Du lektion 1-6 Flashcards
die Mannschaft
het team
der Sportplatz
het sportveld
teilnehmen
deelnemen
das Tor
de goal, het doelpunt
der Traum
de droom
überraschen
verassen
der Verein
de vereniging, de club
obwohl
hoewel
der Wettbewerb
de wedstrijd
der Zuschauer
de toeschouwer
der Anfang
het begin
aufregend
opwindend
der Eintritt
de entree
hinten
achter
leicht
gemakkelijk
der Profi
de professional
schaffen
voor elkaar krijgen, lukken
das Spiel
de wedstrijd, het spel
der Weltmeister
de wereldkampion
das Ziel
het doel
fietsen
Fahrrad fahren
voetballen
Fuẞball spielen
aan gymnastiek doen
Gymnastik machen
naar de sportschool gaan
ins fitnesstudio gehen
hardlopen
joggen
paardrijden
reiten
zwemmen
schwimmen
zeilen
segeln
skiën
Ski fahren
dansen
tanzen
das Ergebnis
het resultaat
die Grundschule
de basischool
das Gymnasium
het vwo
die Klassenarbeid
het proefwerk
die note
het cijfer
die Realschule
de havo
ein Referat halten
een spreekbeurt houden
an der Reihe sein
aan de beurt zijn
die Tafel
het bord
die Turnhalle
de gymzaal
das Abitur
het eindexamen
anstrengend
vermoeiend
das fach
het vak
frech
brutaal
die Hilfe
de hulp
insgesamt
in totaal
müde
moe
sitzen bleiben
blijven zitten
der Stundenplan
het rooster
zeichnen
tekenen
scheikunde
chemie
Engels
Englisch
aardrijkskunde
Erdkunde
Frans
Französisch
geschiedenis
Geschichte
wiskunde
Mathematik
muziek
Musik
natuurkunde
Physik
Spaans
Spanisch
Lichamelijke opvoeding
Sport