CVA praktijk Flashcards

1
Q

doelen van positionering

A
  1. comfort
    - alignement = alle gewrichten normaal tegenover elkaar
    - altijd beginnen bij goede alignment romp & dan pas armen & benen
    - symmetrie = nooit volledig verkrijgen maar streven
    - stabiliteit = zwakke romp geeft vaak onstabiel gevoel
  2. stimulatie
    - aandacht voor lichaam = prikkelen & zien van hemiplegische zijde
    - aandacht voor omgeving = neglect zodanig dat prikkeling aan neglect zijde
  3. preventie van complicaties
    - acute CVA nooit pijn = enkel door complicaties
    - pijn preventie & reductie vb: schouderpijn
    - decubitus
    - contracturen
    - afh van intensiteit parese
  4. examen
    - geen hoofdvraag
    - attitude = bij alles doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

keypints bij positionering

A
  1. bobath therapie
    - central keypoint
    - proxiale keypoints = schouder & bekken
    - distal keypoints = polsen & enkels
  2. gebruik
    - positionering = proximale keypoint symmetrisch & geen dissociatie
    - oefentherapie = distal keypoints zijn aangrijpingspunten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ruglig

A
  1. controleren van rechtliggen patiënt
    - bekkengrodel controleren = ligt vaak verkeerd
    - schoudertoppen controleren
  2. hoofd & schouderblad ondersteunen = protractie
  3. pols hoger dan elleboog & schouder
    - geen zwelling
    - op buik = voorkeur door visuele imput
    –> ook faciliteren door arm boven deken
    - op kussen
    - pols niet in flexie liggen & vingers wel in flexie
  4. knie
    - enkels cussens voor hyperextensie
    - kussens voor zwevende enkels is ook mogelijk
  5. extra
    - voeten = enkel spalken bij spitsvoeten
    - nachtkastje & bel aan niet-hemiplegische zijde
    - alle zijsteunen omhoog behalve aan voet van kant badkamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de heup in ruglig

A
  1. probleem
    - paretisch been zal naar exorotatie draaien
    - verkeerd stappatroon
    - pijn door wondjes = laterale malleolus schuurt meer
    - veel CVA met diabetes = nog trager genezen
  2. therapie
    - handdoek onder hemiplegische bekken
    - knie & bekken zal naar binnen draaien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zijlig op gezonde zijde

A
  1. controleren van rechtop liggen = geen kanteling tussen bekken & schouder
  2. hoofd = kussen
  3. gezonde arm = onderliggend
    - armen niet knellen bij schouderretractie = lichte protractie
    - arm op schouder kussen hoger dan lichaam & pols hoger dan elleboog
  4. paretische arm
    - niet achter lichaam afhangen = schouderpijn door tractie & geen visus
    - niet voor lichaam afhangen = zwelling hand
    - na rollen kan hand onder romp komen = extreme PF in pols die voor klachten zorgt
    - hand op kussen voor gezichtveld licht gebogen
  5. bekken
    - niet gekanteld tov. schouders
    - geen adductie van been = kussen tussen beide benen
    - stappositie = onderste gestrekt & bovenste in lichte flexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zijlig op hemiplegische zijde

A
  1. patiënt ligt niet volledig op zij = steun op humeruskop vermijden
    - eerst op zijlig liggen
    - hand op schouder = schouderblad naar voor trekken
    - kussen tegen rug voor niet terug te vallen
  2. arm
    - niet tegen romp = geen visus
    - zelfde principes hand & pols
  3. benen
    - heup hemiplegisch been naar extensie brengen = compensatie voor vele zitten
    - kussens tussen beide benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rolstoel

A
  1. remmen opzetten
  2. corrigeren van bekken
    - vaak niet zien door kleren
    - tilt corrigeren door leunen naar andere kant & met beide handen bekken
    terug schuiven
    - onderuitzakking corrigeren door leunen & aan knieen naar achter schuiven
    –> tranfers 2e wervelzuil
  3. controleren schoudertoppen
  4. arm
    - tafeltje/kussen voor arm
    - afhangen van arm = gevaar voor wielen
    –> anti-slip of sling
  5. knieen naar buiten
  6. voeten
    - niet afhangend
    - steun = betere rompstabiliteit
    - dorsiflexie behouden
    - voet nooit achter steuntje terechtkomen
    - geen druk van bovenbeen x voetsteuntje
    –> compressie kan tot perifere dropvoet leiden = correcte stoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor & nadelen van verschillende houdingen

A
  1. ruglig
    + acuut geeft erg stabiel gevoel & bij anderen niet
    - weinig aandacht met lichaam = vooral naar plafond kijken
  2. zijlig op gezonde zijde
    + hemiplegische kan in gezichtveld = stimulatie voor meer gebruik
    + erg comfortabel
    - minder functioneel = niks of minder kunnen doen met paretische arm
    - onstabiel voelen
    - gebruik van veel kussens die je in praktijk niet hebt
  3. zijlig op hemiplegische zijde
    + sensorische stimulatie van hemiplegische zijde
    - schouderpijn = niet uitvoeren indien aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

definitie van erst BL zwakte

A
  1. acuut < 7d post-stroke
    - DASH = schoulder abduction + finger extension MRC
    - severe = 0-4
    - moderate = 5-7
    - mild > 7
  2. subacuut < 4,5m post-stroke
    - Fughl-Meyer upper limb
    - severe = 0-22
    - moderate = 23-50
    - mild > 50-66
  3. chronsich < 6m post-stroke
    - Fughl-Meyer upper limb
    - severe = 0-28
    - moderate = 29-42
    - mild > 43-66
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemeen BL revalidatie

A
  1. testen
    - kracht functie = MI motricity index
    - selectieviteit functie = FMA Fughl-Meyer Assessment
    - activiteit = FAT Frenchay Arm Test
  2. prognose
    - heel heterogeen
    - geen negatieve houding door slechte kliniek
  3. andere doelen = niet alleen goed functionerende arm
    - geassisteerde arm bekomen
    - functie tijdens evenwicht & gang
    - lichaamsbeeld
    - secundaire complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MI

A
  1. Motricity Index
    - aller eerste wat je bij CVA patiënt doet
    - in zit
    - eerst verbaal uitleggen -> voortonen -> begeleiden
    –> congitie mag niet belemmeren
  2. score
    - L/R vergelijken = eerst gezond
    - score op 100 van BL & OL appart
    - tests met & zonder weerstand + break-test
  3. tests BL
    - blokje van 2,5cm vasthouden tussen duim & wijsvinger = apparte score geving
    - willekeurige flexie van elleboog tot volledige flexie
    - schouderabductie van 0 tot 90°
  4. tests OL
    - willekeurige dorsiflexie
    - willekeurige extensie van knie vanuit 90°
    - willekeurige flexie heup vanuit 90° flexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FMA

A
  1. Fughl-Meyer Assessment
    - van gecombineerde bewegingen naar dissociatie testen
    - testen van selectiviteit
    - 0 = geen beweging
    - 1 = hij kan het deels
    - 2 = hij kan het
    - totale score op 66
  2. stadia schouder/elleboog
    - stadium 1 = reflexen aanwezig
    - stadium 2 = flexiesynergie & extensie-
    - stadium 3 = afwijken van basissynergie
    - stadium 4 = geisoleerde bewegingen
    - stadium 5 = normale reflexen
  3. therapie afh van score
    - <19 = preventie van secundaire complicaties
    - 19-47 = functionele armtraining van grijpen & rijken
    - >47 = fijne motoriek training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

FAT

A
  1. Frenchay Arm Test
    - 5 items met paretische hand
    - 0 = kan niet
    - 1 = kan wel
  2. onderdelen
    - meetlat stabiliseren & lijn langs trekken
    - cilinder 30cm optillen & weer neerzetten
    - uit een glas water drinken zonder morsen & weer neerztten
    - wasknijper van pen halen & weer in bakje leggen
    - haren kammen aan beide zijden van hoofd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

algemeen mobilisaties van BL

A
  1. uitgangshouding
    - in lig
    - in zit = moet goede proximale controle hebben
  2. principes
    - proximaal beginnen behalve indien volledige contractuur
    –> van distal uit losmaken
    - snelheid ≈ spasticiteit dus traag bewegen
    - proximaal controleren & faciliteren vb: scapulohumeraal ritme
  3. doelen
    - ROM verbetering
    - spasticiteit kortdurend verlagen = stretchen
    - pijn reductie
    - voorbereiden voor actieve oefentherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mobilisatie van schouder

A
  1. probleem scapula
    - minder spierwerking
    - loskomen van thorax
    - naar depressie zakken
  2. scapulothoracaal
    - arm vasthouden & scapula bewegen
    - elevatie/depressie & protractie/reteactie
    - beide armen op scapula = arm tussen armen controleren
    - kan ook zijlig
  3. glenohumeraal
    - vooral abductie, anteflexie & exorotatie door beperkingen
    - scapula begeleiden
    - bij hoge abductie & anteflexie exorotatie inbrengen
    - bij exorotatie knie onder elleboog = anders teveel rek op anterior structuren
  4. aandacht punten
    - altijd in scapulaire vlak
    - nooit tracties = schouder is al minder stabiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

andere mobilisatie van BL

A
  1. elleboog = flexie-supinatie & extensie-pronatie
  2. pols
    - DF/PF
    - middenhandbeentjes naar oppositie & repositie
    –> bolvormig maken is noodzakelijk voor grijpen
  3. vingers = alles tegelijk & pols stabiliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

doelen oefentherapie BL

A
  1. progressie
    - van proximaal naar distaal
    - van erg geassisteerd werken naar volledig hands-off
    - uiteindelijk weerstand tegen beweging geven
  2. scapula
    - scapula setting
    - actieve protracties, elevaties, …
    - activatie serratus anterior, upper & lower trap
  3. schouder = exo-rotatoren
  4. elleboog = reiken
    - biceps inhiberen
    - triceps leren aanspannen
  5. hand
    - vinger flexoren & extensoren
    - vooral extensoren zijn belangerijk = ook prognostisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

voor & nadelen van ruglig & zit oefentherapie BL

A
  1. ruglig
    + veilige positie = verminderde romstabiliteit of acute fase
    + minder effect van zwaartekracht
    + goed alignement
    + sensorisch input = visus
    - geen functionele positie
    - vermindering van aandacht
  2. zit
    + erg functioneel
    + rompstabiliteit = zitten zonder leunen maar noodzaak van goede houding
    - stokoefeningen = veel endorotatie -> uiteinde vasthouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

voor & nadelen van zijlig oefentherapie BL

A
  1. op hemiplegische zijde
    - gefixeerde scapula
    - distale bewegingen
    - voor patiënten met slechte proximale stabiliteit
  2. op gezonde zijde
    - training van scapula
    - hoge load van gewricht
    - voor patiënten met goede proximale stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

goede oefeningen in lig

A
  1. algemeen
    - tikken tussen lichaamsdelen & voorwerpen
    - pakken van voorwerpen
  2. waterflesje = heel goed
    - horen wanneer in knijpen = somatosensorische prikkels
    - schudden
    - waterpas brengen & houden
    - fijne motoriek ivm dopje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oefeningen in zit

A
  1. kracht koppels
    - combinatie arm & romp = eerst moet arm bewegen
    –> vaak andersom doen
    - combinatie van anterior delt & triceps
    - coördinatei van triceps & biceps = relaxatie
    - uit patroon bewegen!
  2. stoel
    - tikken & terug
    - kantelen op achterpoten = gecontroleerd terugzetten
    - handdoek verschuiven over rugleuning
    - voorwerp op zitvlak terwijl gekanteld = zo ver mogelijk kantelen dat net niet valt
  3. andere
    - hand over tafel wrijven
    - handdoek manipuleren vb: opvouwen, samenknijpen, …
    - kruimels samenvegen = denkbeeldig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

fijne motoriek

A
  1. algemeen
    - verschillende handgrepen
    - verschillende voorwerpen
    - integreren met grove motoriek
  2. oefeningen
    - voorwerp oprapen & in juiste functionele houding plaatsen
    - gieten met water = in glas of mond
    - voorwerpen verplaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

oefeningen in stand

A
  1. algemeen
    - voldoende posturale controle
    - werken in veilig vlak = 30-60° elevatie, lichte abductie & exorotatie
    - trainen van functionele taken
    - bilaterale armtraining
    - activatie van kinetische keten
  2. oefeningen
    - voorwerpen kantelen
    - tekenen aan bord of spelletjes = niet TE kinderachtig
    - deuren = vaak probleem met automatisch achteruitstappen
    - oefeningen met stok = veel functionele voorwerpen kunnen nadoen
24
Q

trainen met HSP

A
  1. hemiplegische schouder pijn tijdens rust
    - negatief effect op slaap
    - bang voor pijn
    - negatieve invloed voor therapie
  2. oefeningen voor acceptabel pijn niveau
    - zwaartekracht niet op arm
    - exorotatie
    - veilig vlak trainen
25
Q

trainen met neglect

A
  1. trekken van aandacht = prikkels neglect kant
    - uitleg = behalve eerste uitleg of niet begrijpen
    - sensorische prikkelen = zelf over arm wrijven
    - goede kant naar witte muut
    - geluid maken met voorwerpen die hij moet zoeken
    - voorwerpen met rode kleur
  2. therapie
    - moeite met ziekteinzicht
    - weten dat ze links meer moeten gebruiken = vaak niet doen
    - beste effect met effectief arm in oefening gebruiken
  3. opbouw oefening
    - van rechts naar links
    - progressief
    - begin met felle kleuren & geluid
    - eindigen naar geen verschillen
  4. compensaties
    - weten om schuin te zitten
    - weten om te scannen
26
Q

training van sensoriek

A
  1. belang
    - koppeling van sensoriek nodig voor goede motoriek is noodzakelijk
    - vooral proprioceptie
  2. modaliteiten = met voorwerpen werken onder laken
    - opp. tast = welke textuur, hard/zacht, …
    - temperatuur bevragen = metaal of plastiek/hout
    - pijn = scherpe kanten, randen of hoeken
    - proprioceptie = grootte & vorm van object = voelen van afstanden & positie van vingers tov. elkaar
    - sterognosie = welk voorwerp
  3. oefeningen
    - vragen om te beschrijven
    - relatief = vergelijken met andere
    –> geef me het warmste voorwerp
    - indien niet lukken = voelen met visuele feedback & vragen herhalen
27
Q

algemeen posturale controle

A
  1. inhoud
    - kunnen oriënteren tegenover Fz = Pusher-syndroom
    - oprichten tegen Fz
    - statische & dynamisch
    - APA anticipatory posutral adjustments
    - CPA compensatory posutral adjusments = enkel, heup & stap strategie
  2. gebruik
    - noodzakelijk voor alle functionele taken
    - belangerijke voor onafhankelijkheid
  3. verschil met evenwicht
    - ook goede rompcontrole nodig
    - ook visus, vestibulair & proprioceptie
28
Q

TCT

A
  1. trunc control test
    - prognostisch voor stappen = TWIST op 6 & 12w
    - TIS trunc impairment scale bestaat ook & is meer informaties
    - 4 onderdelen
  2. onderdelen
    - rollen op hemiplegische zijde
    - rollen op goede zijde
    - rechtopzitten vanuit lig
    - 30s rechtop blijven zitten
  3. score op 100
    - 0 = kan niet
    - 12 = kan met compensatie = arm te gebruiken
    - 25 = kan het
29
Q

BBS

A
  1. Berg Balance Scale
    - 14 opdrachten
    - elk van 0-4 quoteren
    - 45+/54 punten = verhoogd valrisico
  2. onderdelen in zit
    - STS
    - transfer stoel zonder leuningen -> stoel met leuningen
  3. onderdelen stand
    - blijven staan ogen toe
    - blijven staan voeten toe
    - blijven staan ogen toe & voeten toe
    - 25cm naar voor kunnen reiken
    - oprapen voorwerp net voor voeten
  4. onderdelen beweging
    - 2x overschouder kijken naar zelfde punt
    - 2x 360° draaien in elke kant = elke draai in 4sec
    - step-up van 20°
    - ene voet voor de andere = kant kiezen
    - unipodaal = kant kiezen
30
Q

briding

A
  1. nut
    - nog niet mogen/kunnen zitten in acute fase
    - rompactiviteit al meten/oefenen
    - functioneel van belang voor verpleegkunde = aankleden, wassen, …
    - begin beweging voor rollen
  2. spierwerking
    - co-contractie buikspieren & glutei
    - gefractioneerde beeging tussen heup & knie
    - activatie van BL = ookal training van romp & serratus
31
Q

progressie van bridging

A
  1. begin positie
    - gezond been heffen eerst
    - begeleiden bij andere
    - voeten vrij dicht tegen bekken
    - blijven staan soms moeilijk = kousen uit & op zitten
  2. eerste uitvoering
    - hemiplegische been valt naar buiten = hier staan
    - begeleiden = bekken opduwen & knie naar voor trekken
    - tactiele stimulatie glutei & adominaal
  3. progressie
    - pauze op top positie
    - uithouding = ballon onder bekken
    –> elke keer zo groot mogelijk maken maar niet laten ontploffen
    - bewegingen = armen, bekken & benen
    - benen op bobath bal
    - regressie = benen dichter bij bekken
32
Q

transfer van ruglig naar zijlig algemeen

A
  1. verschil kant rollen
    - op hemiplegische zijde = makkelijker want gezonde zijde kunnen gebruiken
    - op gezonde zijde
    - in acute fase over hemiplegische zijde rollen = niet teveel belasten
    –> opletten voor veel schouderpijn
  2. nodig voor rollen
    - dissociatie schouders & bekken
    - schuine buikspieren
  3. uitleg
    - veel verbaal sturen = probeer mee te doen
    - beginnen met stappen appart uitlegen
    - daarna samenvoegen tot geheel
    - begin = heel veel ondersteuning
    - progressief afbouwen
  4. oefenen
    - vanaf 1 keer rollen kan je patiënt het niet
    - vele keren herhalen & delen appart oefenen
33
Q

transfer van ruglig naar zijlig stappenplan

A

over gezonde zijde rollen = moeilijker want hemiplegische zijde nodig voor beweging

  1. hoofd draaien & opheffen naar kant
  2. arm
    - arm & schouderblad van andere kant opheffen
    - indien arm geen functie = arm met goede zijde opheffen
  3. draaien
    - unilaterale bridge
    - proberen samen te bewegen
  4. knie naar binnen laten vallen

over hemiplegische zijde = makkelijker door gezonde zijde gebruiken om beweging in te zetten

  1. hemiplegische arm van lichaam weg op tafel
  2. zelfde beweging als over gezonde = veel vlotter
34
Q

transfer van lig naar zit

A

lig op gezonde zijde

  1. van lig naar zijlig
  2. benen plooien zodat onderbenen over tafel hangen
    - indien mogelijk beide voeten op elkaar
    - indien niet mogelijk = goede been ligt vanachter & trekt been mee
  3. met hand opduwen op rafel
    - romp stabiliteit gestoord
    - faciliteren door druk aan bekken & zelfde schouder
    - bij zit = arm op goede positie

lig op hemiplegische zijde

  1. van lig naar zijlig
  2. benen over rand tafel
  3. rechtkomen door bovenste arm + aangedane arm
    - tot elleboog steun komen
    - van hieruit extensie elleboog tot volledige zit
    - fasciliteren door hand onder schouderblad & onderarm begeleiden onder lichaam
35
Q

transfer van zit naar rolstoel algemeen

A
  1. plaatsing van stoel
    - makkelijkste is stoel aan gezonde zijde = stap zetten & rest volgt
    - stoel aan hemiparetische zijde is moeilijker = wel goed voor training
    - indien stoel met arm leuning = arm laten zetten
  2. soorten
    - enkel indien voldoende coöperatie
    - lage transfer = langzaam opschuiven
    - enkel mogelijk zonder armleuning
    - lage kracht in armen & romp
    - hoge transfer = volledig rechtstaan
36
Q

transfer van zit naar zit

A

lage transfer naar goede zijde

  1. met knieën steunen tegen hemiplegische zijde = zorgen dat niet wegkan
  2. hand opschuiven
  3. leunen tegen therapeut naar voor
    - hoofd aan andere kant van verplaatsing = patient moet kunnen kijken
    - arm niet onder hemiplegische arm
    - zorgen dat patient niet wegglijd = antislip, schoenen, blote voeten
  4. oppakken & verschuiven

lage transfer naar slechte zijde
- stimuleren van voet opschuiven &
- arm opschuiven

hoge transfer

  1. met knieën steungeven
  2. zelfde handvatting patient rechtstaan
  3. samen draaien
  4. gaan zitten
37
Q

transfer van zit naar stand moeilijkheden

A
  1. minder steunname op hemiparetische zijde
    - rechtstaan met been volledig ontspannen
    - stimuleren door hemiparetische zijde meer naar achter zetten & andere meer naar voor = moeilijker om in te zetten
    - manueel weight shift over hemiparetische zijde
  2. flexor spasticiteit
    - voeten moeten goed onder zitvlak kunnen = hoek < 90° in knie
    - tippen komen van grond door kuit spasticiteit
    - voorbereidende stretch
  3. andere
    - ergens aan rechttrekken = niet functioneel
    - functioneel maken door rechtkomen van kussen = zetel
    - combinatie met stoel naar achter schuiven = tafel
    - sensorisch probleem = prikkelen op verschillende manieren als voorbereiding
    - stabiliteit in stand
38
Q

probleem romp naar flexie bij STS

A
  1. oorzaken
    - rompstabiliteit
    - samenhang met schrik
  2. appart kunnen inoefenen
    - rijken/grijpen voor zich
    - vaak met stoel = indien oefenwicht verliezen toch kunnen steunen
    - rugleuning stoel kantelen
    - bal naar voor rollen
39
Q

transfer zit naar stand

A
  1. STS uitvoeren = beoordeling hoe goed het is
  2. goede romp & OL
    - tactiele feedback tonen waar contractie moet zijn
    - op qc & glutei
  3. slechte romp & OL
    - helpen zoals hoge transfer zit naar zit
    - kan ook langs zijkant
    - meehelpen is afh van behoefte
    - bij stand mogelijk steunpunt voorzien
  4. omgekeerde ook uitvoeren
40
Q

houding in zit

A
  1. houding corrigeren = vaak ook met spiegel
    - vaak kyfose & kin naar onder -> oprichting & middelijn
    - tactiele cues ook mogelijk
    - vb: been achter lichaam -> vanaf voelen = slecht want doorgezakt
  2. opbouwen tot enkele min statisch zitten = belangerijk voor oefeningen
  3. oefeningen
    - babbelen = dubbeltaak inbouwen
    - armsteunwegnemen
    - rondkijken = visuele fixatie wegnemen & externe verstoringen
    - armbewegingen = heel veel verschillende soorten oefeningen
    - been bewegingen ook mogelijk
41
Q

selectieve bewegingen van romp in zit

A
  1. algemeen
    - vanuit schoudergordel of bekkengordel mogelijk
    - bilateraal oefenen want romp is aan beide zeiden aangetast = bilaterale bezenuwing!!
    - selectieve oefeningen ook in functionele activiteiten
  2. flexie/extensie
    - vooral extensie thoracaal & lumbaal
    - referentiepunten op sternum & rug / bekken = vlakke handen
    - later wegnemen & alleen moeten kunnen
  3. rotatie
    - thoracaal = tikken over middelijn & achter
    - lumbaal = naar voor & achter schuiven
  4. lateroflexie
    - lumbaal = bekken opheffen
    - aan contralateraal zitten voor niet om te vallen
    & mee trekken aan bekken die omhoog komt
    - normale evenwichts reactie = verlangen aan kant van gewicht
42
Q

Pusher syndrome

A

algemeen

  • enkel interne verticale is gestoord
  • visuele gebruiken om terug recht te krijgen
  • kunnen hier ook bewust van worden ≈ neglect
  1. besef van schuinzitten door bepaalde cues
    - spiegel
    - druk op billen
    - tactiel = probeer je van mij af te houden
  2. naar middellijn proberen krijgen = actief
    - reiken naar gezonde zijde
    - overhellen naar andere kant tegen muur/iemand ander
    - gezonde hand (handpalm naar boven of voorwerp in de hand) & been (van de grond) hoger houden = minder mogelijkheid tot duwen
  3. oefeningen in middelijn = kan alles zijn
  4. progressie
    - overgang naar stand = komt vaak opnieuw terug = met zelfde technieken afbouwen
    - stappen = zelfde
    - transfers bijna altijd over hemiplegische zijde
43
Q

Barthel Index

A
  1. transfer items
    - transfers
    - traplopen
  2. mobiliteit items
  3. ADL items
    - uiterlijke verzoring & wassen
    - toiletgebruik
    - eten
    - aan & uitkleden
  4. continentie items
    - darmfunctie
    - blaas functie
44
Q

mobilisatie van OL

A
  1. hemiplegische zijde
    - aandacht naar toe richten
    - langzit = kunnen meekijken
    - kousen uit = sensoriek prikkelen
  2. spasticiteit
    - trage bewegingen
    - niet enkel in gewricht werken maar ook spieren
    - kortdurig verminderen = stretching
    - vooral kuit
  3. oefentherapie
    - voorbereiding hier op
    - korte mobilisatie = actief meer nuttig
    - vb: spastiteit kuiten = voeten niet onder zitvlak bij STS
45
Q

specifiek mobilisatie OL

A
  1. mobilisatie heup
    - extensoren met & zonder gebogen knie = gluteus & hamstrings
    - flexoren in zijlig of met been afhangend
    - adductoren = vaak samen met flexor spasticiteit
  2. kuit
    - meest uitgesproken
    - gebogen & gestrekte knie
    - lichte eversie inbouwen
46
Q

oefeningen in ruglig

A
  1. proximale stabilisatie
    - knie statisch in bepaalde hoek houden
    - combineren = met dorsiflexie
    - variatie = voet verder/dichter
    - beweging = tussen 2 handen tikken, tegen eigen knie
    - progressie = houden met voet niet gesteund
    - ruglig = veel heupflexie terwijl bij stappen dit niet het geval is
  2. met beide knieën geplooid bal pakken & loslaten met knieën
  3. spierkracht
    - vanuit verschillende posities werken
    - adductoren = knie naar buiten laten zakken tot hand & terug
    - abductoren = knie naar buiten duwen tegen weerstand/theraband
    - extensoren= bridging
    - flexoren = voet naar grond tikken & terug = oefening in minder heupflexie = functioneler
    - knie-extensoren & flexoren = voet naar beneden & van hieruit glijden op flow-in -> einde nog extra extensie
    - voet
47
Q

oefeningen in andere uitgangshoudingen

A
  1. zijlig = meer activatie van abductoren
    - been gesteund houden = minder functie van abductoren indien te zwaar
    - heupflexie & knie extensie met weerstand
    - delen van gangcyclus nabootsen
  2. zit = heup in veel flexie = moeilijk voor heupoefeningen
  3. buiklig = glutei & hamstrings
48
Q

stappen post-cva

A
  1. algemeen
    - gemiddelde tijd = 50m ongeassisteerd na 6 dagen
    - 75% kan onafhankelijk wandelen na 3m
    - heel belangerijk voor onafhankelijkheid & grote motivatie = naar huis kunnen
  2. factoren die tot vertrageling leiding
    - ouder
    - diabetes = perifere neuropathie
    - grote CVA
    - heamorrhagic CVA
    - rechter CVA = neglect & perceptuele verstoring
49
Q

kinematische heup & enkel aanpassingen van gangpatroon bij cva

A
  1. elevatie van heup
    - hitching
    - lateroflexie van romp
  2. verminderde heup flexie bij initieel contact
    - verkorting of spasticiteit heupextensoren
    - verzwakking iliopsoas/rectus femoris
  3. verminderde heup extensie bij terminale stance
    - verkorting of spasticiteit heupflexoren
    - verkorting of spasticiteit plantair flexoren
    –> heup naar achter door geen dorsiflexie mogelijk
  4. verminderde dorsiflexie
    - initeel contact met foot flat
    - verzwakte dorsiflexoren
    - verkorting of spasticiteit van plantair flexoren
  5. verminderde plantairflexie = verzwakking
50
Q

kinematische knie aanpassingen van gangpatroon bij cva

A
  1. meer knieflexie tijdens stand
    - quadriceps verzwakking
    - hamstrings verkorting
  2. kniehyperextensie tijdens hele gang
    - verminderde sensoriek = slotextensie voor veiligheid
    - vroege PF activiteit
    - verzwakking = slotextensie voor minder quadriceps contractie
    - co-contractie = hamstrings verzwakt
51
Q

steun fase oefeningen

A
  1. probleem minder steun
    - weight shifts van niet-hemiplegisch naar hemiplegisch
    - spiegel voor patiënt zetten = sensorisch steunen voelen soms moeilijk
    - mogelijk door hemiplegische knie zakken = met handen tactiele feedback
  2. gewicht boven been houden
    - proberen volhouden = oefening met arm of andere dubbeltaak
    - overstrekken = knie lichtjes tegen hand therapeut/blokkussen
  3. kort unipodaal stand
    - noodzakelijk voor stand fase
    - beginnen met hiel van de grond
    - kleine pas naar voor & achter
    - knie heffen
  4. in schredestand = semi-squats
52
Q

zwaai fase oefeningen

A
  1. problemen
    - actieve dorsiflexie door spasticiteit
    - been is ontspannen tijdens zwaaifase
  2. leren ontspannen
    - hiel van grond heffen
    - tactiele feedback voor goede ontspanning
    - eerst niet-hemiplegisch -> hemiplegisch
    - oefenen met andere been in flexie = functioneel voor begin zwaaifase
53
Q

toepassen wandelen

A
  1. begin
    - analytisch
    - elke fase van gang perfect maken
    - begeleid tactiel & verbaal
    - stap per stap
  2. vervolg
    - eens dit beet hebben
    - stappen rond tafel = altijd steun in de buurt
  3. einde
    - stappen door gang
    - progressief moeilijkere omgeving
    - externe verstoringen inbrengen
    - altijd stoel voorzien bij niet goed voelen
54
Q

types ortheses voor wandelen

A
  1. ortheses
    - schelp aan voorzijde scheenbeen
    - voet in 0-stand houden
    - knie minder snel in extensie
    - voetzool plooit = extra versterking van push-of
  2. FES functional electrical stimulation
    - dorsiflexie stimuleren tijdens swingfase
    - voor perifere dropvoet
    - duur & irritatie van huid
    - moeilijk individueel in te stellen
55
Q

algemeen examen

A

vragen heel breed zien
1. beginnen met voorbereidende mobilisatie
2. uitleg met sterkte begeleiding
3. progressief afbouwen
4. herhalingen laten uitvoeren