Chapter 3 Flashcards
1
Q
to touch
A
aanraken
2
Q
the distance
A
de afstand
3
Q
distant
A
afstandelijk
4
Q
strike
A
afsteken
5
Q
the garbage
A
het afval
6
Q
to wonder
A
zich afvragen
7
Q
nicest
A
allerleukste
8
Q
the alternative
A
het alternatief
9
Q
the arrangement
A
het arrangement
10
Q
authentic
A
authentiek
11
Q
The Bachelor’s student
A
de bachelorstudent
12
Q
the band
A
de band
13
Q
think about
A
bedenken
14
Q
business administration
A
de bedrijfskunde
15
Q
the principle
A
het beginsel
16
Q
fairly
A
behoorlijk
17
Q
decisions
A
besluiten
18
Q
the flower crown/necklace
A
de bloemenkrans
19
Q
the drink
A
de borrel
20
Q
the bread
A
het brood
21
Q
Corruption
A
de corruptie
22
Q
cultural
A
cultureel
23
Q
The demon
A
de demon
24
Q
the dinner
A
het diner
25
the DJ
de dj
26
Spending time
doorbrengen
27
the wire
de draad
28
turn around
om draaien
29
the economy
de economie
30
the egg
het ei
31
the envelope
de envelop
32
terribly
erg
33
of it
ervan
34
extravagant
extravagant
35
the faculty
de faculteit
36
the family member
het familielid
37
the family conditions
de familieomstandigheden
38
the finances
de financien
39
the opportunity
de gelegenheid
40
being right
gelijk hebben
41
the conversation
het gesprek
42
The good
het goede
43
the goldfish
de goudvis
44
the grandparent
de grootouder
45
the harbor
de haven
46
The homesickness (to)
de heimwee (naar)
47
The dog walking service
de hondenuitlaatservice
48
the pillow
het hoofdkussen
49
the capital
de hoofdstad
50
the roommate
de huisgenoot
51
inquire (about) [informarse]
informeren (naar)
52
the younger
de jongere
53
the candle
de kaars
54
the calender
de kalender
55
Christmas
de kerst
56
the children's song
het kinderliedje
57
the climate
het klimaat
58
crispy
knapperig
59
hugging (with)
knuffelen (met)
60
the bowl
de kom
61
the Quran
de Koran
62
the pub
de kroeg
63
to kiss
kussen
64
the pillow
het kussen
65
the evil
het kwade
66
The Labrador
de labrador
67
come
langskomen
68
the legend
de legende
69
lively
levendig
70
happiness
het levensgeluk
71
The Light Festival
het lichtjesfeest
72
the song
het lied
73
the airport
de luchthaven
74
loud
luid
75
to mark
markeren
76
the May tree
de meiboom
77
The Midsummer Day
de midzomerdag
78
the monster
het monster
79
the coin
de munt
80
national
nationaal
81
the New Year
het Nieuwjaar
82
The oil lamp
de olielamp
83
turning back
omkeren
84
the circumstance
de omstandigheid
85
the stranger
de onbekende
86
get up
opkrijgen
87
performance
optreden
88
the performance
het optreden
89
to cancel
opzeggen
90
the abundance
de overvloed
91
vanquish
overwinnen
92
pickle
pekelen
93
local
plaatselijk
94
take place
plaatsvinden
95
string
rijgen
96
ritual
ritueel
97
the backpack
de rugzak
98
the space
de ruimte
99
boring
saai
100
getting together
samenkomen
101
the society
de samenleving
102
beautiful
schoon
103
the service
de service
104
skew
snikheet
105
social
sociaal
106
the specialty
de specialiteit
107
the city beach
het stadsstrand
108
the pavement
de stoep
109
the beach
het strand
110
The Student Association
de studentenvereniging
111
at the same time
tegelijkertijd
112
be able to go
terechtkunnen
113
coming home
thuiskomen
114
the tourist
de toerist
115
the tradition
de traditie
116
traditional
traditioneel
117
twenty (with his -)
twintigen (met z'n -)
118
extensively
uitgebreid
119
look forward to)
uitkijken (naar)
120
walk
uitlaten
121
to explain
uitleggen
122
name calling
uitschelden
123
the exchange
de uitwisseling
124
The exchange program
het uitwisselingsprogramma
125
beyond
verderop
126
oblige
verplichten
127
the obligation
de verplichting
128
decorate
versieren
129
to paint
verven
130
to nurse
verzorgen
131
the video
de video
132
The video call
het videogesprek
133
the forehead
het voorhoofd
134
mostly
voornamelijk
135
arising from
voortkomen uit
136
free up
vrijmaken
137
the fireworks
het vuurwerk
138
in which
waarin
139
just like that
zomaar
140
the sun
de zon
141
The Zonnekendar
de zonnekalendar
142
is about
draaien om
143
homesick
heimwee hebben naar
144
inquire about
informeren naar
145
hug with
knuffelen met
146
with his (twenty)
met z'n (twintigen)
147
look forward to
uitkijken naar
148
arising from
voortkomen uit
149
ask - off early - wondered
afvragen - vroeg af - afgevraagd
150
Thinking - conceived - conceived
bedenken - bedacht - bedacht
151
Decisions - decided - decided
besluiten - besloot - besloten
152
spend (time) (+time tenses)
doorbrengen - bracht door - doorgebracht
153
Buy - Bought - Bought
kopen - kocht - gekocht
154
come by - came by - came by
langskomen - kwam langs - is langsgekomen
155
Participate - participated - participated
meedoen - deed mee - meegedaan
156
go along - went along - went along
meegaan - ging mee - is meegegaan
157
getting out - got on - got tied up
opkrijgen - kreeg op - opgekregen
158
Performance - performed - occurred (IS)
optreden - trad op - (is) opgetreden
159
cancel - said on, said - canceled
opzeggen - zei op, zeiden op - opgezegd
160
Overcoming - Overweer - Overcome
overwinnen - overwon - overwonnen
161
take place - took place - took place
plaatsvinden - vond plaats - plaatsgevonden
162
Driving - Reed - (is) driven
rijden - reed - (is) gereden
163
Rijgen - Reeg - Run
rijgen - reeg - geregen
164
Get together - met - met
samenkomen - kwam samen - is samengekomen
165
Close - Sloot - Closed
sluiten - sloot - gesloten
166
can go - could go, could go - gone out
terechtkunnen - kon terecht, konden terecht - terechtgekund
167
coming home - came home - came home
thuiskomen - kwam thuis - is thuisgekomen
168
watch out - looked out - bored
uitkijken - keek uit - uitgekeken
169
Exhaust - Let out - Excellent
uitlaten - liet uit - uitgelaten
170
scolding - scolded - scolded
uitschelden - schold uit - uitgescholden
171
Falling - Fell - Fallen
vallen - viel - is gevallen
172
bombshal - came on - has emerged
voortkommen - kwam voort - is voortgekomen
173
to say (+time tenses)
zeggen - zei, zeiden - gezegd
174
see saw Seen
zien - zag - gezien
175
Swimming - Swimming - (is) swimming
zwemmen - zwom - (is) gezwommen
176
Spending time
doorbrengen
177
come
langskomen
178
get up
opkrijgen
179
performance
optreden
180
to cancel
opzeggen
181
take place
plaatsvinden
182
getting together
samenkomen
183
be able to go
terechtkunnen
184
to explain
uitleggen
185
name calling
uitschelden
