Chapter 6 Hoofdstuk 6 Flashcards
1
Q
de tarwe
A
the wheat
2
Q
de regen
A
the rain
3
Q
de zonneschijn
A
the sunshine
4
Q
rollen
A
to roll
5
Q
de minister-
A
the prime
6
Q
president
A
minister
7
Q
de dokter
A
the doctor
8
Q
een miljoen
A
a million
9
Q
een miljard
A
a billion
10
Q
elk
A
each
11
Q
ieder
A
each
12
Q
het snoep
A
the candy
13
Q
het oor
A
the ear
14
Q
de staart
A
the tail
15
Q
het dorp
A
the village
16
Q
iemand
A
someone
17
Q
ergens
A
somewhere
18
Q
ooit
A
some day, ever
19
Q
op bezoek komen
A
to visit (someone)
20
Q
de verrassing
A
the surprise
21
Q
niets
A
nothing
22
Q
leeg
A
empty
23
Q
de spullen
A
the stuff, the things
24
Q
nergens
A
nowhere
25
sorry
sorry, I'm sorry
26
de provincie
the province
27
het leven
the life
28
volgend
next
29
het centrum
1. the centre
2. the city centre
30
kamperen
to camp (out)
31
de strandvakantie
the beach holiday
32
de zomercursus
the summer
33
klinken
to sound
34
het platteland
the countryside
35
barbecueën
to barbecue
36
de natuur
the nature
37
het advies
the advice
38
de organisatie
the organisation
39
beantwoorden
to answer
40
met plezier
with pleasure
41
precies
exactly
42
het vakantiepark
the holiday park
43
de prijs
the price
44
de offerte
the quotation
45
het formulier
the form
46
de gegevens
the data
47
de bank-
the bank
48
overschrijving
transfer
49
de creditcard
the credit card
50
online
online
51
het betaal-
the payment
52
systeem
system
53
duidelijk
clear
54
inschrijven
to enrol
55
het geslacht
the gender
56
de voorletter
the initial (letter)
57
het tussenvoegsel the surname
prefix
58
het huisnummer
the house number
59
de toevoeging
the addition
60
de postcode
th postal code
61
de woonplaats
the city of residence
62
het e-mailadres
the email address
63
het niveau
the level
64
de beginner
the beginner
65
de accommodatie the
accommodation
66
de gedeelde
the shared
67
kamer
room
68
de eigen kamer
the private room
69
de studio
the studio
70
via
via (through)
71
namelijk
namely
72
boeken
to book
73
de website
the website
74
een paar
1. a pair, two
2. a few
