Diagnostiek Hfd 10 Flashcards

1
Q

Waarom wordt intelligentieonderzoek vaak bij kinderen uitgevoerd?

A

Om verstandelijke mogelijkheden in kaart te brengen en gedragsproblemen te interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 niveaus van intelligentie onderscheidt Vernon?

A
  1. Niveau A – Genetisch bepaald intelligentiepotentieel.
  2. Niveau B – Intelligentie zoals zichtbaar in het functioneren.
  3. Niveau C – Intelligentie gemeten met een test (academische intelligentie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de g-factor (Spearman)?

A

Een algemene intelligentiefactor (‘g’) die prestaties op verschillende tests verklaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 7 primaire mentale vaardigheden volgens Thurstone?

A
  1. Verbaal begrip
  2. Woordvloeiendheid
  3. Cijferen
  4. Geheugen
  5. Waarnemingssnelheid
  6. Ruimtelijk inzicht
  7. Logisch redeneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat beschrijft het Structure of Intellect-model (Guilford)?

A

Intelligentie als een combinatie van 3 dimensies:

Operations (denkprocessen)
Contents (inhoud van informatie)
Products (manier waarop informatie wordt verwerkt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de Three-Stratum Theory (Carroll) in?

A

Een hiërarchisch model met 3 niveaus:

Niveau 3 – Algemene factor (‘g’).
Niveau 2 – 8 groepsfactoren (o.a. geheugen, ruimtelijk inzicht).
Niveau 1 – Specifieke vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen fluid en crystallized intelligence (Cattell & Horn)?

A

Fluid intelligence – Probleemoplossend vermogen, onafhankelijk van ervaring.
Crystallized intelligence – Opgeslagen kennis en vaardigheden, beïnvloed door ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het CHC-model?

A

Een wetenschappelijk onderbouwd model voor cognitieve vaardigheden, gebruikt bij moderne intelligentietests (WISC-V-NL, WPPSI-IV-NL, IDS-2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke intelligentie meet het CHC-model vooral?

A

Academische intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 niveaus kent het CHC-model?

A

Stratum 3 – Algemene intelligentie (g-factor).
Stratum 2 – Brede cognitieve vaardigheden.
Stratum 1 – Nauwe cognitieve vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vaardigheden hebben de sterkste invloed op de g-factor?

A

Fluïde intelligentie (Gf) – Probleemoplossend vermogen.
Gekristalliseerde intelligentie (Gc) – Opgeslagen kennis en ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verband tussen het CHC-model en de niveaus van Vernon?

A

Fluïde intelligentie (Gf) = Niveau A (intelligentiepotentieel).
Gekristalliseerde intelligentie (Gc) = Niveau B (toegepaste intelligentie).
Testtaken in intelligentietests = Niveau C (gemeten intelligentie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom kunnen IQ-scores verschillen per test?

A

Niet elke test meet dezelfde cognitieve vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de cross-battery-benadering?

A

Aanvullen van een intelligentietest met extra subtests om ontbrekende cognitieve vaardigheden te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

WISC-III vs. WISC-V

A

📌 Geen Verbaal/Performaal IQ meer
📌 Meer brede cognitieve vaardigheden (CHC-model)
📌 Psychometrische profielanalyse i.p.v. klinische profielanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is een Totaal IQ niet altijd representatief?

A

Omdat het niet altijd alle cognitieve vaardigheden goed weerspiegelt; deel-IQ’s kunnen een beter beeld geven.

16
Q

Algemene Wechsler Schalen

A

1️⃣ WPPSI-IV-NL: 2;6 - 6;11 jaar
2️⃣ WISC-V-NL: 6 - 16;11 jaar
3️⃣ WAIS-IV-NL: 16 - 84;11 jaar

16
Q

IQ-Scores en Indexen

A

📊 Totaal IQ = 7 primaire subtests
📈 5 primaire indexen:

Verbaal Begrip (VBI)
Visueel Ruimtelijk (VRI)
Fluid Redeneren (FRI)
Werkgeheugen (WgI)
Verwerkingssnelheid (VsI)
📉 5 aanvullende indexen (combinaties van primaire/secundaire subtests)

17
Q

Interpretatieniveaus

A

1️⃣ Alleen Totaal IQ
2️⃣ Breder cognitief profiel (sterktes/zwaktes per index)
3️⃣ Aanvullende hypothesen (voor neuropsychologisch onderzoek)

18
Q

Systematische Interpretatie

A

1️⃣ Totaal IQ (globaal intelligentieniveau)
2️⃣ Sterktes & zwaktes per index
3️⃣ Onderlinge indexverschillen
4️⃣ Onderlinge subtestverschillen binnen indexen
5️⃣ Sterktes & zwaktes per subtest
6️⃣ Aanvullende indexen
7️⃣ Procesanalyse (hoe kind presteert)
8️⃣ Processcores (specifieke verwerking)
9️⃣ Discrepantie-analyse
🔟 Kwalitatieve observaties

19
Q

Belangrijke Aandachtspunten

A

⚠️ IQ = Momentopname
⚠️ Lager betrouwbaar bij jonge kinderen & taalbarrières
⚠️ Totaal IQ ≠ volledig beeld van cognitief functioneren

20
Q

Alternatieve Intelligentietests

A

🧠 Brede intelligentietests: WPPSI, RAKIT-2, IDS-2
🗣 Niet-verbale tests: SON-R 2-8, SON-R 6-40, WNV-NL
🏫 Onderwijsgericht: NIO

21
Q

Sensorische en motorische beperkingen

A

1️⃣ Dove kinderen: 3 alternatieve tests beschikbaar.
2️⃣ Blinde kinderen: Verouderde testbatterij, verbale delen van WISC-V-NL kunnen afgenomen worden.
3️⃣ Motorische beperkingen: Specifieke aandacht bij afname van tests (zie hoofdstuk 15).

22
Q

Afwijkende taalontwikkeling of Taalontwikkelingsstoornis (TOS)

A

🔸 Geen verbale taken: Vermijden van tests die taalbegrip testen om alleen cognitieve ontwikkeling te meten.
🔸 Taalvaardigheid vaststellen: Niet te snel concluderen dat verbale tests onbruikbaar zijn.
🔸 Non-verbale tests: Andere validiteit dan verbale tests, risico op verkeerde conclusies.
🔸 Probleem bij tweetalige kinderen: Wees kritisch of traditionele tests goed meten wat ze beogen.

23
Licht Verstandelijke Beperking (LVB)
1️⃣ Definitie: Significante beperkingen in intelligentie & adaptief gedrag. 2️⃣ Betrouwbaarheidsinterval Totaal IQ: Vaak een onvolledig beeld bij LVB. 3️⃣ Sterke en zwakke kanten: Focus op cognitieve profielanalyse. 4️⃣ Typische kenmerken: Zwakke taalontwikkeling, werkgeheugen, faalangst. 5️⃣ Teststrategie: Begin met makkelijke items voor succeservaring. Gebruik Testing-the-limits voor betere resultaten.
24
Begaafde kinderen
1️⃣ Risico’s: Onderpresteren, faalangst, demotivatie, aanpassingsproblematiek. 2️⃣ Definitie: IQ van 130 als referentie voor hoogbegaafdheid. 3️⃣ Problemen: Moeite met aansluiting bij leeftijdsgenoten, overbezorgd, zorgen maken. 4️⃣ Kenmerken: Flexibele denkwijze, snelle instructie-opname, lange spanningsboog. 5️⃣ Testen: Betrouwbaarheid neemt af bij extreme scores (hoog of laag).
25
Kinderen met trauma-gerelateerde problematiek
1️⃣ Toxische stress: Beïnvloedt cognitieve functies, zoals geheugen en executief functioneren. 2️⃣ Testadvies: Pas testen afnemen als er een stabiele situatie is. Extra ondersteuning nodig tijdens testafname voor veiligheid. 3️⃣ Rapportage: Vermelden van trauma-invloed op testresultaten.
26
Kinderen met Autismespectrumstoornis (ASS)
1️⃣ Kenmerken van ASS: Los van cognitief functioneren, maar vaak ook verstandelijke beperking. 2️⃣ Testafname: Rekening houden met behoefte aan structuur en voorspelbaarheid. 3️⃣ Behoefte: Visuele ondersteuning (bijv. takenkaart).
27
Kinderen met Dyslexie
1️⃣ Geen verstandelijke beperking: IQ > 70-75 (exclusiefactor). 2️⃣ Problemen bij leesstoornis: Lagere scores op alle primaire indexen van intelligentietests. 3️⃣ Intelligentie testen voor diagnose: Niet noodzakelijk, maar kan aanvullende informatie bieden.
28
Stabiliteit van Intelligentie
1️⃣ Herhalingsonderzoek: Soms nodig bij veranderingen in functioneren. 2️⃣ Stabiliteit Totaal IQ: IQ stabiliseert vanaf 6-7 jaar. Het wordt betrouwbaarder vanaf 11-12 jaar. 3️⃣ Geldigheidsduur: IQ-score is geldig voor 1-2 jaar bij kinderen, half jaar voor jongere kinderen. 4️⃣ Hertesten: Binnen een jaar met dezelfde test meestal niet aanbevolen.
29
Flynn-effect
De stijging van het gemiddelde IQ in populaties over tijd (3-5 punten per 10 jaar).
30
Flynn effect oorzaak en gevolg en advies
2️⃣ Oorzaken: Betere voeding, gezondheidszorg, welvaart, onderwijs, technologie. 3️⃣ Gevolgen: Regelmatige normering van tests nodig, invloed op testresultaten. 4️⃣ Praktijkadvies: Gebruik de meest recente tests voor nauwkeurigheid.
31
Toekomstige ontwikkelingen in Intelligentieonderzoek
1️⃣ Onderzoek focus: Meer aandacht voor cognitieve domeinen en neuropsychologische functies. 2️⃣ Diagnostiek: Focus op processen voor het oplossen van testtaken, versterkt door neuropsychologische inzichten. 3️⃣ Doel: Beter inzicht in schoolse prestaties en behandeladvies.