Chapter 2 Flashcards
1
Q
The attention
A
de aandacht
2
Q
Register, (for)
A
aanmelden, zich -(voor)
3
Q
occasionally
A
af en toe
4
Q
one and a half
A
anderhalf
5
Q
to move
A
bewegen
6
Q
the movement
A
de beweging
7
Q
The Movement app
A
de bewegingsapp
8
Q
biological
A
biologisch
9
Q
be apparent from
A
blijken uit
10
Q
the brie
A
de brie
11
Q
the calorie
A
de calorie
12
Q
the chips
A
de chips
13
Q
stupid
A
dom
14
Q
the drinking yogurt
A
de drinkyoghurt
15
Q
elsewhere
A
elders
16
Q
and so
A
en zo
17
Q
the soda
A
de frisdrank
18
Q
the memory
A
het geheugen
19
Q
common
A
gemeenschappelijk
20
Q
average
A
gemiddeld
21
Q
The Medicine student
A
de geneeskundestudent
22
Q
the gender
A
het geslaacht
23
Q
scream
A
gillen
24
Q
To Google
A
Googlen
25
abide / adhere to
houden, zich -aan
26
inclusive
inclusief
27
intensive
intensief
28
yourself
jezelf
29
chewing (up)
kauwen (op)
30
the characteristic
het kenmerk
31
the knowledge
de kennis
32
the length
de lengte
33
The lifestyle
de levensstijl
34
the body
het lichaam
35
the exercise
de lichaamsbeweging
36
the enthusiast
de liefhebber
37
the list
het lijstje
38
noisy
luidruchtig
39
monthly
maandelijks
40
mediocre
matig
41
Naturally
natuurlijk
42
level
het niveau
43
to call
noemen
44
the subject
het onderwerp
45
deliver
opleveren
46
to look up
opzoeken
47
to take
pakken
48
the pizza
de pizza
49
the place
de plek
50
the product
het product
51
The Pubquiz
de pubquiz
52
the rule
de regel
53
the guideline
de richtlijn
54
the round
de ronde
55
the roast beef
de rosbief
56
Rucula
de rucola
57
The shelf
het schap
58
care
schelen
59
Tastes (to)
smaken (naar)
60
The sports enthusiast
de sportliefhebber
61
still
steeds
62
firm [firme]
stevig
63
the style
de stijl
64
the strategy
de strategie
65
the team
het team
66
nowadays
tegenwoordig
67
The exam week
de tentamenweek
68
top
top
69
The truffle mayonnaise
de truffelmayonaise
70
Doubt (about / over / in between)
twijfelen (ann / over / tussen)
71
to connect
verbinden
72
to burn
verbranden
73
to spoil
verwennen
74
the request
het verzoek
75
the nutrition
de voeding
76
the grown-up
de volwassene
77
pre -packaged
voorverpakt
78
soft
zacht
79
Depend (+time tenses)
afhangen - hing af - afgehangen
80
agree - agreed - agreed
afspreken - sprak af - afgesproken
81
Start - started - started
beginnen - begon - is begonnen
82
Move - moved - moved
bewegen - bewoog - bewogen
83
walk in - walked in - has walked in
binnenlopen - liep binnen - is binnengelopen
84
Be apparent (+ time tenses)
blijken - bleek - is gebleken
85
stay - stayed - stayed
blijven - bleef - is gebleven
86
Drinking - Drunk - Drunk
drinken - dronk - gedronken
87
Food - at - eaten
eten - at - gegeten
88
come - came - has come
komen - kwam - is gekomen
89
Reading - Read - Read
lezen - las - gelezen
90
Walk - Run - I walked (is)
lopen - liep - (is) gelopen
91
Search - looked up - looked up
opzoeken - zocht op - opgezocht
92
Writing - wrote - written
schrijven - schreef - geschreven
93
Forbid - forbidden - forbidden
verbieden - verbood - verboden
94
roads - weighed - weighed
wegen - woog - gewogen
95
winning - won - won
winnen - won - gewonnen
96
become - became - has become
worden - werd - is geworden
