Chapter 5 Flashcards
squeeze
in zijn handen drukken
tie
de knoop doorhakken
keep up
iets in stand houden
It doesn’t matter (really) or …
Het maakt (echt) niet uit of …
sitting in
in elkaar zitten
be against it
ergens tegenaan zitten
good / bad about yourself
goed / slecht in je vel zitten
see something (completely)
iets (helemaal) zien zitten
Looking at (opposing)
aankijken (tegen)
learn
aanleren
adjust, (yourself) - (on)
aanpassen, (zich) – (aan)
connect with / on
aansluiten bij / op
number, it
aantal, het
attract
aantrekken
accept
accepteren
afterwards
achteraf
department, the
afdeling, de
Head of department, it
afdelingshoofd, het
scare
afschrikken
to differ from)
afwijken (van)
waive)
afzien (van)
other, the
andere, de
company lawyer, the
bedrijfsjurist, de
impressions, ideas, images
beeld, het