College 8 - Wetenschapssociologie Flashcards

1
Q

Hoe verschilt wetenschapssociologie van wetenschapsfilosofie?

A

WETENSCHAPSFILOSOFIE:

  • wetenschap is rationeel (argumenten, bewijsvoering en logica zijn beslissend)
  • welke theorie het beste is, is te toetsen door naar de wereld te kijken (empirisch) — ‘when things are true they hold’
  • feiten zorgen voor consensus

WETENSCHAPSSOCIOLOGIE:

  • wetenschapsfilosofie kijkt te oppervlakkig naar wetenschap —> alleen naar het kant en klare product dat rationeel LIJKT als gevolg van redigeerwerk (‘ready made science’)
  • wetenschapssociologie is de meest fundamentele wetenschap, omdat het als een antropoloog te werk gaat en uitzoekt WAAROM mensen iets geloven ipv of dat het eindproduct waar is en of niet (‘science in action’)
  • wetenschap is niet rationeel (sociale processen, macht, belangen zijn doorslaggevend)
  • de wereld moet geïnterpreteerd worden, het geeft dus niet één antwoord op wat de beste theorie is (‘when things hold they start becoming true’)
  • feiten zijn artefacten (sociaal geconstrueerd ipv ontdekt) —> eerst consensus dan feiten
  • er is geen verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie hebben bijgedragen aan de ‘sterke programma’ van de wetenschapssociologie?

A

Thomas Kuhn:

Hij heeft ons als eerste laten kijken naar de wetenschap door een sociale bril.

Bruno Latour (publiceerde in 1987 het boek: ‘science in action’)

Sloot zichzelf op met wetenschappers om te onderzoeken hoe ze te werk gaan.

Wat hem opviel was:

  1. ) dat wetenschappers voortdurend onderhandelen over feiten (liggen dus niet voor het oprapen, maar worden kunstmatig geproduceerd nadat er een consensus is bereik -> daarna wordt het naar buiten gebracht alsof een feit is ‘ontdekt’)
  2. ) dat men aan de lopende band teksten produceert
  3. ) dat er een sociale hiërarchie ontstaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een voorbeeld waaruit blijkt dat wetenschap kan ontsporen worden door sociale factoren.

A

Lysenko was een bioloog in de Sovjet Uni onder Stalin. Hij bedacht een eigen versie van de evolutietheorie zonder zijn collega’s in het westen te raadplegen (verblind door politieke ideologie). Zijn idee was dat erfelijke eigenschappen van organismen rechtstreeks beïnvloed worden door de omgeving. Bijvoorbeeld: leg zomertarwe in koud water en dan wordt het wintertarwe! Gevolg: mislukte oogst en veel doden door honger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn een aantal motieven van het ‘Sterke Programma’ binnen de wetenschapssociologie?

A
  1. ) onderdeterminatie: meerdere theorieën mogelijk
  2. ) kantiaans-constructivisme: de kenbare wereld is onze eigen constructie

(Verschil met Kuhns-contructivisme is dat bij Kant iedereen hetzelfde ziet, maar bij Kuhn is het relativistisch: iedereen ziet eigen unieke constructie)

3.) late wittgenstein en frans ‘discours’ -denken: de relatie tussen taal en werkelijkheid ligt niet vast (sapir-whorf hypothese) of er bestaat zelfs niets buiten de taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de vier uitgangspunten van het Sterke Programma.

A
  1. ) CAUSAAL: de oorzaken waarom mensen iets gaan geloven of tot bepaalde kennis komen
  2. ) ONPARTIJDIG: tegenover waarheid/onwaarheid, rationeel/niet-rationeel, succesvol/niet-succesvol (beide kanten hebben een verklaring nodig)
  3. ) SYMMETRISCH: dezelfde oorzaken verklaren zowel de ware als de niet-ware overtuigingen
  4. ) REFLEXIEF: de verklaring moet ook op toepassing zijn op wetenschapssociologie zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met welk fundamenteel probleem kampt elk (extreem) relativisme?

A

Het is reflexief, dus het ondergraaft zijn eigen positie.

Als je zegt dat het onmogelijk is te zeggen welke uitspraak waar is, kan dat ook van deze uitspraak gezegd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly