Chapter 18 Hoofdstuk 18 Flashcards
sterven
to die
gooien
to throw
groeien
to grow
de centimeter
the centimetre
genezen
- to cure
- to get better (after being ill)
blijken
to turn out, to appear
lukken
to succeed
mislukken
to fail
achteraf
afterwards
langs
along
het kanaal
the canal
vliegen
to fly
zwemmen
to swim
emigreren
to move to
another country
vanuit
from
de rivier
the river
de kant
the side
de andere kant
the other side
de toespraak
the speech
een toespraak houden
to give a speech
verbeteren
to improve
uitreiken
to hand out
Hoe zit dat?
How is that?
welnee
certainly not
de bladzijde
the page
het compliment
the compliment
complimenten
to pay
maken
compliments
het type
the type
onhandig
clumsy, awkward
de instructie
the instruction
de vuilnis
the garbage
de lakens
the sheets
de handdoek
the towel
inleveren
to hand in
de heenreis
the outward
de terugreis
the return journey
de transfer
the transfer
regelen
to arrange
inpakken
to pack (up)
achterlaten
to leave (behind)
het lokaal
the classroom
