Engels; unit 6, lesson 4 Flashcards
1
Q
prestatie
A
achievement
2
Q
bewerken
A
to adapt
3
Q
kassa
A
box office
4
Q
wezen
A
creature
5
Q
ervaren; beleven
A
to experience
6
Q
boeiend
A
gripping
7
Q
hoofdrol
A
lead
8
Q
verteller
A
narrator
9
Q
spannend boek
A
page-turner
10
Q
verhaallijn; plot
A
plot
11
Q
uitbrengen
A
to release
12
Q
script
A
screenplay
13
Q
aanwijzingen voor de acteurs
A
stage directions
14
Q
de hoofdrol spelen
A
to star
15
Q
verhaal; vertelling
A
tale