FMH Functioneel onderzoeken & behandelen Flashcards

1
Q

Wat zijn de handelingsaspecten?

A
  • Intentionaliteit: dat wat PT zou willen
  • Sequentie: opeenvolging van allemaal handelingen in tijd
  • Betekenisvolle omgeving (BELANGRIJK): uitvoering van handeling verschilt per omgeving
  • Nesting: Idee van hoe activiteit uitgevoerd moet worden
  • Beperkende factoren (BELANGRIJK): hetgeen waardoor we de mist ingaan bij activiteit(en)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor variabelen heb je bij functioneel onderzoek?

A
  • Extremiteitketen
  • Belasting
  • Tempo wisselingen
  • Stabilisatievormen
  • Steunvlak
  • Aandacht
  • Visuele controle
  • Niveau weerstand
  • Soort weerstand
  • Richting
  • Versnelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: extremiteitketen?

A
  • Open

- Gesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Belasting

A
  • Weinig steun

- Veel steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Tempo wisselingen

A
  • Laag

- Hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Stabilisatievormen:

A
  • Statisch

- Dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Steunvlak?

A
  • Groot, laag, stabiel

- Klein, hoog, instabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Aandacht?

A
  • Bewust, gewaarschuwd

- Onbewust, onverwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Visuele controle?

A
  • Ogen open

- Ogen dicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Niveau weerstand?

A
  • Dicht bij gewricht

- Ver van gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Soort weerstand

A
  • Stevig

- Licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: Richting

A
  • Enkelvoudig

- Meervoudig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen heb je bij de variabel: versnelling

A
  • Acceleratie

- Deceleratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt taakgerichte bewegingsprogramma’s in?

A
  • Zo snel mogelijk functioneel oefenen (belangrijk)
  • Taak- + context specifiek oefenen
  • Mogen snel hulpmiddelen gegeven worden
  • Zo snel mogelijk gaan lopen (mobiliseren)

Belangrijk is het leren van strategieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 3 fases van Fitts & Possner?

A

Cognitieve fase
Associatieve fase
Automatische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de cognitieve fase in?

A
  • Sterke cognitieve sturing
  • Relatief trage uitvoering
  • Veel fouten in uitvoering
  • Veel visuele, auditieve, perceptuele ondersteuning nodig
17
Q

Wat houdt de associatieve fase in?

A
  • Vaak herhalen van vaardigheid

- Cognitieve controle, minder fouten & meer economische wijze van uitvoering

18
Q

Wat houdt de automatische fase in?

A
  • Beperkte cognitieve sturing

- Hoog tempo, weinig fouten

19
Q

Wat houdt expliciet leren in?

A
  • Omgeving bepaalt het leren
  • Decleratief
  • Knowledge of Performance
20
Q

Wat houdt impliciet leren in?

A
  • Persoon creeert zelf de leeromgeving
  • Procedureel
  • Knowledge of result
21
Q

Wat zijn de variabelen van het motorisch leren die het leerproces bepalen?

A
Omvang, intensiteit van training
Taak:
- Variabiliteit
- Zinvolheid en op maat van PT
Betekenisvolle omgeving
Instructie & feedback:
- Voor, tijdens + na taak
- Verbaal + non-verbaal
- Afnemend in frequentie
- Positief + motiverend
Therapeut:
- Motivatie
- Stimulatie
- Facilitatie