College 11: vermoeidheid en slaap Flashcards

1
Q

4 uitkomsten van studies over slaap

A
  1. gebrek aan slaap –> aanpassing in DNA
  2. heel veel mensen die te weinig slapen
  3. goede slaap = pijnstiller
  4. te weinig slaap –> effecten/symptomen van o.a. depressie, ADHD etc. komen meer tot uiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prevalentie van slaaptekort

A

30% van de volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

effecten van slaaptekort

A
  • lagere QoL
  • zorggebruik gaat omhoog –> zorgkosten gaan omhoog
  • minder energie en meer trek –> obesiteit
  • reactietijd omlaag –> meer ongelukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vermoeidheid als …

A
  1. als symptoom/klacht die behandeling nodig heeft (bij griep, hartfalen)
  2. als diagnostisch kenmerk (depressie bijv.)
  3. als risicofactor (voor cardiale gebeurtenissen bijv.)
  4. als prestatiemaatstaf (voor interventies op de werkplek)
  5. al bijwerking van een behandeling (chemo)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

perspectief op vermoeidheid

A
  • multidisciplinair construct:
    1. algemene vermoeidheid
    2. geestelijke vermoeidheid
    3. lichamelijke vermoeidheid
    4. verminderde activiteit
    5. verminderde motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 vermoeidheidsvragenlijsten

A
  1. multidimensional fatigue inventory (MFI)
  2. Fatigue assessment scale (FAS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

factoren die bij kunnen dragen aan vermoeidheid

A
  • functionele ziekte-ernst
  • cognitieve stoornis
  • medische comorbiditeiten en behandelingen
  • slaapproblemen en apneu
  • chronische en oncontroleerbare psychologische nood
  • depressie
  • ongezonde leefstijl
  • ontstekingsprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

is vermoeidheid een voorspeller voor overlijden bij mensen met een dotter-operatie?

A

ja + ze voelen zich hopelozer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

factoren die vermoeidheid in stand houden

A
  • oorzaak aan iets medisch toewijzen
  • ik ben ziek en mag dus niks meer –> niet meer sporten –> moe
  • vermijdingsgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandelen van vermoeidheid

A
  • klachten van patiënt serieus nemen
  • leg uit: vermoeidheid is resultaat van de interactie tussen psychologische en fysieke factoren
  • een patiënt leren anders met klachten om te gaan
  • geleidelijke opbouw van een fysiek trainingsprogramma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ME

A
  • Myalgische Encefalomyelitis
  • ook wel CVS genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CVS

A
  • chronisch vermoeidheidssyndroom
  • ook wel ME genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chronisch vermoeidheidssyndroom

A
  • ook wel CVS of ME
  • langer dan 6 maanden moe
  • onverklaarbaar
  • niet als gevolg van uitputting
  • niet op te lossen met rust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CVS/ME symptomen

A
  • gevoelige lymfeknopen
  • verminderde geheugen
  • spierpijn
  • gewrichtpijn
  • hoofdpijn
  • niet uitgerust wakker worden
  • post-exertional malaise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

post-exertional malaise

A

ziek na sporten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diagnose van CVS/ME

A
  • uitsluiten van andere ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

oorzaken van CVS/ME

A

nog onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

doel van CVS/ME behandeling:

A

symptomen verlichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

CVS/ME behandeling

A
  • CGT
  • gegradueerde oefentherapie (GET)
  • medicijn tegen pijn, misselijkheid en slaapproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschillen CVS en depressie:

A

o.a.:
- CVS: slecht na sporten, depressie: beter na sporten
- CVS: wel willen sporten/bewegen maar geen energie hebben/ziek worden erna, depressie: geen zin en motivatie om uit bed te komen
CVS: zwakker en rapporteren meer pijn, depressie: zijn sterker en rapporteren minder pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

slaapwaakstoornissen

A
  • zijn er 10 van
  • problemen om in slaap te vallen of te blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

gemeenschappelijke kenmerken van slaapwaakstoornissen

A
  1. problemen met kwaliteit, timing en/of duur
  2. belangrijkste kenmerken: onrust en beperking overdag
  3. gaat vaak gepaard met depressie/ angst, cognitieve problemen
  4. risicofactor voor latere psychische en lichamelijke aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

slapeloosheidstoornis prevalentie

A

volwassenen: 9-15%
kinderen: 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

symptomen van slapeloosheidstoornis

A
  • slaperigheid
  • frustratie over moeilijkheid om in slaap te vallen en/of te blijven
  • moeilijkheden bij het dagelijks functioneren
  • verhoogde prikkelbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

slapeloosheidsstoornis komt vaak samen voor met:

A
  • pijn
  • hartfalen
  • COPD
  • recente stressfactoren
  • psychopathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

risicofactoren voor slapeloosheidsstoornis

A
  • genetica
  • slechte controle over slaapprikkels
  • hyper-arousal
  • slechte affectregulatie
  • gedrag overdag dat slaap verstoort (cafeïne drinken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

dsm-5 criteria voor slapeloosheidstoornis

A

A. niet tevreden over kwaliteit of kwantiteit van slaap
B. last in dagelijks leven
C. minstens 3x in de week
D. > 3 maanden
E. genoeg kans om te slapen
F-G. andere aandoeningen uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

slapeloosheid meten/testen:

A
  1. waakzaamheidtest
  2. multiple sleep latency test
  3. observaties
  4. polysomnografie
  5. actigraph
  6. subjectieve methoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

slapeloosheid meten/testen: waakzaamheidtest

A

beoordeelt het vermogen om niet in slaap te vallen

30
Q

slapeloosheid meten/testen: multiple sleep latency test

A

hoe lang het duurt voordat je in slaap valt

31
Q

slapeloosheid meten/testen: observaties

A

je partner of via video

32
Q

slapeloosheid meten/testen: polysomnografie

A
  • in slaaplab aan apparatuur
  • EEG, EOG, EMG, zuurstof meten etc.
  • gebruikt om medische oorzaken van slapeloosheid uit te sluiten
  • vrij invasief
33
Q

slapeloosheid meten/testen: actigraph

A
  • soort horloge, meet 24 uur lang fysieke activiteit, slaap/waakgedrag en circadiane ritmes
  • thuis
  • duurder dan subjectieve methoden
34
Q

subjectieve methoden van slapeloosheid meten/testen

A
  1. dagboek
  2. vragenlijsten
35
Q

voordelen van subjectieve methoden voor het meten van slapeloosheid

A
  1. voordeliger
  2. goede validiteit en betrouwbaarheid
  3. maakt epidemiologische studies mogelijk, grootschalig
36
Q

slaapdagboek

A
  • ongeveer 1 week, zelf invullen
  • ## o.a. hoe laat gaan slapen, hoe vaak wakker geworden, hoelang wakker in bed gelegen etc.
37
Q

vragenlijsten voor slapeloosheid

A
  1. Epworth sleepiness scale
  2. Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI)
  3. Insomnia Severity Index (ISI)
38
Q

Epworth sleepiness scale

A
  • vragenlijst voor meten van slapeloosheid
  • meet de mate van slaperigheid overdag
  • kan gebruikt worden om slaapstoornissen vast te stellen
39
Q

Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI)

A
  • vragenlijst voor meten van slapeloosheid
  • vrij algemeen
  • nuttig voor tijdens behandeling
  • identificeert geen slaapstoornissen
40
Q

Insomnia Severity Index (ISI)

A
  • vragenlijst voor meten van slapeloosheid
  • beoordeelt ernst van symptomen
  • inhoudelijke overlappingen met DSM-5criteria
41
Q

nadeel van vragenlijsten om slapeloosheid te meten

A

ze worden gemakkelijker verstoord door negatief affect, depressie dan polysomnografie en actigraph

42
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia:

A
  1. CGT
  2. onderdelen van CGT
  3. cognitieve therapie technieken
  4. operante conditioneringsprincipes
  5. melatonine
  6. farmacologie
43
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: CGT

A
  • beschouwd als eerstelijns behandeling voor deze groep
  • 70-80% enigszins positieve respons
44
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: componenten van CGT

A

1 psycho-educatie
2 prikkelbeheersing
3. slaapbeperking
4. ontspanningsoefeningen
5. cognitieve herstructurering

45
Q

componenten van CGT voor behandeling van slapeloosheid: psycho-educatie

A
  • over alcohol en cafeïne
  • schermen voor het slapen gaan
  • niet sporten voor het slapen gaan
46
Q

componenten van CGT voor behandeling van slapeloosheid: prikkelbeheersing

A
  • is je kamer echt alléén voor slapen?
  • vaste slaaptijden
  • geen dutjes tussendoor
47
Q

componenten van CGT voor behandeling van slapeloosheid: slaapbeperking

A
  • doel = vermindering van te lange bedtijden, efficiëntie van de slaap verhogen
  • meer onderzoek nodig
48
Q

componenten van CGT voor behandeling van slapeloosheid: ontspanningsoefeningen

A
  • bijv. biofeedback, hypnose etc.
  • nog niet veel onderzoek op dit gebied
49
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: cognitieve therapie technieken

A
  • cognities over slaap uitdagen
  • onrust en opwinding over slapeloosheid weghalen
  • matige positieve resultaten
50
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: operante conditioneringsprincipes

A
  • voornamelijk bij kinderen
  • ouders trainen kinderen
  • consistentie is key (bedtijd en routine)
  • kind leert zelfstandig in slaap te vallen
  • moet consequent gebeuren
51
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: melatonine

A
  • helpt om in slaap te vallen, NIET om in slaap te BLIJVEN
  • natuurlijk hormoon, geen recept van dokter nodig
  • gemengde resultaten
52
Q

interventies voor slapeloosheid/insomnia: farmacologie

A
  • bijv. antidepressiva
  • kan onmiddellijke verlichting geven
  • geen oplossing voor onaangepast slaapgedrag
  • vele hebben bijwerkingen
  • weinig bekend over effect bij kinderen
53
Q

OSA

A

obstructieve slaapapneu

54
Q

obstructieve slaapapneu

A
  • vaak wakker worden ‘s nachts door tijdelijk stoppen met ademhalen
55
Q

prevalentie OSA

A

2-4% volwassenen, 1-3% kinderen

56
Q

risicofactoren OSA

A
  • obesitas
  • vergrote amandelen of poliepen
57
Q

secundaire symptomen van OSA

A
  • stemmingswisselingen
  • minder aandacht
  • cognitieve- en gedragsproblemen
58
Q

vaak ontdekt door

A

de partner, die merkt:
- luid snurken
- onrustige slaap
- naar lucht happen

59
Q

ernstige OSA

A

bij 100 keer wakker worden per nacht

60
Q

OSA is risicofactor voor

A
  • hypertensie (hoge bloeddruk)
  • diabetes type 2
  • beroerte
61
Q

diagnose voor OSA door

A

polysomnografie

62
Q

behandeling van OSA

A
  • gewichtsvermindering bij obesitas
  • operatie: amandelen en poliepen verwijderen (kinderen)
  • continue positieve luchtwegdruk (CPAP) (volwassenen)
63
Q

CPAP

A
  • continue positieve luchtwegdruk
  • bij volwassenen gebruikt als behandeling voor OSA
  • apparaat met masker, hogere luchtdruk zodat de luchtpijp open blijft staan
64
Q

adherence met CPAP

A

moeilijk

65
Q

belemmeringen met CPAP

A
  • bijwerkingen (irritatie van de huid)
  • dagelijks gedoe (vergeten)
  • apparaatkenmerken (maakt geluid)
  • gebruik buitenshuis
  • psychosociale factoren (zich schamen)
  • onderwijs (gebrek aan begrip noodzaak)
  • afdruk van het masker
66
Q

voorspellers van niet naleving van CPAP bij OSA

A

o.a.
- verwachtingen over het effect
- houding en meningen
- gebrek aan kennis
- acceptatie van CPAP

67
Q

bevorderen van therapietrouw van CPAP bij OSA:

A
  1. telehealth
  2. educatieve interventies
  3. gedragsinterventies
68
Q

bevorderen van therapietrouw van CPAP bij OSA: telehealth

A
  • volgsystemen
  • toezicht op het gebruik
  • fijn voor als patiënten niet de kliniek kunnen bezoeken
69
Q

bevorderen van therapietrouw van CPAP bij OSA: educatieve interventies

A
  • schriftelijke info verbetert therapietrouw in vergelijking met controle, maar voor hoe lang?
70
Q

bevorderen van therapietrouw van CPAP bij OSA: gedragsinterventies

A
  • gedragsinterventies naast educatie zijn goed
71
Q

model of change

A
  • interventie op het goede moment aanbieden?