College 4: Anxiety and anxiolytics Flashcards

1
Q

GABA

A

Inhiberende NT in de hersenen, waardoor kans op AP kleiner wordt. Betrokken bij angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overlappende symptomen tussen angst en depressie

A

Verstoring in slaap, concentratieproblemen, vermoeidheid en psychomotorische symptomen (arousal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GAD symptomen

A
  • Slaap
  • Concentratie
  • Vermoeidheid
  • Snelle arousal: acute noodsituatie gevoelt in het lichaam
  • Irritatie
  • Spierspanning
  • Gegeneraliseerde angst (!)
  • Gegeneraliseerde zorgen (!)

Algeheel gevoel van onwel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PTSS symptomen

A
  • Slaap
  • Arousal
  • Vermijding
  • Angst/herbeleving (!)
  • Zorgen

Is een specifieke stoornis, want heeft een duidelijke aanleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale angst stoornis symptomen

A
  • Sociale (performance) angst (!)
  • Zorgen maken over exposure aan sociale gebeurtenissen (!)
  • Verwachting paniekaanval
  • Vermijding/gedragsaanpassing

Hoe mensen naar je kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paniek stoornis symptomen

A
  • Angst voor paniekaanval (anticiperend) (!)
  • Zorgen over paniekaanval (!)
  • Onverwachtse paniekaanval
  • Vermijding/gedragsaanpassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hersengebied fear

A

Amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hersengebied worry

A

CSTC loops

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt onder fear

A

Fobie, paniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat valt onder worry

A

Angst misery, verwachting van angst, obsessie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Circuit amygdala die zorgt voor angstgevoel

A

Van amygdala naar ACC en OFC - amygdala is overactief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Circuit amygdala die zorgt voor motorische reactie

A

Van amygdala naar PAG (periaqueductal gray), zorgt voor freeze/fight/flight (dus ook betrokken bij vermijding!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Freezing

A

Op een bepaald moment je aandacht specifiek richten op een mogelijk dreigende situatie, inschatting wat je moet doen. Freezing is dus de eerste stap in je motorische reactie.
Onderzoek: bij dreigende stimulus werden er minder afwijkingen in bewegingen gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgorde van dreiging

A
  1. Dreiging
  2. Orienting
  3. Verdergaan met waar je mee bezig was OF freezing OF fight/flight. Er kan dan tussen freezing en fight/flight nog geswitcht worden
  4. Zonder succes van voorgaande: van fight/flight en freezing naar tonic immobility (verlamming van angst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hersengebied fight/flight

A

Dorsaal/dorsolaterale PAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hersengebied freeze

A

Ventraal/ventrolaterale PAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Connectie amygdala met hypothalamus

A

Endocriene veranderingen bij angst, zorgt voor activatie van de HPA-as:

  • Cortisol omhoog, zorgt voor metabolische effecten die zorgen voor stress, sneller kunnen reageren op angst.
  • Op langere termijn: allostatic load, geeft risico voor: DM2, stroke
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Connectie amygdala en parabranchiale nucleus (PBN)

A

Zorgt voor veranderingen in ademhaling (van amygdala nar PBN).

  • Ademhaling moet omhoog, longblaasjes meer open.
  • Ademtekort
  • Astma-aanval

Mensen met een paniekaanval hebben hierdoor het gevoel te stikken (meer O2 in de longen, geeft een extra gevoel van benauwdheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Connectie van amygdala naar locus coerulus (LC)

A

In LC zitten noradrenerge cellichamen (geven NA en A af aan de rest van het lichaam), zorgt voor cardiovasculaire veranderingen:

  • Hartslag omhoog, bloeddruk omhoog, HRV omlaag
  • Op de langere termijn: atherosclerose, ischemie, sudden death
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Connectie amygdala en hippocampus

A

Bidirectioneel! Herinneren van angstige situaties, zorgt voor vermijding.
Belangrijk bij PTSS: volledige stressreactie (zie reacties hierboven), bij stimulus die doet denken aan trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Stoffen die aanslaan op de amygdala

A
  • Serotonine
  • GABA
  • Glutamaat
  • CRF/HPA
  • Noradrenaline
  • Voltage gated ion channels
22
Q

CSTC loops

A

Cortico-stratio-thalamo-corticaal circuit, dus allemaal vanuit de cortex, naar het stratium, naar de thalamus en terug naar de cortex. Bij worry/obsession is er overactivatie in deze circuits - het blijven ronddwalen van gedachten

23
Q

PAM’s van GABA

A

Benzodiazepines, propofol, volatile, ethanol (alcohol!), antesthetica

24
Q

Tegengaan van angst

A

Tegengaan van overactivatie in amygdala

25
Q

Productie van GABA

A

Glutamaat wordt door GAD (!) omgezet

26
Q

GABA in blaasjes gezet door

A

VIAAT

27
Q

GABA reuptake door

A

GAT

28
Q

GABA afgebroken door

A

GABA-T

29
Q

GABA + VSCC

A

Ca+ via de VSCC de postsynaptische neuron binnen

Daardoor minder kans op doorgeven AP

30
Q

GABA + VSCC + BDZ

A

Meer Ca+ via VSCC de postsynaptische neuron binnen

Daardoor nog minder kans op doorgeven van AP

31
Q

Drie GABA receptoren

A

GABAa, GABAb en GABAc
GABAa: ligand gated ion channel (Cl- naar binnen)
GABA c: ligand gated ion channel en G-protein linked

32
Q

GABAa verschillende vormen

A

GABAa bestaat uit vijf subunits, die allemaal verschillend kunnen zijn. Daarom heeft GABAa allemaal verschillende vormen, die allemaal net iets anders reageren op stoffen. Verschillende functies door verschillende sybtypes

33
Q

Voorbeelden van GABA agonisten

A
  • Diazepam
  • Flunitrazepam
  • Lorazepam
  • Oxazepam
  • Phenazepam
  • Temazepam
34
Q

GABA antagonist

A

Bij overdosis van benzodiazepines:

- Flumazenil

35
Q

Twee typen van GABAa inhibitie

A
  • Ongevoelig voor BDZ > slaap, antestetica, neurosteroïden

- Gevoelig voor BDZ > angst middel

36
Q

Werking ongevoelige BDZ

A

Versterkt tonische inhibitie, op lage frequentie continue doorgeven van Cl- ionen. Dee receptoren zitten extrasynaptisch en deze receptoren zorgen ervoor dat neuron een overall exitabiliy krijgt: moeilijk/makkelijker maken van AP

37
Q

Werking gevoelige BDZ

A

Versterkt fasische inhibitie, kraan op en dicht. GABA bij GABA interneuron zorgt voor verhoging kans op AP, maar bij andere neuron voor verminderde kans (door inhibitoire werking van GABA)
Door fasische inhibitie veel bijwerkingen

38
Q

BDZ een PAM of NAM

A

PAM: als deze alleen aan GABA receptor bindt dan geen verandering in stroming, maar samen met GABA dan nog meer Cl- ionen naar binnen dan bij GABA alleen

39
Q

Flumazenil een PAM of NAM

A

NAM, gaat de competitie aan met BDZ, als iemand bijvoorbeeld een heftige reactie heeft op een BDZ

40
Q

Waar werkt A2delta ligand op in

A

Hyperactieve amygdala, dus vermindering angst

41
Q

Voorbeelden van A2delta ligands

A

Gabapentine en pregabaline

42
Q

Werking van A2delta ligand

A

Binden aan alfa2delta subunits van VSCC die open staan, zorgt voor het blokkeren van de afgifte van excitatory NT glutamaat, waardoor AP niet wordt doorgegeven aan andere neuron. Dit zorgt voor minder hyperactivatie in de amygdala, waardoor er een afname is van angst > OOK WERKING TEGEN PIJN!

43
Q

SSRI en SNRI bij angst

A

Werken ook in op amygdala en CSTC loops

44
Q

Voorbeeld van een serotonine 1a partiële agonist

A

Buspirone: systeem wordt niet helemaal geactiveerd, maar ook niet helemaal geremd. Is een angstremmer die zowel presynaptisch als postsynaptisch werkt

45
Q

Werking buspirone

A

Hetzelfde als antidepressiva, alleen is de werking wat meer gereguleerd

46
Q

Fear conditioning

A

De amygdala krijgt informatie uit de VMPFC en de hippocampus, waarbij de informatie geïntegreerd wordt met informatie uit de sensorische cortex en thalamus. Op deze manier kan er een angstrespons worden gegenereerd of worden onderdrukt.
Conditionering vindt plaats als de amygdala zich een stimulus herinnert en meer efficiënt glutamaat afgeeft, waardoor er sneller een angtrespons op gang komt.

47
Q

Fear extrinction

A

Kan worden aangeleerd, wanneer een persoon geconfronteerd wordt met een angstige stimulus zonder dat de gevreesde situatie gebeurd. De VMPFC en de hippocampus zenden dan input naar de amygdala waardoor deze onderdrukt wordt (met GABA). De herinnering van de angstige stimulus (dus de efficiënte werking van de amygdala op de angstige stimulus) wordt daar alleen niet mee afgeleerd

48
Q

Profylactische werking

A

Propanolol, een betablocker die fear conditioning tegengaat (blokkeert de informatie van de VMPFC en hippocampus naar de amygdala, waardoor er geen consolidatie plaatsvindt. Zou in theorie PTSS kunnen voorkomen

49
Q

Oxytocine

A

Verminderen van amygdala hyperreactiviteit en het stimuleren van PFC controle over de amygdala

50
Q

First line treatment hoe lang werking

A

Werken al snel niet meer goed, vaak alleen symptoom bestrijding, kan alleen fysieke symptomen wegnemen

51
Q

Met COMT vs Val COMT

A

Efficiëntere informatieverwerking in DLPFC, lagere COMT activiteit en daardoor hogere dopamine levels - minder kans op schizofrenie.
Maar als stressors meer dopamine afgifte stimuleren, zal de informatie processing minder goed gaan en ontstaan er symptomen van angst en bezorgdheid. De Val COMT kan beter omgaan met verhoogde dopamine afgifte (zullen geen angst of bezorgdheid voelen bij stressoren)