Chapter 8 Flashcards
1
Q
there are limits
A
er zitten grenzen aan
2
Q
move into rooms
A
op kamers gaan
3
Q
find out
A
erachter komen
4
Q
being spoon-fed something
A
iets met de paplepel ingegoten krijgen
5
Q
close your eyes to something
A
de ogen sluiten voor iets
6
Q
step-by-step
A
stap voor stap
7
Q
reason, the (the – (to / for))
A
aanleiding, de (de – (tot / voor))
8
Q
reason, to – from
A
aanleiding, naar – van
9
Q
cheer on
A
aanmoedigen
10
Q
recommend
A
aanraden
11
Q
earth, the
A
aarde, de
12
Q
apart
A
apart
13
Q
to admire
A
bewonderen
14
Q
resident, the
A
bewoner, de
15
Q
nettle, the
A
brandnetel, de
16
Q
foreign
A
buitenlands
17
Q
local resident, the
A
buurtbewoner, de
18
Q
share (with/on/from)
A
delen (met / op / van)
19
Q
durable
A
duurzaam
20
Q
however
A
echter
21
Q
education, the
A
educatie, de
22
Q
enthusiasm, it
A
enthousiasme, het
23
Q
fruit bush, the
A
fruitstruik, de
24
Q
behavior, it
A
gedrag, het
25
behave, oneself
gedragen, zich
26
border, the
grens, de
27
vegetable box, the
groentebak, de
28
ground, the
grond, de
29
around, around me –
heen, om me –
30
to recover
herstellen
31
to arrange
inrichten
32
wear in
inslijten
33
refrigerator compartment, it
koelvak, het
34
grow
kweken
35
matter, the (one – of)
kwestie, de (een – van)
36
limit, the
limiet, de
37
report
melden
38
environmentally conscious
milieubewust
39
effort, the
moeite, de
40
coin, the
munt, de
41
environment, the
omgeving, de
42
meanwhile
ondertussen
43
weeds, it
onkruid, het
44
to develop
ontwikkelen
45
assignment, the
opgave, de
46
dissolve
oplossen
47
convince (of)
overtuigen (van)
48
plant, of
plant, de
49
(plastic
(het) plastic
50
to divorce
scheiden
51
regret, the (– to have / to get)
spijt, de (– hebben / krijgen van)
52
sorry (I'm sorry)
spijten (Het spijt me)
53
spinach, the
spinazie, de
54
shrub, the
struik, de
55
theater, it
theater, het
56
teenager, the
tiener, de
57
future, the
toekomst, de
58
condition, the
toestand, de
59
Incidentally
trouwens
60
finally
uiteindelijk
61
exhaust
uitputten
62
box, it
vak, het
63
vegetarian, the
vegetariër, de
64
food, it
voedsel, het
65
example, it
voorbeeld, het
66
throw away
weggooien
67
to refuse
weigeren
68
district, the
wijk, de
69
wild picking
wildplukken
70
bag, the
zak, de
71
the reason for/for
de aanleiding tot / voor
72
as a result of
naar aanleiding van
73
share with/on/from
delen met / op / van
74
there are limits
er zitten grenzen aan
75
around me
om me heen
76
move into rooms
op kamers gaan
77
a matter of
een kwestie van
78
close your eyes
de ogen sluiten voor
79
convince
overtuigen van
80
being spoon-fed
met de paplepel ingegoten krijgen
81
to regret/to regret
spijt hebben / krijgen van
82
step-by-step
stap voor stap
83
Irregular verbs
Onregelmatige werkwoorden
84
recommend – recommended – recommended
aanraden – raadde aan – aangeraden
85
worn – worn – worn
gedragen – gedroeg – gedragen
86
wear in - wear in - is worn in
inslijten – sleet in – is ingesleten
87
divorce – divorced – (is) divorced
scheiden – scheidde – (is) gescheiden
88
to regret – to regret – to regret
spijten – speet – gespeten
89
cheer on
aanmoedigen
90
recommend
aanraden
91
to arrange
inrichten
92
wear in
inslijten
93
dissolve
oplossen
94
throw away
weggooien
95
wild picking
wildplukken
