Diagnostiek Hfd9 Flashcards

1
Q

Wat is leren?

A

Leren is een proces waarbij nieuwe gedragsmogelijkheden (kennis en vaardigheden) ontstaan of bestaande worden aangepast door activiteiten en ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is onderzoek naar leervorderingen belangrijk?

A
  • Zelfbeeld en competentiegevoel worden beïnvloed door leerervaringen.
  • Leerprestaties leveren vaak positieve feedback op.
  • Problemen met leren kunnen frustratie veroorzaken en leiden tot een negatieve spiraal met gedragsproblemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verband tussen leer- en gedragsproblemen?

A
  • Leer- en gedragsproblemen gaan vaak samen.
  • Gedragsproblemen kunnen een signaal zijn van leerachterstand.
  • Daarom is onderzoek naar leervorderingen belangrijk bij signalering van gedragsproblemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is intentioneel leren?

A
  1. Leren met een plan en doel.
  2. Vereist analyse van vaardigheden en leeractiviteiten.
  3. Samenhang tussen onderwijzen (leerkracht), leren (leerling) en leertaak is belangrijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een taakanalyse?

A

Een taakanalyse helpt bij het plannen van de onderwijsleersituatie door het leerdoel en de deelvaardigheden te analyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 2 stappen van een taakanalyse?

A
  1. Leerhiërarchie opstellen: Deelvaardigheden in volgorde zetten.
  2. Empirisch onderzoek: Onderzoeken of bepaalde vaardigheden voorwaardelijk zijn voor andere.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kanttekeningen bij leerhiërarchie?

A
  1. Er is weinig empirisch onderzoek naar.
  2. Resultaten zijn niet altijd eenduidig.
  3. Hogere vaardigheden oefenen kan ook lagere vaardigheden verbeteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de rol van de leerkracht in leren?

A
  • Organiseren en beslissen over leeractiviteiten en leerdoelen.
  • Rekening houden met mogelijkheden van leerlingen.
  • Continu effectieve feedback geven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat benadrukt het interactieve karakter van leren?

A
  • Leren gebeurt in interactie met de omgeving.
  • Op school speelt de leerkracht, klasgenoten, methoden en leermiddelen een rol.
  • Effectieve feedback is cruciaal voor leervorderingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de beginsituatie bij leren?

A
  • Aansluiten bij wat de leerling al kent en beheerst.
  • Onderwijs- en ondersteuningsbehoeften vaststellen.
  • Onderwijsleersituatie afstemmen op deze behoeften.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een leerdoel en waarom is het belangrijk?

A
  • Moet aangepast zijn aan de mogelijkheden van de leerling.
  • Duidelijk en meetbaar geformuleerd.
  • Bijdragen aan motivatie.
  • Leerdoelen zijn vaak gebaseerd op kerndoelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is leerinhoud?

A

De concrete stof waar de leerling mee aan de slag gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is methodiek in het onderwijs?

A

De manier waarop de leerinhoud wordt aangeboden, inclusief:

  1. Volgorde van de leerstof.
  2. Soort oefeningen.
  3. Gebruikte leerprincipes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is belangrijk bij de organisatie van leren?

A
  1. Afstemming van leeractiviteiten.
  2. Wie werkt aan welke doelen?
  3. Wanneer, waar, hoe vaak en hoe lang?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is evaluatie van leervorderingen belangrijk?

A

-Meet of het leerdoel is bereikt.
- Levert gegevens voor de beginsituatie van een volgende fase.
- Ondersteunt opbrengstgericht werken en cyclische verbetering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn belangrijke elementen van het directe instructiemodel?

A
  • Basiskennis en -vaardigheden ontwikkelen.
  • Modelling (voordoen, hardop denken).
  • Duidelijke doelen stellen.
  • Heldere leerstofopbouw.
  • Begeleid inoefenen.
  • Directe feedback (feed-up, feedback, feedforward).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de onderwijsleersituatie-driehoek?

A
  1. Leren is een afstemmingsproces tussen leerdoel, leerinhoud en methodiek.
  2. Leerproblemen ontstaan als deze afstemming niet goed lukt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een toets?

A

Een procedure om vast te stellen welke kennis en vaardigheden een leerling beheerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het verschil tussen een genormeerde toets en een criteriumtoets?

A
  1. Genormeerde toets: vergelijkt prestaties met leeftijdsgenoten.
  2. Criteriumtoets: vergelijkt prestaties met een hypothetische gemiddelde leerling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is didactische leeftijd (d.l.)?

A

De tijd (in maanden) dat een leerling onderwijs heeft gehad in een gestructureerde leeromgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is didactische leeftijdsequivalent (d.l.e.)?

A
  • Geeft aan op welke didactische leeftijd een gemiddelde leerling een bepaald beheersingsniveau bereikt.
  • Vergemakkelijkt vergelijking tussen leerlingen en schoolse vaardigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een profielkaart?

A
  • Een visueel overzicht van de beheersing van (deel)vaardigheden door een leerling.
  • Helpt bij het signaleren van leerproblemen en leerprogressie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het leerrendementsquotiënt (LRQ)?

A

De verhouding tussen leerervaring en leerresultaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat betekent een LRQ < 1 en een LRQ > 1?

A

LRQ < 1: lager leerrendement dan verwacht.
LRQ > 1: hoger leerrendement dan verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke factoren beïnvloeden het LRQ?
LRQ verschilt per schoolse vaardigheid. LRQ kan veranderen in de tijd. LRQ kan helpen bij de prognose van leerontwikkeling. LRQ is een evaluatiemaat voor effectiviteit van methodieken. LRQ speelt een rol in het ontwikkelingsperspectief (OPP).
26
Wat is het ontwikkelingsperspectief (OPP)?
- Geeft aan welk leerrendement de school verwacht voor een leerling. - Wordt gebruikt bij passend onderwijs.
27
Wat is het uitstroomperspectief?
De geplande vaardigheidsgroei en het verwachte eindniveau van de leerling.
28
Wat zijn kanttekeningen bij d.l.e.?
- Gebaseerd op geëxtrapoleerde scores (veronderstelt lineaire leervorderingen). - Geen rekening met meetfouten in ruwe scores.
29
Waarom blijft d.l.e. belangrijk?
- Geeft inzicht in beheersing van leerinhouden. - Maakt berekening van LRQ en leerprofielen mogelijk. - Wettelijk verplicht door ministerie van OCW.
30
Wat zijn d.l.v. en d.l.m.?
- d.l.v. (didactische leeftijdsequivalent voldoende standaard): - Aantal maanden onderwijs waarna 75-80% van de leerlingen een niveau beheerst. - d.l.m. (didactische leeftijdsequivalent minimum standaard): - Aantal maanden onderwijs waarna 90% een niveau beheerst.
31
Wat is screeningsonderzoek?
Onderzoek om snel het leerniveau en eventuele achterstanden te signaleren.
32
Wat is een leerlingvolgsysteem (LVS)?
Een periodiek screeningssysteem met niet-methodegebonden toetsen.
33
Wat is het verschil tussen methodegebonden en niet-methodegebonden toetsen?
- Methodegebonden: sluit aan bij de gebruikte leermethode. - Niet-methodegebonden: vergelijkt leerlingen met een algemene norm.
34
Waarom zijn niet-methodegebonden toetsen waardevol?
- Testen of een leerling kennis kan toepassen in nieuwe situaties. - Bieden inzicht in de wendbaarheid van vaardigheden.
35
Wat is een voorbeeld van een niet-methodegebonden toets?
De Cito-toets.
36
Wat is het functioneringsniveau?
Het onderwijsniveau waarop een leerling functioneert vergeleken met een hypothetisch gemiddelde leerling.
37
Welke twee vragen staan centraal bij individueel screeningsonderzoek?
1. Functioneert de leerling op zijn didactische leeftijd (d.l.) of is er een achterstand? 2. Is er een verschil tussen de niveaus van verschillende vaardigheden?
38
Wanneer is er sprake van een leerachterstand?
Als de d.l.e. lager is dan de didactische leeftijd en het LRQ < 1.
39
Wat betekent een LRQ < 0.5?
Zeer grote achterstand. Na 60 maanden onderwijs zal het niveau maximaal eind groep 5 zijn
40
Wat betekent een LRQ tussen 0.75 en 1?
Geringe achterstand. Na 60 maanden onderwijs eindigt de leerling rond half groep 7.
41
Wat is een harmonisch vs. disharmonisch leerprofiel?
Harmonisch: weinig verschil tussen vaardigheden. Disharmonisch: grote verschillen in vaardigheidsniveaus (>0.25 verschil in LRQ).
42
Waarom zijn leerprofielen diagnostisch nuttig?
- Geven richting aan verder onderzoek van leerproblemen. - Helpen bij het stellen van hypothesen over andere problematiek.
43
Wat zijn de drie stappen van onderzoek naar leervorderingen?
1. Individueel screeningsonderzoek - Vaststellen didactische leeftijd (d.l.), d.l.e., en LRQ. - Bepalen grootte achterstand op basis van LRQ. - Vaststellen leerprofiel (disharmonisch bij verschil > 0.25). 2. Gericht onderzoek naar leervorderingen - Verzamelen van informatie over de onderwijsleersituatie. - Nadere kwalitatieve analyse van screeningsonderzoek. - Onderzoek naar deelvaardigheden en leerprocessen. 3. Verder onderzoek
44
Wat is het doel van een individueel screeningsonderzoek?
Het in kaart brengen van het niveau van leervorderingen voor een aantal schoolse vaardigheden.
45
Welke vaardigheden kunnen worden gemeten in een individueel screeningsonderzoek?
- Technisch lezen - Begrijpend lezen - Spelling - Rekenen - Toepassingsgebieden
46
Welke factoren spelen een rol bij de keuze van toetsen?
- Het leerlingvolgsysteem (LVS) van de school. - Voorkomen van test-hertesteffect door andere toetsversies te kiezen.
47
Welke informatie bevat een profielkaart?
1. Didactische leeftijd (d.l.) 2. LRQ per vaardigheid 3. Toetsscores van verschillende vaardigheden
48
Wat gebeurt er na het invullen van de profielkaart?
- Beoordeling van leerniveau en leerprofiel. - Bepalen of er sprake is van een leerachterstand (zeer groot, groot, gering). - Classificeren van het leerprofiel (harmonisch of disharmonisch).
49
Wat is het overzichtsformulier?
Een samenvattend formulier waarin de conclusies uit de profielkaart en de drie onderzoeksstappen worden aangegeven.
50
Wat gebeurt er na het individueel screeningsonderzoek?
Op basis van de resultaten kan er worden besloten tot: - Gericht onderzoek naar leervorderingen (stap 2). - Verder onderzoek (stap 3).
51
Wat is het doel van gericht onderzoek naar leervorderingen?
Het onderzoeken van het leerproces en de manier waarop een leerling tot toetsprestaties komt.
52
Welke informatie wordt verzameld bij gericht onderzoek?
Onderwijsleersituatie Kwalitatieve analyse van screeningsonderzoek Onderzoek naar deelvaardigheden en leerprocessen
53
Welke methoden worden gebruikt om de onderwijsleersituatie in kaart te brengen?
Vragenlijsten voor leerkrachten en ouders (bijv. CBCL, TRF, SEV) Gesprek met de leerkracht Observatie in de klas Informatie van ouders Informatie van het kind zelf
54
Welke onderwerpen komen aan bod in een gesprek met de leerkracht?
Signalering van het probleem en schoolloopbaan Leerprofiel (harmonisch of disharmonisch) Gebruikte methodiek en eerdere interventies Mogelijkheden voor individuele hulp binnen de school
55
Wat wordt geobserveerd in de klas?
Werkhouding en concentratie Interactie tussen leerkracht en leerling Manier van feedback geven door de leerkracht
56
Welke informatie kunnen ouders geven?
Schoolloopbaan en beleving van het kind Positieve kenmerken van kind, leerkracht en school Waarneming van schoolproblemen en schoolwaardering
57
Waarom is informatie van het kind zelf belangrijk?
Omdat zelfbeoordeling van competentie invloed heeft op prestatiemotivatie en werkhouding.
58
Wat houdt een kwalitatieve analyse van het screeningsonderzoek in?
Een diepere analyse van hoe het leerproces verloopt binnen verschillende leerstofgebieden (bijv. leesstrategieën, spelling, rekenstrategieën).
59
Wat zijn mogelijke aanwijzingen voor verder onderzoek?
- Cognitieve, sociale, emotionele en persoonlijkheidsfactoren - Algemene leerachterstanden - Specifieke leerstoornissen
60
Wanneer is verder onderzoek naar specifieke leerstoornissen nodig?
Wanneer leervorderingen hardnekkig achterblijven en het leerprofiel disharmonisch is
61
Wat is de rol van het onderwijs bij dyslexie?
Scholen zijn verantwoordelijk voor signalering, effectieve interventies en onderbouwing voordat een leerling naar dyslexiezorg wordt verwezen.
62
Welke 3 criteria gelden voor de classificatie van dyslexie?
Ernstige lees- en spellingsproblemen (-1,5 SD). Hardnekkigheid (problemen blijven ondanks adequate ondersteuning). Uitsluiting van andere leerproblemen en neurologische aandoeningen.
63
Wat moet altijd onderzocht worden bij dyslexie?
Fonologisch-orthografische verwerking, zoals: 1. Fonemisch bewustzijn 2. Snel serieel benoemen 3. Grafeem-foneemassociatie
64
Welke 3 criteria gelden voor de classificatie van dyscalculie?
Ernstige rekenachterstand die het dagelijks leven beïnvloedt. Rekenachterstand wijkt af van andere schoolse vaardigheden. Problemen blijven hardnekkig ondanks adequate hulp.
65
Welke testen worden gebruikt bij dyscalculieonderzoek?
Nederlandse Dyscalculie Screener (NDS) Tempo Test Automatiseren (TTA) 3DM Dyscalculie, Tedi-Math, Zareki-R-NL
66
Welke psychologische factoren kunnen rekenproblemen verergeren?
Rekenangst Laag zelfbeeld Negatieve copingstrategieën
67
Wanneer is een volledig IQ-onderzoek nodig bij dyscalculie?
Alleen als er een vermoeden is van een verstandelijke beperking.