Chapter 2 Hoofdstuk 2 Flashcards
spelen
to play
heel
- very 2. whole
zeer
very
klein
small
nogal
quite
boos
angry
redelijk
rather
knap
handsome
hartstikke
extremely
mooi
beautiful
gisteren
yesterday
morgen
tomorrow
nieuw
new
het woord
the word
de film
the movie
Zo
in a little while
straks
in a little while, soon
binnenkort
soon
Sinterklaas
Dutch Santa-Clause
hier
here
daar
there
liggen
to lie
inversie
inversion (grammar)
de tuin
the garden
de kapper
the hairdresser
drinken
to drink
de stamppot
the hotchpotch
moeten
to have to, must
het vraagwoord
the question word
klaar
ready
de markt
the market
de kinderen
the children
het bezoek
- visit 2. guests
vaak
often
fietsen
to cycle
lesgeven
to teach
wat
what
je adres
your address
aan welk, welke
which
gebruiken
to use
de oefening
the exercise
de jongen
the boy
wanneer
when
jarig zijn
to have a birthday
plat
flat
hoe
how
heten
literally: to be called
laat hoeveel
late how many/much
het geld
the money
bellen
to call
hallo
hello
Hoe gaat het
How are you?
jou
you
de roman
the novel
waarom
why
gewoon
normal
weten
to know
nog
yet
niet
not
eten
to eat
het idee
the idea
Goed idee!
Great idea!
mij
me
thuis
at home
koken
to cook
willen
to want
Weet je wat?
You know what?
samen
together
daarna
then
tot
until
nemen
to take
de trein
the train
meteen
immediately
prima
fine
de buurt
the neighbourhood
de kilometer
the kilometre
het Centraal
the Central
Station
Station
ongeveer
approximately
dan
then
zien
to see
Tot straks!
See you later!
doei
bye
door
through
kennen
to know
zuchten
to take a breath
kunnen
- to be able to
de eeuw
the century
druk
- busy 2. crowded
het einde
the end