Dutch Vocabulary 5 Flashcards
eenheid
unit
kracht
power
stad
town
fijne
fine
bepaalde
certain
vliegen
fly
vallen
fall
leiden
lead
huilen
cry
donker
dark
apparaat
machine
noot
note
wachten
wait
plannen
plan
figuur
figure
ster
star
doos
box
zelfstandig naamwoord
noun
veld
field
rest
rest
juist
correct
in staat
able
pond
pound
gedaan
done
schoonheid
beauty
rijden
drive
stond
stood
bevatten
contain
voorzijde
front
leren
teach
week
week
finale
final
gaf
gave
groen
green
oh
oh
snel
quick
ontwikkelen
develop
oceaan
ocean
warme
warm
gratis
free
minuut
minute
sterke
strong
speciaal
special
geest
mind
achter
behind
duidelijk
clear
staart
tail
produceren
produce
feit
fact
ruimte
space
gehoord
heard
best
best
uur
hour
beter
better
ware
TRUE
tijdens
during
honderd
hundred
vijf
five
onthouden
remember
stap
step
vroeg
early
houden
hold
west
west
grond
ground
rente
interest
bereiken
reach
snel
fast
werkwoord
verb
zingen
sing
luisteren
listen
zes
six
tafel
table
reizen
travel
minder
less
ochtend
morning
tien
ten
eenvoudig
simple
verscheidene
several
klinker
vowel
in de richting van
toward
oorlog
war
leggen
lay
tegen
against
patroon
pattern
langzaam
slow
centrum
center
liefde
love
persoon
person
geld
money
dienen
serve
verschijnen
appear
weg
road
kaart
map
regen
rain
regel
rule
regeren
govern
trek
pull
koude
cold
kennisgeving
notice
stem
voice