de huid Flashcards

1
Q

huid (weetjes)

A

= grootste orgaan van het lichaam
= 16% van het lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies van de huid

A
  • bescherming van onderliggend weefsel
  • regeling lichaamstemperatuur
  • zintuiglijke waarneming van signale uit de omgeving
  • excretie van zweet en talg
  • aanpassing aan grote vormveranderingen
  • absorptie van ultraviolette straling van zonlicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

huid - opbouw

A
  • epidermis = opperhuid = verhoornend meerlagig plaveiselepitheel van ectodermale herkomst
  • dermis = lederhuis = bestaande uit BW van mesodermale herkomst
    => samen is dit de cutis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de grens tussen epidermis en dermis is golvend:

A
  • bindweefselpapillen = uitstulping in de dermis
  • epidermiskammen = uitstulpingen van de dermis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verhoornende meerlagig plaveiselepitheel van de epidermis = 4 verschillende celtypen:

A
  • keratinoccyten
  • melanocyten
  • cellen van langerhans
  • cellen van Merkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

in stratum basale: keratinocyten

A

= mitotische activiteit:
- nieuwgevormde cellen schuiven langzaam op
- aan bovenkant schilferen cellen af + worden vervangen door daaropvolgende cellen = proces duurt 2 - 5 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

jonge keratinocyten

A

bevatten tonofilamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de verschillende lagen van keratinocyten:

A
  • stratum basale/stratum germinativum
  • stratum spinosum
  • stratum granulosum
  • stratum lucidum
  • stratum corneum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stratum corneum

A

= 10 - 15 lagen afgeplatte cellen zonder kern
- losse samenhang van cellen
- cellen worden samengehouden door lipiden en resten van desmosomen
- in laatste stadium schilferen de keratinocyten van de huid af = desquamatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stratum lucidum

A

= dunne heldere laag van afgeplatte cellen + ligt boven granulosum
- cytoplasma bestaat uit dicht opeengepakte keratinefilamenten die parallel aan het oppervlak geörienteerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stratum granulosum

A

= 2 - 5 lagen van platter wordende cellen -> bevatten basofiele keratohyaliene granula = geen omringende membraan
- granulen nemen in # en grootte toe
- korrels = filaggrine
- langgerekte korrels = lamellair gestapelde lipidenmembranen = lamellar granules

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stratum spinosum

A

= dikste laag van de epidermis -> polygonale cellen worden geleidelijk platter naar boven toe
- bouw vd cellen komt overeen met die van de basale cellen + bevatten keratinefilamenten
- bundels van keratinefilamenten stralen van de perinucleaire regio uit naar de desmosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stratum basale/ stratum germinativum

A
  • onderste laag keratinocyten
  • grenst aan de dermis
  • kubische cellen zijn onderling en met hoger gelegen cellen van stratum spinosum verbonden via desmosomen
    = hemidesmosomen zijn aan lamina basalis gehecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

melanocyten (waar)

A

liggen in de stratum basale van de epidermis -> lange uitlopers steken uit tussen de keratinocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

melanocyten (hoe zitten ze vast?)

A

ze zijn met hemidesmosomen vast gehecht aan de lamina basalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

melanocyten grootte?

A

600 - 1200 cellen per mm² van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

melanocyten functie

A
  • productie van melanine = geeft kleur aan de huid
  • caroteen en vulling van bloedvaten helpen ook mee aan de kleur van de huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

melanocyten akomst

A
  • ze zijn afkomstig uit de neurale lijsten
  • tijdens de 12e en 14e week van de embryonale ontwikkeling komen ze in de epidermis te liggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vorming van melanine:

A
  • melanine wordt gevormd mbv tyrosinase
  • tyrosinase wordt geproduceerd in RER en GA en wordt dan getransporteerd naar melanosomen
  • tyrosinase zet tyrosine via DOPA en dopaquinon om in melanine
  • als melaninekorrels gereed zijn worden ze getransporteerd naar de uitlopers van de melanocyt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

snelheid waarmee de pigmentatie van de huid tot stand komt?

A
  • snelheid van de aanmaak van nieuwe melanosomen
  • snelheid van overdracht van melanosomen naar keratinocyt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoeveelheid melanine in keratinocyten en melanocyten

A

meer melanine in keratinocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dikte van dunne behaarde huid

A
  • epidermis = 0.1 mm
  • dermis = 1 - 2 mm
    -> epidermis heeft stratum corneum maar geen stratum lucidum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dikte van dikke onbehaarde huid

A
  • epidermis = 1.5 mm
  • dermis = 3 mm
    -> epidermis heeft 5 lagen, geen adnexa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

cellen langerhans def., afkomst

A

= dendritische cellen, gelokaliseerd in stratum spinosum
-> cellen zijn van mesenchymale oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
eigenschappen cellen van langerhans
= onregelmatig gelobde kern, weinig elektronendicht cytoplasma zonder keratinefilamenten
26
Birbeck - granula
= lysomale functie -> bacteriën die doordringen tot in de epidermis, alarmeren de Langerhans-cellen = immuunreactie
27
cellen van Merkel
= tastcellen -> in geringe # in de basale laag vd epidermis -> registreren lichte aanrakingen
28
dermis def., dikte
= lederhuid = dicht bindweefsel dat samen met de epidermis zorgt voor stevigheid -> 4mm dik
29
dermis bestaat uit verschillende lagen:
- stratum papillare - stratum reticulare
30
stratum reticulare (eigenschappen, opbouw)
- veel dikkere bindweefsellaag, minder cellen, grote hoeveelheid vezelmateriaal - grove elastinevezels vormen een ruimtelijk netwerk te midden vd collagene bundels - waterbindend vermogen vd dermis - met toenemen vd leeftijd = collageenvezels dikker => elasticiteit daalt, amorfe tussenstof verandert
31
stratum papillare
- vormt de papillen vd dermis + veel verder dan diepste epitheelkammen - BW = fijne collagene vezels type III - netwerken van elastische vezels - BW = fibroblasten, histocyten, dendritische cellen, mestcellen, leukocyten, lymfocyten en plasmacellen = dicht gevasculariseerd -> zeer reactief + belangrijke rol bij ontstekingsproces, overgevoeligheidsreacties en blozen
32
hypodermis
= onderhuids bindweefsel = subcutis = losmazig bindweefsel dat huid met onderliggend bindweefsel verbindt
33
hypodermis vinden we waar?
op plaatsen waar de huid niet beweeglijk moet zijn = handpalmen en voetzolen
34
hypodermis samenstelling
= bevat veel vetcellen
35
haren ontstaan uit
- ontwikkelen zich uit specialisaties vd epidermis die uitsteken id onderliggende dermis - follikels = embryonaal diffuus over heel het lichaam aangelegd
36
follikels - verspreiding - groei
- na geboorte = gn nieuwe follikels aanmaken - voor geboorte = ongepigmenteerde lanugo - na geboorte = vellusbeharing - tijdens puberteit = oiv hormonen -> oksels + schaamstreek - terminale haarkleed = puberteit + rest
37
groei van haren
- snelheid = 0.3 - 0.7 mm/dag - groei is niet constant - dicht capilllairnet voert grondstoffen aan -> nodig voor groei - verlies van bloedtoevoer van bulbus = afsterven van haarfollikel
38
bulbus
= einde van een haarfollikel = bevat celmateriaal waaruit haarschacht steekt buiten de huid
39
feomelanine
= vorm van melanine = codeert voor rood haar
40
nagels
= platen verhoornd materiaal -> liggen op dorsale zijde vd terminale falanx van vingers/tenen -> rusten op nagelbed -> gaat over in nagelmatrix -> proximale deel vd nagelplaat = nagelwortel -> nagelwortel is gelegen in nagelgroeve -> aan basis wordt nieuwe hoornstof toegevoegd -> nagelplaat groeit vanuit wortel over nagelbed + komt geleidelijk tevoorschijn onder vrije rand vd epitheelplaat = eponchyium
41
groei van de nagelplaat
continu proces = 0.1 - 0.2 mm/dag
42
hyponchium eponychium
= verhoornd nagelbed = niet verhoornd
43
talgklieren
= glandulae sebaeceae
44
voorkomen van talgklieren
= dermis = verbinding met haarfollikels
45
talg
- fungeert als smeermiddel voor de huid - beschermt tegen uitdrogen - vergroot waterbestendigheid - antibacteriële werking
46
opbouw van acini
- acini van gewone talgklieren = basale laag van ongedifferentieerde epitheelcellen -> intensief vermenigvuldigen - dochtercellen differentiëren + vullen ruimte van de acinus met ineenpassende afgeronde cellen (=sebocyten)
47
secretie van talgklieren
= holocriene secretie
48
productie van secreet van talgklieren
= continue productie -> product = sebum/talg
49
regeling van secretie (man/vrouw)
MAN = testosteron in testis VROUW = combinatie van androgenen uit ovarium en bijnier
50
zweetklieren
= onvertakte tubulaire klieren met sterk gewonden secretorische eindstukken
51
2 soorten zweetklieren?
- eccriene (merocriene) zweetklieren - apocriene zweetklieren
52
eccriene zweetklieren (waar, vorm, secreet)
- overal in de huid - totale massa = omvangrijk - produceren 0.7l/uur = waterig en eiwitarm secreet
53
eccriene zweetklieren = afvoergangen
- afvoergangen splitsen niet - onvertakt buisjes die als kluwen ineengestrengeld diep in de dermis liggen - klieren worden begrensd door dik basaal membraan - klieruitvoergang = tweelagig kubisch epitheel
54
myo-epitheelcellen
hun contractie zorgt ervoor dat het secreet uit de klierbuisjes wordt gedreven
55
eccriene zweetklieren hebben 2 soorten cellen
- donkere cel = komt overeen met sereuze kliercel = cel ligt steeds aan het lumen vd klierbuis - lichte cel = gn secretiegranula, weinig RER, talrijke mitochondriën, diepe invaginaties id basale plasmamembraan = ionentransporterende cel
56
eccriene klieren zijn geïnnerveerd door
cholinerge zenuwvezels
57
apocriene zweetklieren (waar, vorm, secreet)
= beperkt tot oksel + rond anus = gewonden in enkelvoudige buizen + grotere diameter dan eccriene klieren = diep in de hypodermis
58
uitvoergangen apocriene zweetklieren, soort secreet
= monden uit in haarfollikels -> secreet wordt langs de haren afgevoerd -> secreet = viskeuzer + speelt gn rol bij warmteregulatie + verspreiding lichaamsgeur
59
ontwikkeling van apocriene zweetklieren
- klieren ontstaan door uitgroei uit haarfollikel - epitheelcellen vormen uitstulpend apicaal cytoplasma
60
werking apocriene zweetklieren
= oiv hormonen -> VROUWEN = hormoonveranderingen tgv menstruatie -> apocriene klieren bevatten adrenerge uiteinden
61
rete subpapillare
= dicht vaatnet = op de grens van stratum papillare en stratum reticulare
62
rete cutaneum
= 2e vaatnet = grens van cutis en subcutis -> venen liggen op niveau van beide arteriële netten met 3e net in de hypodermis
63
beschadiging van de huid genezen?
- migratie, proliferatie en differentiatie van epitheelcellen totdat oorspronkelijke functie hersteld kan worden - bindweefselreparatie = vorming vaatrijk granulatieweefsel
64
epithelialisatie
- keratinocyten maken desmosomen los - epitheel beweegt onder korstje van gestold bloed - als korstje weg is, de nog weinig stabiele dunne laag van epitheelcellen wordt meegetrokken want nog geen goede hechting aan de dermis - na genezing = wond bedekt met epitheel