fa C5 Flashcards
1
Q
Naître
A
geboren worden
2
Q
geboren worden
A
Naître
3
Q
Devenir
A
worden
4
Q
worden
A
Devenir
5
Q
Mourir
A
doodgaan
6
Q
doodgaan
A
Mourir
7
Q
Monter
A
naar boven gaan/omhoog gaan/instappen
8
Q
naar boven gaan/omhoog gaan/instappen
A
Monter
9
Q
Descendre
A
naar beneden gaan/omlaag gaan/uitstappen
10
Q
naar beneden gaan/omlaag gaan/uitstappen
A
Descendre
11
Q
Descendre
A
naar beneden gaan/omlaag gaan/uitstappen
12
Q
Rester
A
blijven
13
Q
blijven
A
Rester
14
Q
Tomber
A
vallen
15
Q
vallen
A
Tomber