Chapter 7 Hoofdstuk 7 Flashcards
de afspraak
- the appointment
- the agreement
het koekje
the cookie, the biscuit
regenen
to rain
roken
to smoke
de acteur
the actor
met vakantie gaan
to go on vacation
op vakantie gaan
to go on vacation
de bioscoop
the cinema
de schuur
the shed
niet graag
don’t like to
(+werkwoord)
(+verb)
vertrekken
to leave
per week
per week
twee keer
two times
ver
far
eiet zor uur
half an hour
genoeg
enough
het model
the model
mooier dan
more beautiful than
beter
better
het best
the best
weinig
little, few
de kilo
the kilogram
het pond
the pound
minder
less
het ons
the ounce
het minst
the fewest, the least amount
het meest
the most
even groot als
as tall as
de auto
the car
het vliegtuig
the airplane
landen
to land
Schiphol
Amsterdam
het vliegveld
the airport
het kaartje
the ticket
de automat
the machine
de hulp
the help
nodig
required
nodig hebben
to need
het openbaar
the public
vervoer
transport
de ov-chipkaart
the public
de metro
the subway
de tram
the tram
het saldo
the balance
opwaarderen
to top up (credit)
bijvoorbeeld
for example
simpel
simple
inchecken
to check in
uitchecken
to check out
de reis
the journey, trip
dus
SO
makkelijk
easy
klinken
to sound
toevallig
coincidental
het perron
the platform
de intercity
the intercity
duren
to last
snel
fast
in principe
in principle
de file
the traffic jam
het vervoer-middel
means of transport
de veerboot
the ferry boat
het vertrek
the departure
de aankomst
the arrival
de optie
the option
plannen
to plan
wijzigen
to change
overstappen
to change over
de overstap
the changeover
totaal
total
het spoor
the platform
arriveren
to arrive
het milieu
the environment
