College 10: ADHD Flashcards
Signal to noise
Moeite om aandacht op één onderdeel te richten in een stroom van signalen.
Over ADHD heen groeien?
Sommige kinderen groeien er overheen: kan ook komen om dat ze druk zijn opgevoed.
Diagnose DSM ADHD kind
6+ symptomen aandachtstekort:
- Onvoldoende aandacht aan details/maakt fouten
- Moeite aandacht bij taken/spel te houden
- Lijkt niet te luisteren wanneer aangesproken
- Volgt aanwijzingen niet op, maakt taken/verplichtingen niet af
- Moeite met organiseren van taken/activiteiten
- Vermijding van langdurig geestelijke taken
- Dingen kwijtraken die nodig zijn voor taken
- Makkelijk afgeleid door externe prikkels
- Vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
6+ symptomen hyperactiviteit EN impulsiviteit:
- Beweeg onrustig met handen/voeten, op stoel draaien
- Staat op wanneer je moet blijven zitten
- Rent/klimt wanneer ongepast
- Moeite met rustig spelen of ontspannen bezigheden
- ‘in de weer’/’draaft maar door’
- Praat aan één stuk door
> Gooit antwoord er al uit voordat vraag is afgemaakt
> Moeite op zijn/haar beurt te wachten
> Verstoort bezigheden van anderen
Minimaal 6 maanden, <7 jaar begin
Diagnose ADHD volwassenen
5+ symptomen
Differentiaal diagnose
Hoogbegaafd (juist te weinig prikkels) of epilepsie (lijkt door absences afgeleid, maar biologische oorzaak)
Voorwaarden diagnose
- Door twee mensen uit twee contexten bevestigd: anders heeft het met de context te maken
- Moet significante beperking voor zichzelf of een ander zijn
ADD
Zonder hyperactivatie (dagdromers)
Mannen/vrouwen
ADHD meer bij jongen, ADD meer bij meisjes
Vier hoofdsymptomen ADHD
- Selectieve aandacht
- Volgehouden aandacht/probleem oplossend vermogen
- Impulsieve symptomen
- Hyperactieve symptomen
Selectieve aandacht
Dorsale ACC
Volgehouden aandacht/probleem oplossend vermogen
DLPFC
Hyperactieve symptomen
Prefrontale motor cortex
Impulsieve symptomen
Orbitofrontaal cortex
CSTC loops
Cortico-stratial-thalamic-cortical circuits
Kenmerken CSTC
Beginnen en eindigen in pyramidale cellen in de cortex, dus een zichzelf beïnvloedend proces (feedback) - zijn dus veel verschillende!
Pyramidale cellen
Ontvangen input van heel veel bronnen, als al die signalen bij elkaar voldoende zijn levert dit een AP op. Mensen kunnen verschillen in de mate van gevoeligheid van deze cellen.
Pyramidale cellen + NT’s
NT’s kunnen de pyramidale cellen ‘fine tunen’: ze meer of minder gevoelig maken voor signalen
Impulsiviteit/compulsiviteit CSTC
- Orbitofrontaal cortex
- Caudate nucleus (stratium)
- Thalamus
- Orbitofrontaal cortex
Selectieve aandacht CSTC + gevolgen
- Dorsale ACC
- Stratium
- Thalamus
- Dorsale ACC
Inefficiënte activatie van de dACC leidt tot weinig aandacht voor detail, snel fouten maken, niet luisteren, dingen kwijtraken etc.
Test selectieve aandacht
Stroop test
Volgehouden aandacht/probleem oplossend vermogen CSTC + gevolgen
- DLPFC
- Stratium
- Thalamus
- DLPFC
Inefficiënte activatie van de DLPFC leidt tot moeilijkheden in volgehouden aandacht, taken volgen/afmaken, desorganisatie, moeite ergens geestelijke aandacht in te besteden.
Test volgehouden aandacht/probleem oplossend vermogen
N-beck test (bij het volgende cijfer moet je het vorige cijfer indrukken)
Hyperactiviteit CSTC
- Prefrontale motor cortex
- Putamen (laterale stratium)
- Thalamus
- PFMC
Inefficiënte activatie hiervan leidt tot wiebelen, uit stoel opstaan, rennen, klimmen, moeilijk rustig kunnen spelen
Let op: veel jonge kinderen hebben dit!
Impulsiviteit CSTC
- Orbitofrontaal cortex
- Nucleus caudate (limbisch systeem)
- Thalamus: filter doet het niet goed
- Orbitofrontaal cortex
Inefficiënte activatie hiervan leidt tot excessief praten, voor de beurt praten/niet op de beurt wachten, mensen onderbreken