college 4: persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

welke 3 clusters en hun eigenschappen

A

A. excentriek, vreemd, geisoleerd
B. Impulsief, verhit, rare emoties, onstabiel
C. afhankelijk, vermijdend, angstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kernmerken

A

Bij een persoonlijkheidsstoornis is er dus sprake van, zoals we het noemen, “duurzame patronen van innerlijke ervaringen en gedragingen”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Moet er sprake zijn van gevaar of lijden?

A

tevens
klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of het
functioneren op andere terreinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoeveel mogelijkheden

A

In de DSM-5 worden 10 persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden, verdeeld over 3 hoofdgroepen (zie A-,B- en C-persoonlijkheidsstoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vermogen inzicht?

A

Bij persoonlijkheidsstoornissen: ligt anders. Maar toch vaak zonder veel moeite aangetoond
worden dat vermogen tot inzicht beperkt is. Echter niet opgeheven, maar wel degelijk aangetast.
Cognitieve vertekening maakt deel uit van de stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waartoe leidt een stoornis vaak in toerekening?

A

volledige doorwerking: verminderde toerekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt het vooral getoetst en onderzocht?

A

vragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DSM V

A

A. Een duurzaam patroon (blijvend, in grote mate/constant aanwezig) van innerlijke
ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van wat binnen de cultuur van de
betrokkene wordt verwacht. Dit patroon komt op twee (of meer) van de volgende terreinen tot uiting:
o Cognities (manieren van denken, waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen).
o Affectiviteit (emotionele reacties zijn te veel of te weinig wisselend, te sterk of te zwak, of ongepast).
o Interpersoonlijk functioneren (intimiteit en wederkerigheid).
o Impulsbeheersing (te weinig controle, of juist te rigide).
B. Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en sociale situaties.

C. Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen
in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.

D. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot
op zijn laatst de adolescentie of de jonge volwassen leeftijd.

E. Het duurzame patroon kan niet worden verklaard als een uiting of gevolg van een andere psychische stoornis.
F. Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische
effecten van een middel (een drug of medicatie) of aan een somatische aandoening (zoals een schedeltrauma).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

periode?

A

stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot
op zijn laatst de adolescentie of de jonge volwassen leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CLuster A types

A
  • paranoïde
  • schizoïde
  • schizotypische
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A

paranoïde

A

voortdurend angstig, wantrouwend en op hun hoede, en interpreteren vaak de acties van anderen als bedreigend of beledigend

snel boos, overmatig gevoelig voor kritiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

A

schizoïde

A

eenlingen of excentriek

vlak, afstandelijk en koel

sociale afstandelijkheid (vaak oppervlakkig tho)
(bv diepe gevoelens voor dieren inplaats van mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

A

schizotypische

A

geen samenhangend zelfbeeld

missen vermogen tot empathie

begrijpen hun gedrag op anderen niet

gaat vaak met paranoide denken

vaak depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

B

Antisociaal

A
  • impulsief en lappen afspraken en regels aan hun laars
  • Vaak charmant
  • Kort lontje
  • weinig échte spijt
  • in DSM 5
  • gebrek aan empathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil psychopathie en anti sociaal

A

psychopathie = waarbij zowel predispositie voor antisociaal gedrag als emotionele oppervlakkigheid en de afwezigheid van schuldgevoelens op de voorgrond treden.
* *emotionele oppervlakkigheid (de afwezigheid van empathie en schuldgevoel) *

Bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis gaat het meer om gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

B

Borderline

A

instabiliteit in relaties, zelfbeeld en stemming en impulsen

moeilijkheid van emotie regulatie

vrouwen doen daarbij eerder zichzelf pijn aan, mannen eerder naar andere

17
Q

B

Theaterale

A

behoefde om centrum van aandacht te zijn, zijn dus erg veel met zichzelf bezig

18
Q

B

narcistisch

A

opgeblazen gevoel maar extreem gevoelig voor kritiek of afwijzing

behoefte aan macht en autonomie

19
Q
A