College 7 - Realisme Debat Flashcards
Waar gaat het realisme debat over? En welke verschillende standpunten zijn er?
Het debat gaat over de ontologische status (bestaan ze echt?) van theoretische entiteiten (gepostuleerd maar niet direct waarneembaar).
REALISTEN:
1.) Realisme: ja ze bestaan echt (alle lagen van de ui verwijzen naar werkelijke dingen).
ANTI-REALISTEN:
- ) Instrumentalisme: nee het zijn alleen handige ficties (theorieën moet je niet te letterlijk nemen)
- ) Agnostisisme: onthouden van oordeel. Theorieën gaan wel over de werkelijkheid en kunnen overeenkomen met observaties (empirisch adequaat), maar we weten niet of ze waar zijn of niet (constructief empirisme).
Hoe luidt het samenloop-van-successen argument van de realist (‘no-miracle argument’)?
Wat vinden de anti-realisten van de resulterende motieven voor het realisme?
Het spectaculaire succes van de wetenschap (steeds betere voorspellingen en groter verklarend vermogen) smeekt zelf ook om een verklaring.
Het kan niet anders zijn dat deze theorieën (1) bij benadering waar zijn en dat (2) de gepostuleerde entiteiten naar werkelijke dingen verwijzen.
—— Agnosticisme ontkent (1) Instrumentalisme ontkent (2)
Wat zijn de argumenten van de anti-realisten tegen het succes-argument van de realisten?
1.) Realisten beroepen zich op een abductief argument (inference to the best explanation).
Als er weinig empirische data is dan wordt een theorie aangenomen die op dat moment de schaarse data het beste verklaard (bijvoorbeeld: letters in het zand —> zal wel door een mens geschreven zijn).
Dit is geen logisch sluitend argument. De conclusie rijkt verder dan de premissen (net als bij inductie).
2.) Een verklaring geven voor een gevolg is een drogreden (ongeldige versie van modus ponens | A -> B, B, dus A). Er kan altijd nog een andere onbekende oorzaak zijn.
De wetenschapsfilosoof Larry Laudan meent dat het succes van een theorie niet noodzakelijk de waarheid van die theorie garandeert. Welke voorbeelden geeft Laudan uit de geschiedenis van de wetenschap? Wat beoogt hij met deze constatering?
- Astronomie van Ptolemaus (kon eclipsen voorspellen en bleef 15 eeuwen bestaan)
- Flogistontheorie in de chemie (vervangen door zuurstof reactie)
- Humorale geneeskunde (ook 15 eeuwen volgehouden)
Deze voorbeelden zijn een lesje in bescheidenheid. Succesvolle theorieën zijn niet persé waar.
Wat is de reactie van Van Fraassen op het succes argument?
Hij stelt dat het succes van theoriën geen verklaring nodig heeft. Het is logisch dat ‘empirisch adequate’ theorieën overleven (denk aan natuurlijke selectie).
Een ‘succesvolle theorie’ vertelt ons MEER, maar we kunnen niet weten of dat wat het meer vertelt correct is. —> deze kwestie is niet empirisch te beslechten.
Wat betekent het als een theorie ondergedetermineerd is? Waarom is dit een probleem voor de realist?
Onderdeterminatie betekent dat je uit data niet alleen maar één logisch-volgende theorie kan opstellen maar meerdere theorieën kunt bedenken die allemaal verklarend zijn (denk klimaatverandering).
Het is een probleem voor de realist want er bestaat dus een logische kloof tussen de werkelijkheid en de theorieën die haar proberen te verklaren.
Welke kanttekeningen kunnen we zetten bij de 3 standpunten in het realisme debat?
- Je hoeft niet alle wetenschapsgebieden over één kam scheren. Je kunt ook per theorie kiezen of je realist / instrumentalist /agnosticus bent.
- Waar ligt de grens tussen wat wel en niet observeerbaar is? Zijn atomen of deeltjes observeerbaar? Wat zijn dan gepostuleerde entiteiten waarvan we het bestaan willen vaststellen?