Discuss the roles of appearance and nonverbal behavior in impression formation/Define the fundamental attribution error and the actor/observer discrepancy. Flashcards

1
Q

Hoe beïnvloedt het uiterlijk de vorming van eerste indrukken?

A

Mensen vormen snel oordelen gebaseerd op het uiterlijk van een ander, met name het gezicht, dat informatie overbrengt zoals emotionele staat, interesse, competentie en betrouwbaarheid. Al vanaf jonge leeftijd kunnen mensen oordelen of een gezicht betrouwbaar is of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de rol van non-verbaal gedrag in impressievorming?

A

Non-verbaal gedrag, zoals gezichtsuitdrukkingen, gebaren en houdingen, biedt krachtige aanwijzingen voor het vormen van indrukken over iemands intenties, emoties en zelfs seksuele geaardheid. Korte observaties, of “thin slices of behavior”, kunnen leiden tot nauwkeurige beoordelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de fundamentele attributiefout?

A

De fundamentele attributiefout is de neiging van mensen om de invloed van persoonlijkheidskenmerken te overschatten en de rol van situationele factoren te onderschatten bij het verklaren van het gedrag van anderen. Dit leidt vaak tot onjuiste indrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de acteur/observer discrepantie?

A

De acteur/observer discrepantie verwijst naar de neiging van mensen om hun eigen gedrag toe te schrijven aan situationele factoren, terwijl ze het gedrag van anderen toeschrijven aan persoonlijke eigenschappen. Dit verschijnsel is vooral merkbaar bij negatieve gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is de fundamentele attributiefout een wereldwijd fenomeen?

A

Hoewel de fundamentele attributiefout voorkomt in veel culturen, zijn er verschillen. Mensen in Oosterse culturen neigen meer situationele factoren te overwegen in hun attributies, terwijl mensen in Westerse culturen meer geneigd zijn om persoonlijke factoren te benadrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als je bevooroordeeld bent door de acteur/observer discrepantie, hoe zou je jouw te laat komen voor de klas anders uitleggen dan het te laat komen van je klasgenoot?

A

Je zou jouw te laat komen toeschrijven aan situationele factoren en het te laat komen van je klasgenoot aan persoonlijkheidstekortkomingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly