du 3H1^2 H6 Flashcards
1
Q
de diefstal
A
der Diebstahl
2
Q
de gewonde
A
der Verletzte/die Verletzten
3
Q
het identiteitsbewijs
A
der Ausweis
4
Q
de milieubescherming
A
der Umweltschutz
5
Q
de sport
A
der Sport
6
Q
de vereniging
A
der Verein
7
Q
de ambulance
A
der Krankenwagen
8
Q
de brandweer
A
die Feuerwehr
9
Q
de hulp
A
die Hilfe
10
Q
de hulporganisatie
A
die Hilfsorgsanisation
11
Q
de mening
A
die Meinung/die Meinungen
12
Q
de nood
A
die Not
13
Q
de politie
A
die Polizei
14
Q
het vrijwilligerswerk
A
die ehrenamtliche Arbeit
15
Q
de belangstelling
A
das interesse
16
Q
de portemonnee
A
das Portmonee
17
Q
het project
A
das Projekt/die Projekte
18
Q
het verbod
A
das Verbot
19
Q
de gegevens
A
die Angaben
20
Q
het nieuws
A
die Nachrichten
21
Q
aan de hand zijn
A
los sein
22
Q
aangifte doen
A
Anzeige erstatten
23
Q
bellen
A
anrufen/angerufen
24
Q
doneren
A
spenden
25
een actie starten
eine Aktion starten
26
enthousiast over iets zijn
von etwas begeistert sein
27
gebeuren
passieren
28
melden
melden
29
regelen
regeln
30
roepen
rufen
31
stelen
stehlen/gestohlen
32
verliezen
verlieren/verloren
33
waarschuwen
warnen
34
zich inzetten voor
sich einsetzen für
35
Brand!
Feuer!
36
binnen
drinnen
37
buiten
draußen
38
daar/er
da
39
dan
denn
40
gelukkig
zum Glück
41
Help!
Hilfe!
42
Kijk uit!
Vorsicht!
43
nuttig
sinnvoll
44
omdat
weil
45
zojuist
gerade
46
de naam
der Name/die Namen
47
de arts/de dokter
der Arzt
48
het ongeluk
der Unfall
49
het adres
die Adresse/die Adressen
50
de straat
die Straße/die Straßen
51
het telefoonnummer
die Telefonnummer/die Telefonnummern
52
het ziekenhuis
das Krankenhaus
53
die pijn
die Schmerzen
54
zich voelen
sich fühlen
55
gewond
verletzt
56
Pardon!
Entschuldigung!
57
sinds
seit
58
vanavond
heute Abend
59
vanmiddag
heute Nachmittag
