cytologie - inleiding Flashcards

1
Q

celtheorie?

A
  • geformuleerd in 1838/39 door Theodor Schwann
    = alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen + nieuwe cellen kunnen slechts ontstaan uit reeds bestaande cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cellen?

A
  • niet alle cellen zijn gelijk
  • verschillen tus. prokaryote en eukaryote
    -> eukaryoot = gecompartimentaliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eukaryote cel

A
  • genetische info zit in de nucleus
  • nucleus is omgeven door kernmembraan
  • celdelen = celmembraan, cytoplasma, cytosol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

celdeling eukaryote cel

A

celdeling:
–> DNA = verdubbeld + doorgegeven
–> DNA opgebouwd uit lineaire sequenties van nucleotiden
–> transcriptie + translatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cytoplasma

A

= deel van de cel buiten de kern maar binnen de celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cytosol

A

= vloeibare gedeelte
-> neemt ongeveer de helft van het celvolume in beslag
-> 1000en enzymen + andere stoffen
-> activering en deactivering = hangt samen met fosforylering en defosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de structurele elementen van het cytoplasma?

A
  • organellen
  • insluitsels
  • cytoskelet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie van:
- mitochondriën
- endoplasmatisch reticulum
- golgi-complex

A
  • leveren energie
  • verzorgt eiwitsynthese
  • rol bij secretie van lysosomen = intracellulaire vertering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ontstaan van membranen?

A

membranen ontstaan uit vooraf bestaande membranen -> organellen ontstaan uit reeds bestaande organellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cellulaire bestanddelen: interacties?

A

= kunnen naar juiste locatie binnen de cel geleid worden dmv signaal-receptor interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cytoskelet bestaat uit?

A

= centriolen, microfilamenten, intermediaire filamenten en microtubuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie moleculaire feedback-mechanisme?

A

controleren de moleculaire samenstelling, groei en differentiatie van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

grootten:
- plantaardige cel
- dierlijke cel
- bacterie
- bacterieel ribosoom
- typisch membraan
- microtubuli
- DNA-helix
- microfilament

A
  • plantaardige cel = 20 x 30 micrometer
  • dierlijke cel = 20 micrometer
  • bacterie = 1 x 2 micrometer
  • bacterieel ribosoom = 25 nanometer
  • typisch membraan = 7 - 8 nanometer
  • microtubuli = 25 nanometer
  • DNA-helix = 2 nanometer
  • microfilament = 7 nanometer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly