen –> ochtend 10 mg, middag 5 mg, begin avond 5 mg)
  • 9alfa-fludrocortison (zelfde als aldosteron); 0,1 mg
  • Vrouwen (bij restklachten): DHEA (dehydro-epiandrosteron); 50 mg/dag (wordt bij vrouwen alleen door bijnieren gemaakt)

alles behalve 9alfa-fludrocortison geven voor secundaire bijnierschorsinsufficiëntie

31
Q

Welke glucocorticoïden kunnen worden gegeven voor oraal gebruik bij de behandeling van bijnierschorsinsufficiëntie?

A
  • Cortisonacetaat (0,8)
  • Hydrocortison; voorkeur, lijkt het meest op humaan cortisol (1)
  • Prednison (4)
  • Triamcinolon (5)
  • Dexamethason (30)
  • Betamethason (25)
    –> er bestaan nog meer verschillende soorten in bijv. crèmes die ook werken op de bijnier-hypofyse as

(= relatieve glucocorticoïd activiteit t.o.v. humaan cortisol)

32
Q

Wat moet er gedaan worden voor mensen met bijnierschorsinsufficiëntie bij een medische ingreep of ernstige ziekte?

A

Glucocorticoïd stress schema aanhouden:
- Verhoging dosis glucocorticoïden bij stress en ziekte
–> kleine chirurgische ingreep 50 mg/dag hydrocortison, grote ingreep 70-150 mg/dag en op de IC 200-300 mg/dag
- Als mensen de dosis niet binnen krijgen (door bijv. braken) opname in het ziekenhuis en dan via een hydrocortison pomp het binnenkrijgen

–> patiënten moeten namelijk een stress reactie van het lichaam op het onderliggende ziektebeeld hebben

33
Q

Voor welke belangrijke processen zorgt cortisol in het lichaam?

A
  • Verhoogt gevoeligheid van de vaatwand voor stoffen die vasoconstrictie geven (catecholamines, vasopressine, angiotensine)
  • Remt de productie van stoffen die vaatverwijding geven (bradykinine, PGE2)
  • Draagt bij aan het plasmavolume
34
Q

Wanneer kunnen corticosteroïden worden gegeven?

A
  • Substitutie bij een primaire/secundaire bijnierschorsinsufficiëntie
  • Anti-inflammatoire therapie; bij auto-immuunziekte, allergie, anafylaxie en posttransplantatie

–> zorgen voor suppressie van de cytokine productie en inhibitie van lymfocytenproliferatie, antistofproductie en fagocytose –> verschillend effect op bestrijding van inflammatie, daling activiteit HPA-as en NaCl retentie
–> toediening kan systemisch, lokaal, inhalatie of via klysma’s

35
Q

Wat zijn acute en chronische complicaties bij het gebruik van corticosteroïden?

A

Acuut
- Acute ontregeling van diabetes mellitus
- Vochtretentie (hypertensie)
- Ulcus/gastritis
- Psychose

Chronisch
- Kenmerken syndroom van Cushing (obesitas, spieratrofie, hirsutisme, depressie, etc.)
- Suppressie hypofyse-bijnier-as; bij >20 mg/dag prednison gedurende >3 weken of klinisch syndroom van Cushing –> afbouw- en stressschema nodig

36
Q

Van welke factoren zijn complicaties bij gebruik van corticosteroïden afhankelijk?

A
  • Dosering
  • Behandelingsduur
  • Wijze van toediening (systemisch meer bijwerkingen)
  • Individuele gevoeligheid
  • Metabolisme van glucocorticoïden
37
Q

Wat zijn de oorzaken van hypertensie?

A
  • Essentieel (90%): onbekende oorzaak, deels genetisch en deels lifestylefactoren
  • Renovasculair (9%)
  • Endocrien (1%): primair hyperaldosteronisme (0,4%), syndroom van Cushing (0,3%) en feochromocytoom (0,2%)
38
Q

Hoe ziet het renine-angiotensine-aldosteron systeem eruit en welk effect heeft aldosteron?

A

Zie de afbeelding!
- Systeem komt op gang bij dreiging van ondervulling –> bij te weinig circulerend volume geeft de nier renine af

Aldosteron werkt in de nieren op de mineralocorticoid receptor en zorgt voor transcriptie van genen die zorgen voor de vorming van Na/K-ATPase

39
Q

Wat gebeurt er bij hyperaldosteronisme (syndroom van Conn)?

A

Zie proces in de afbeelding!

Door teveel aldosteron neemt het extracellulair volume toe –> HMV neemt toe waardoor hypertensie ontstaat –> renine zal daarom afnemen waardoor een hypokaliëmie en metabole alkalose ontstaat

40
Q

Wat zie je in de kliniek bij hyperaldosteronisme (syndroom van Conn)?

A
  • Hypertensie
  • Hypokaliëmie (30% wel normaal kaliumwaarde)
  • Verhoogd plasma aldosteron
  • Onderdrukt plasma renine
41
Q

Wat zijn de oorzaken van hyperaldosteronisme (syndroom van Conn)?

A
  • Bilaterale bijnierhyperplasie (66%)
  • Aldosteron producerend adenoom (32%)
  • Glucocorticoid suppressible hyperaldosteronisme (1%)

En <1%:
- Angiotensine II gevoelig adenoom
- Familiair hyperaldosteronisme
- Ectopische aldosteron productie

42
Q

Wanneer screen je patiënten voor hyperaldosteronisme (syndroom van Conn)?

A
  • Hypertensie en hypokaliëmie
  • Ernstige hypertensie (systole > 160 mmHg en/of diastole > 100 mmHg)
  • Behandeling met 3 of meer antihypertensiva
  • Hypertensie op jonge leeftijd
  • Bijnierincidentaloom
  • Hypertensieve familieleden van patiënten met PHA
43
Q

Met welke test screen je patiënten voor hyperaldosteronisme (syndroom van Conn) als eerst?

A

Plasma aldosteron/renine activiteit ratio
- aldosteron zal hoog zijn en renine laag pleit voor hyperaldosteronisme
- medicamenten kunnen effect hebben op deze waarden (diuretica en bètablokkers
- hoog aldosteron en hoog renine pleit voor renovasculaire hypertensie, diureticagebruik, renine producerende tumor, maligne hypertensie of coarctatie van de aorta
- laag aldosteron en laag renine pleit voor congenitale adrenale hyperplasie, Cushing’s syndroom (cortisol gaat op mineralocorticoïd receptor zitten), bijniertumoren die DOC maken, 11-bèta-HSD2 deficiëntie (zet cortisol om in inactieve vorm –> activatie door drop) of Liddle’s syndroom

44
Q

Welke testen kun je nog meer doen voor patiënten met verdenking op hyperaldosteronisme (syndroom van Conn) na de eerste screeningstest?

A
  • Zoutbelastingstest: NaCl infuus in het ziekenhuis en kijken of een hypertensie ontstaat en hierna het renine en aldosteron omlaag gaan
  • 24-uurs urine: kalium (> 30 mmol/24 uur), aldosteron (>10 microgram/24 uur) en 18-hydroxycortisol meten
  • Rust-inspanningstest
  • Captopril test: een ACE-remmer geven en kijken of aldosteron daalt
45
Q

Met welke onderzoeken kom je er achter wat de oorzaak van hyperaldosteronisme is bij gediagnostiseerde patiënten?

A
  • CT/MRI van de bijnieren: kijken voor bijnierincidentalomen en vergrootte bijnieren, als je links een afwijking ziet kan de hyperplasie als nog rechts zitten
  • Bilaterale bijniervene sampling: bron van aldosteron overproductie vinden, katheter opvoeren via de lies en in het bloed de aldosteron meten en de ratio tussen links-rechts berekenen, gouden standaard

In 15% zegt de CT unilateraal en zegt de sampling bilateraal
In 20% zegt de CT bilateraal en zegt de sampling unilateraal

46
Q

Hoe is de behandeling van hyperaldosteronisme?

A
  • Chirurgisch: adrenalectomie (laparoscopisch), resulteert in een normokaliaemie en de helft houdt hypertensie (wel makkelijker te behandelen)
  • Medicamenteus: tweede optie, met een mineralocorticoid receptor antagonist (spironolactone en eplerenon), een amiloride en een thiazide diureticum
47
Q

Wat is een feochromocytoom en waar zit het?

A

Tumor van de bijniermerg
–> leidt tot overproductie van adrenaline, noradrenaline en dopamine
- tyrosine is de precursor van de catecholamines
- 90% zit in de bijnier, 10% extra-adrenaal (para-aortaal, lever, thorax, etc.), ookwel paraganglioom genoemd (maakt alleen noradrenaline)

48
Q

Wat zijn de oorzaken van een feochromocytoom?

A

Kan solitair voorkomen of een onderdeel zijn van een erfelijk syndroom (20-25%), meerdere genetisch oorzaken:
- MEN IIa/b syndroom
- Neurofibromatosis type I
- M. Von Hippel-Lindau
- Paraganglioom syndromen (mutatie in SDHB-, SDHC- en SDHD-genen (oxidatieve fosforylering in mitochondrium))

49
Q

Wat is de prevalentie van feochromocytomen?

A

0,05-2% van de hypertensieve patiënten heeft het
–> voornamelijk in de bijnier bij patiënten > 60 jaar
–> voornamelijk extra-adrenaal bij patiënten < 20 jaar

50
Q

Wat zijn de symptomen van feochromocytomen?

A

Stressreacties die in aanvallen opdreden:
- Hypertensie
* Paroxysmaal (48%)
* Continu (39%)
* Geen (13%)
- Hoofdpijn (80%)
- Transpireren (52%)
- Palpaties (49%)
- Bleekheid (door vaatvernauwing huid) (43%)
- Tremor (34%)
- Angst (29%)
- Buikpijn (26%)
- Gewichtsverlies (17%)
- Flushing (15%)

51
Q

Wat staat ook in de differentiaal diagnose bij verdenking op feochromocytomen en wanneer wordt het vermoeden groter op een feochromocytoom?

A

Hyperthyreoïdie, migraine, paroxymale tachycardie, carcinoïd syndroom, mastocytose, menopauze, hypoglycemie, angststoornis

Meer kans:
- Typisch klachtenpatroon
- Refractaire hypertensie (slechte reactie op antihypertensiva)
- Maligne hypertensie (acute hoge hypertensie met orgaanschade)
- Hypertensieve respons op bèta-blokkers
- Bloeddruk labiliteit
- Paroxismale hypertensie
- Positieve familieanamnese
- Vastgestelde bijniertumor

52
Q

Welke testen kunnen gedaan worden bij verdenking op een feochromocytoom?

A
  • Plasma: (nor-)adrenaline (korte halfwaardetijd dus moeilijk te meten) en (nor-)metanefrine meten
  • Urine: (nor-)metanefrine (langere halfwaardetijd)
  • CT/MRI bijnieren
  • 123I-MIBG-scan: kijken of elders in het lichaam een afwijking is, MIBG voor de scan geven (lijkt op precursor tyrosine en wordt selectief opgenomen door een feochromocytoom)
  • Gallium-PET scan: receptoren op de tumor zullen oplichten

Nooit een punctie! kan leiden tot spontane release van catecholamines en levensbedreigende situatie

53
Q

Wat is de therapie van een feochromocytoom?

A

Laparoscopische adrenalectomie
- Meestal curatief
- Gedaan na voorbehandeling, anders hele erge bloeddruk pieken tijdens de operatie
- 10% feochromocytomen heeft een maligne beloop –> tumor bestralen met 131I-MIBG van binnenuit, chemotherapie, PRRT, maar alsnog 5 jaars overleving van 50%

Medicamenteus (ook als voorbehandeling)
- alfa-blokkers
- calciumantagonisten
- nitroprusside, nitroglycerine