College 12: MS en Parkinson Flashcards

1
Q

MS

A

multiple sclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

multiple sclerose

A
  • ziekte van het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg)
  • chronische auto-immuunziekte
  • myelindeschedes rondom de centrale zs raken beschadigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

auto-immuunziekte

A

immuunsysteem vernietigt lichaamseigen weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzaken van MS over de jaren heen

A

2011: 29 genen die voor een verhoogd risico zorgen
2012: aandoening begint primair in brein
2019: in DNA genetische fout, begint in genen
2022: Epstein-Barr virus verhoogd de kans op MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prevalentie MS

A

2.3 miljoen mensen wereldwijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gemiddelde leeftijd bij MS diagnose

A

33 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geschatte prevalentie van MS

A

1 op 500 volwassenen
1 op 4000 kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welk geslacht vaker MS?

A

vrouw –> 72%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symptomen van MS

A
  • cognitief
  • vermoeid
  • depressie
  • oogzenuw
  • spraak-, slik- en spierproblemen
  • pijn
  • tintelingen
  • darm- en plasklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende belopen van MS

A
  1. goedaardig
  2. relapsing-remissing
  3. secundair progressief
  4. primair progressief
  5. relapsing progressief
  6. kwaadaardig beloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

goedaardig beloop van MS

A
  • 10-15%
  • redelijk onder controle
  • milde symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

relapsing-remissing beloop van MS

A
  • 65-70%
  • periodes van herstel en terugvallen die elkaar afwisselen
  • elke keer nieuwe symptomen (moeilijk mee omgaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

secundair progressief beloop van MS

A
  • eerst een andere, dan progressief (= achteruitgang)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

primair progressief beloop van MS

A
  • 10-15%
  • vanaf de diagnose al gestage achteruitgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

relapsing-progression beloop van MS

A
  • stabiel achteruit + terugvallen achteruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kwaadaardig/malignant beloop van MS

A
  • zeldzaam
  • snelle achteruitgang
  • leidt vaak tot de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vroegere doel van behandeling van MS

A
  • symptoombestrijding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

huidige doel van behandeling van MS

A
  • vandaag de dag zijn er medicijnen die schade met 1/3e voorkomt, maar het geneest nog niet
  • ook symptoombestrijding –> bepaalde geneesmiddelen zorgen ervoor dat patiënten sneller genezen van terugvallen
  • er is onderzoek gaande naar stamceltransplantatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stamceltransplantatie als behandeling bij MS

A
  • het gaat erom om het immuunsysteem van een patiënt uit te schakelen en dan weer op te starten met een stamceltransplantatie
  • kan nieuwe aanvallen voorkomen en achteruitgang vertragen of zelfs stoppen
  • (nog) geen overtuigend bewijs + groot risico
  • duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

neurpsychologische problemen bij MS

A
  1. vooral bij vasthouden van info en herinneringen
  2. problemen met verwerkingssnelheid
  3. problemen met aandacht (door MS of vermoeidheid?)
  4. vinden van woorden is moeilijk
  5. visuele problemen
  6. met executieve functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar of niet waar: ongeveer 25% van de MS-patiënten heeft lichte tot matige cognitieve beperkingen

A

Niet waar, het is zo’n 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

patiënten met cognitieve stoornissen en werken

A
  • werken minder vaak, door concentratieproblemen bijv.
  • mogelijke oplossingen: minder werken, minder uitdagend werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

prevalentie van depressie bij MS-patiënten

A

23.7%
lifetime prevalentie van depressie en MS is ongeveer 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

redenen voor hogeren prevalentie van depressie bij MS-patiënten: psychologisch

A
  1. functieverlies is onvoorspelbaar’
  2. variabiliteit in ziekte
  3. invloed op het dagelijks leven
  4. potentieel verlies op het dagelijks leven
  5. weinig therapeutische opties
  6. verlies van sociale steun
  7. onzekere toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
redenen voor hogeren prevalentie van depressie bij MS-patiënten: biologisch
1. depressie gerelateerd aan MS-ziekteprocessen? Vaker terugval is vaker depressie --> onderliggend mechanisme? 2. depressie gerelateerd aan specifiek gelokaliseerde hersenletstels
25
redenen voor hogeren prevalentie van depressie bij MS-patiënten: overig
- MS-verergeringen worden vaak met steroïden behandeld, maar die staan er ook om bekend dat ze je stemming beïnvloeden
26
depressie vaststellen bij MS-patiënten
- is moeilijk, ze hebben overlappende symptomen, zoals 1. slapeloosheid 2. hypersomnie (slaapwaakstoornis) 3. vermoeidheid 4. psychomotorische agitatie (doelloze bewegingen zoals tikken) 5. verminderd denk- en concentratievermogen
27
Pseudobulbar affect
pathologsich lachen en huilen
28
pathologisch lachen en huilen
- hard lachen of huilen in ongepaste situaties, past soms niet bij gemoedstoestand
29
prevalentie pathologisch lachen en huilen
7%
30
behandeling pathologisch lachen en huilen
antidepressiva en fluvoxamine
31
euforie bij MS-patiënten
- stemming van patiënt is constant vrolijk, bekommert zich niet om MS - beschadigingen op bepaalde plekken in het brein - willen geen behandeling - psycho-educatie voor omgeving
32
prevalentie van euforie bij MS-patiënten
- partners rapporteerden 11% - zelfrapportage 16%
33
prevalentie van angststoornissen bij MS-patiënten
21.9%
34
Angstpercentages bij MS-patiënten zijn significant geassocieerd met
1. vrouw zijn 2. jonge leeftijd 3. samenwonen 4. eerdere psychiatrische voorgeschiedenis 5. depressie 6. therapietrouw 7. relapse-remissing MS
35
oorzaken angststoornissen bij MS
1. onzekerheid over ziekte 2. bijwerkingen van medicatie 3. zelfinjectie van medicatie veroorzaakt non-adherentie
36
Stress en MS
studie: risico op MS wordt 30% hoger door stressvolle levensgebeurtenissen, vrouwen meer getroffen dan mannen - niet duidelijk waarom
37
MS en controle
- onzekere toekomst - bang om controle te verliezen
38
MS en afhankelijkheid
- vaak een angst om afhankelijk te worden van anderen - 1: ze zetten zich onder druk om toch iets te doen --> vermoeidheid - 2. verhoogde spanning in gezin want patiënt wordt boos omdat hij geholpen wordt
39
MS en afhankelijkheid: rol van therapeut
zorgen dat de oorspronkelijke familierol van de patiënt behouden blijft binnen het gezin, ondanks MS en afhankelijkheid
40
MS en zelfbeeld
- risico als het verandert: label --> "ziek persoon" --> nadruk op ziekte - risico als het niet verandert: houdt geen rust --> kans op burn-out - ideale situatie: aanvaarden van MS
41
MS en bang voor isolement en verlating
- bang dat partner vanwege MS hen verlaat - bang om vrienden te verliezen door minder activiteiten kunnen doen - kan zich terugtrekken door depressie (veroorzaakt door MS)
42
42
MS en stigma
- patiënten die bang zijn hun diagnose te vertellen, want kans op stigma - MS kan onzichtbaar zijn
43
MS en stigma: rol van psycholoog
- met patiënt praten en leren over en begrijpen van stigma's - daag cognities uit
44
psychologische interventies bij MS
- vroeger: groepspsychotherapie - nu: CGT - anti-depressiva - fysiotherapie (werkt goed)
45
PD
parkinson's disease
46
PD oorzaak
- door aantasting van neuronen in substantie nigra in de hersenen die dopamine produceren
47
waarvoor is dopamine belangrijk?
- voor de communicatie tussen de substantie nigra en het corpus striatum, deze communicatie coördineert soepele en evenwichtige spierbewegingen - gebrek aan dopamine --> abnormale zenuwwerking --> vermogen om lichaamsbewegingen te controleren neemt af --> trillen/tremmors
48
Oorzaak van PD
- grotendeels onbekend - genetische factoren spelen waarschijnlijk een rol - omgevingsfactoren zoals toxines
49
prevalentie van PD
- 100-150 per 100.00 per jaar - hoe hoger de leeftijd, hoe hoger de prevalentie
50
symptomen van Parkinsons
1. bradykinese 2. tremmor 3. stijfheid 4. posturale instabiliteit
51
bradykinese
- bewegingsarmoede - over elke beweging nadenken/ er bewust van zijn - armen stijf bijv.
52
beloop van parkinsons
- langzaam maar progressieve toename van symptomen
53
bijwerkingen van PD
1. slaapstoornissen 2. paranoïde wanen en illusies 3. dementie/cognitieve problemen
54
levensverwachting met PD
normaal, maar na ongeveer 15 jaar ervaart 80% ernstige handicaps
55
PD behandeling
1. behandeling van symptomen (bijv. met fysiotherapie) 2. medicatie 3. deep-brainstimulation
56
PD behandeling: medicatie
- om dopamineniveau te beïnvloeden - werkt maar 3-5 jaar - bijwerkingen
57
prevalentie van depressie bij PD
symptomen: 25-40% mdd: 23%
58
oorzaken van depressie bij PD
1. vanwege de ziekte en ervaring (bijvoorbeeld de achteruitgang) 2. vanwege biochemische veranderingen in de hersenen
59
prevalentie van dementie bij PD
29%
60
symptomen van dementie bij PD
- trage infoverwerking - minder initiatief - problemen met executive functioning - geheugenproblemen - depressie - visiospatiele problemen
61
PD en cognitieve problemen
65% van de PD-patiënten ervaart lichte tot matige cognitieve problemen
62
oorzaak van cognitieve problemen bij PD
verslechtering van de hersenen
63
symptomen van cognitieve problemen bij PD
1. problemen met uitvoerende functies 2. geheugenproblemen 3. visiospatiele problemen
64
MS en PD: overlap
- allebei chronisch - allebei progressief - allebei een potentieel zeer invaliderende prognose - ook allebei motorische en neurologische problemen, coping en last voor verzorger
65
doel van neuroloog
medische behandeling
66
doel van fysiotherapeut
kan helpen bij bewegingsproblemen
67
doel van ergotherapeut
hulp bij praktische zaken (weinig onderzoek)
68
doel van psycholoog
hulp bij psychosociale belasting
68
logopedist
hulp bij spraak (bij PD)
69
coping
- zo goed mogelijk leren omgaan met problemen - speelt een belangrijke rol in aanpassing aan ziekte
70
2 soorten coping
1. probleemgerichte coping 2. emotioneelgerichte coping
71
probleemgerichte coping
MS en PD vaak niet op te lossen --> op zoek naar andere coping: emotioneelgerichte coping
72
emotioneelgerichtecoping
- vaak gerelateerd aan lagere QoL, maar acceptatie is een goede
73
wat hebben PD en partners nodig?
communicatie en coping
74
neuropsychologsiche beoordeling
- om neuropsychologische problemen op te sporen - ook om te evalueren welke domeinen goed functioneren
75
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor neuroloog:
behandelplan
76
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor fysiotherapeut/bedrijfsarts
hoe nieuwe info aan patiënt te presenteren
77
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor maatschappelijk werker
de behoeften van patiënten aan diensten in kaart brengen
78
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor patiënten
bevestiging dat problemen worden veroorzaakt door MS
79
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor familie
Kan gezinnen helpen veranderingen in gedrag te begrijpen
80
Neuropsychologische beoordeling nuttig voor psycholoog
1. kan sterke punten uitvergroten 2. organisatie verbeteren (bijv. huishouden) 3. afleidingen uit de weg halen
81
interventies voor cognitieve problemen bij PD-patiënten
geen bewijs
82
mantelzorger
wordt vaak meer van gevraagd dan diegene te bieden heeft, soms ten koste van eigen gezondheid
83
typische MS mantelzorger
jonge volwassene
84
typische PD mantelzorger
oudere (partner) of kinderen
85
meten van belasting voor mantelzorger
- medisch dosier - vragenlijsten - klinisch interniew
86