College 1 - Inleiding Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 hoofddisciplines van de filosofie en hoe kun je ze formuleren als een vraag?

Waar hoort wetenschapsfilosofie bij?

A

Metafysica (zijnsleer): ‘What is there?’

Epistomologie (kenleer): ‘How do you know?’ –> hier vloeit wetenschapsfilosofie uit

Ethiek (handelen): ‘Why should I?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen rationalisme en het empirisme? Noem drie vertegenwoordigers van beide stromingen.

A

Deze stromingen verschillen in wat als een goede bron voor betrouwbare kennis wordt gezien.

Rationalisme:

  • Grondlegger: Plato
  • We hebben aangeboren ideeën
  • Onze zintuigen zijn niet betrouwbaar
  • De wiskunde en de logica zijn betrouwbare methoden die we met ons verstand en ratio kunnen gebruiken om tot kennis te komen
  • Descartes, Spinoza, Leibniz

Empirisme:

  • grondlegger: Aristoteles
  • alle kennis/ideeën in ons hoofd zijn binnengekomen via de zintuigen
  • Locke, Berkeley, Hume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen deductief en inductief redeneren?

A

Deductief:

De conclusie volgt logisch onontkoombaar uit de premissen.

Wordt gebruikt in wiskunde en logica.

Inductief:

De conclusie is niet logisch onontkoombaar, maar zeer aannemelijk (hoge waarschijnlijkheid).

Wordt gebruikt binnen de empirie (van waarnemingen tot algemene regel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hume was een radicale empirist. Wat voor onderscheid maakte hij tussen soorten uitspraken? Kun je een voorbeeld van beide geven?

A

Matters of fact: gaat over feiten in de wereld

  • pretendeert iets te zeggen over de wereld (synthetisch)
  • je kunt controleren of het waar is door te kijken in de wereld (a posteriori)
  • het had ook anders kunnen zijn (contingent)

Voorbeeld: ‘er zitten meer dan 30 mensen in dit lokaal’.

Relations of ideas: gaat over betekenis van termen

  • zeggen niets over de wereld (analytisch)
  • je hoeft het niet te controleren, het is al zo per definitie (a priori) —> predikaat zit al in het subject opgesloten
  • noodzakelijk

Voorbeeld: ‘vrijgezellen zijn ongetrouwd’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit hoe Kant een fusie bewerkstelligt tussen rationalisme en empirisme.

A

Kant denkt dat je zowel je verstand/ratio als je zintuigen nodig hebt om tot kennis te komen. Hij noemt dat het ‘kenapparaat’.

Naast de 2 uitspraken van Hume, introduceert hij het ‘synthesisch a priori’.

De wereld zoals het aan ons verschijnt is gekleurd door ons perspectief. Wij ‘projecteren’ een structuur op de wereld (bijvoorbeeld tijd en ruimte). Dus weten we a priori hoe het aan ons zal verschijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly