fa 3h Flashcards
1
Q
la photo
A
de foto
2
Q
de foto
A
la photo
3
Q
le message
A
het bericht
4
Q
het bericht
A
le message
5
Q
la réaction
A
de reactie
6
Q
de reactie
A
la réaction
7
Q
le commentaire
A
het commentaar
8
Q
het commentaar
A
le commentaire
9
Q
le site (web)
A
de (web)site
10
Q
de (web)site
A
le site (web)
11
Q
l’appli v
A
de app
12
Q
de app
A
l’appli v
13
Q
les réseaux sociaux m mv
A
de social media
14
Q
de social media
A
les réseaux sociaux m mv
15
Q
le portable
A
de mobiele telefoon
16
Q
de mobiele telefoon
A
le portable
17
Q
l’addition
A
de rekening
18
Q
de rekening
A
l’addition
19
Q
dire
A
zeggen
20
Q
zeggen
A
dire
21
Q
penser
A
denken
22
Q
denken
A
penser
23
Q
attendre
A
wachten
24
Q
wachten
A
attendre
25
utiliser
gebruiken
26
gebruiken
utiliser
27
travailler
werken
28
werken
travailler
29
payer
betalen
30
betalen
payer
31
j'y vais
ik ga weg
32
ik ga weg
j'y vais
33
il voit
hij ziet
34
hij ziet
il voit
35
donne-moi
geef mij!
36
geef mij!
donne-moi
37
j'ai vu
ik heb gezien
38
ik heb gezien
j'ai vu
39
amuse-toi bien!
veel plezier
40
veel plezier
amuse-toi bien
41
on était
wij waren
42
wij waren
on était
43
tu vas bien?
gaat het goed met je?
44
gaat het goed met je?
tu vas bien?
45
bienvenue
welkom
46
welkom
bienvenue
47
à plus
tot later
48
tot later
à plus
49
grâce à
dankzij
50
dankzij
grâce à
51
derrière
achter
52
achter
derrière
53
près de
dichtbij
54
dichtbij
près de
55
heureux, heureuse
gelukkig
56
gelukkig
heureux, heureuse
57
drôle
grappig
58
grappig
drôle
59
le gens
de mensen
60
de mensen
le gens
61
la tête
het hoofd
62
het hoofd
la tête
63
le truc
het ding
64
het ding
le truc
65
presque
bijna
66
bijna
presque
67
pourtant
toch
68
toch
pourtant
69
maintenant
nu
70
nu
maintenant
71
avoir besoin (de)
nodig hebben
72
nodig hebben
avoir besoin (de)
73
le conseil
het advies
74
la raison
de reden
75
la dent
de tand
76
le sens de l'humour
het gevoel voor humor
77
oublier
vergeten
78
vergeten
oublier
79
arrêter
stoppen
80
stoppen
arrêter
81
né(e)
geboren
82
geboren
né(e)
83
facile
makkelijk
84
makkelijk
facile
85
nouveau, nouvelle
nieuw
86
nieuw
nouveau, nouvelle
87
premier, première
eerste
88
eerste
premier, première
89
vieux. vieille
oud
90
oud
vieux. vieille
91
bon, bonne
goed
92
goed
bon, bonne
93
faire attention à
opletten
94
télécharger
downloaden
95
garder
bewaren
96
montrer
laten zien
97
le temps
de tijd
98
de tijd
le temps
99
la meilleure amie
de beste vriendin
100
de beste vriendin
la meilleure amie
101
marrant(e)
grappig
102
grappig
marrant(e)
103
intelligent(e)
slim
104
slim
intelligent(e)
105
méchant(e)
gemeen
106
gemeen
méchant(e)
107
égoïste
egoïstisch
108
egoïstisch
égoïste
109
timide
verlegen
110
verlegen
timide
111
paresseux,-euse
lui
112
lui
paresseux,-euse
113
souvent
vaak
114
vaak
souvent
115
une fois par semaine
een keer per week
116
een keer per week
une fois par semaine
117
je la connais
ik ken haar
118
ik ken haar
je la connais
119
au club de sport
op de sportclub
120
op de sportclub
au club de sport
121
à l'école
op school
122
op school
à l'école
123
au travail
op het werk
124
chez des amis
bij vrienden
125
op het werk
au travail
126
bij vrienden
chez des amis
127
regarder la télé
televisie kijken
128
televisie kijken
regarder la télé
129
faire du sport
sporten
130
sporten
faire du sport
131
jouer de la guitare
gitaar spelen
132
gitaar spelen
jouer de la guitare
133
bavarder
kletsen
134
kletsen
bavarder
135
l'or M
het goud
136
het goud
l'or M
137
l'argent M
het geld, het zilver
138
le prix
de prijs
139
de prijs
le prix
140
le parfum
de smaak
141
de smaak
le parfum
142
par an
per jaar
143
per jaar
par an
144
cent
honderd
145
honderd
cent
146
mille
duizend
147
duizend
mille
148
un million
een miljoen
149
een miljoen
un million
150
le visiteur
de bezoeker
151
le concours
de wedstrijd
152
le cerveau
de hersenen
153
en moyenne
gemiddeld
154
impossible
onmogelijk
155
onmogelijk
impossible
156
pauvre
arm
157
arm
pauvre
158
cher, chère
duur
159
duur
cher, chère
160
américain(e)
Amerikaans
161
mieux
beter
162
Amerikaans
américain(e)
163
beter
mieux
164
vendre
verkopen
165
verkopen
vendre
166
exister
bestaan
167
bestaan
exister
168
savoir
weten
169
weten
savoir
170
admirer
bewonderen
171
prouver
bewijzen
172
compter
(mee)tellen
173
fêter
vieren