Chapter 15-16 Flashcards
English: (the) border
(de) grens [grenzen]
E.g. We gaan vaak winkelen over de grens. Gezellig!
English: (the) state
(het) land[-en] = (de) staat [staten]
E.g. De Europese Unie bestaat uit meer dan 25 landen.
(het geboorteland)
E.g. Argentinie is het geboorteland van prinses Maxima.
English: (the) inland
(het) binneland
E.g. In de krant leest ik altijd eerst het nieuws over het binnenland.
English: domestic
binnenlands
E.g. In het journaal krijg je eerst het binnenlands nieuws.
English: (the) capital
(de) hoofdstad [-steden]
E.g. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen.
English: (the) people
(het) volk[-en/-eren]
E,g, Het volk is blij met de geboorte van het prinsje, / Door het mooie weer was er veel volk in het park.
English: (the) citizen
(het) volk[-en/-eren]
E.g. De koning spreekt met Kerstmis tot de hele volk.
English: national
nationaal
E.g. Kerstmis is een nationale feestdag.
English: (the) region/territory
(het) gebied[-en] = (de) streek [streken]
E.g. Die gebieden willen onafhankelijk worden.
Een groep mensen die samenleeft of samenwerkt volgens bepaalde regels / Elk van de drie Belgische cultuurgroepen met eigen wetten en met een eigen bestuur (B)
English: (the) community
(de) gemeenschap[-pen]
E.g. In de steden zijn er grote allochtone gemeenschappen / In Belgie heb je een Vlaamse, een Duitse en een Franse gemeenschap.
Een land met een koning of een koningin aan het hoofd.
English: (the) kingdom
(het) koninkrijk[-en]
E.g. Het koninkrijk Belgie bestaat sinds 1830.
De koning of koningin en zijn of haar directe familie.
English: (the) royal family
(het) koningshuis [-huizen]
E.g. In de krant staat een foto van het koningshuis.
English: (the) king/queen
(De) koning[-en] (male) / (de) koningin[-nen] (female)
Wat te maken heeft met de koning of de koningin
English: royal
Koninklijk
E.g. Enkele keren per jaar kun je het koninklijk paleis bezoeken.
(de koninklijke familie)
E.g. De koninklijke familie is op vakantie in Oostenrijk.
English: (the) prince/princess
(de) prins [-en] (male) / (de) prinses [-sen] (female)
E.g. Prins Constantijn is een zoon van prinses Beatrix.
English: (the) democracy
(de) democratie[-en]
E.g. Nederland en Belgie zijn democratieen.
English: democratic
Democratisch
E.g. Niet alle politieke partijen werken even democratisch.
De leiders van een land
English: (the) government
(de) regering[-en] = (het) kabinet[-ten]
E.g. In Nederland bestaat de regering uit de koning en de ministers.
English: (the) president
(de) president[-en] (male) / (de) presidente[-s/-n] (female)
English: (the) minister
(de) minister[-s]
English: (the) prime-minister
(de) minister-president [ministers-presidenten] = (de) eerste minister[-s]
English: (the) ministry
(het) ministerie[-s]
E.g. Ik werk voor het Ministerie van Economie.
English: (the) parliament
(het) parlement
E.g. Het Nederlandse parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer.
English: parliamentary
parlementair
E.g. De koning open het parlementaire jaar.
Iemand die in de plaats van iemand anders ergens is.
English: (the) representative
(de) vertegenwoordiger[-s] (male) / (de) vertegenwoordigster[-s] (female)
E.g. Er was een vertegenwoordiger van de minister-president aanwezig op het feest.
Het openbaar bestuur van een land of een gemeente
English: (the) government.
(de) overheid
E.g De overheid moet zorgen voor goed onderwijs.
Note:
De overheid is niet dezelfde met regering
Regering zijn koning-mp-ministers; de overheid is alles, zoals de ambtenaar, etc.
Het bestuur is nog ruimer, zoals het bestuur van de universiteit.
English: (the) authority
(het) gezag = (de) autoriteit[-en]
De invloed die iemand heeft, de mogelijkheden om beslissingen te nemen
English: (the) power
(de) macht
E.g. Heeft een parlementslid eigenlijk veel macht?
Met veel invloed
English: influential
machtig
E.g. Vroeger was een koning meestal erg machtig.
Een groep mensen die samen een vereniging of instelling leiden, de overheid / het leiden, het management
English: (the) authority/government/management
(het) bestuur[-sturen]
E.g. Het stadsbestuur heeft plannen voor een nieuwe brug over de rivier. / Door slecht bestuur is er veel geld verloren gegaan.
Een groep mensen die de leiding over iets heeft of die advies geeft.
English: (the) council
(De) raad [raden]
E.g. Onze school heeft een soort parlement van leerlingen: de leerlingenraad.
(de raad van bestuur)
E.g. Heeft de raad van bestuur al een beslissing genomen?
English: (the) province
(De) provincie[-cien/-s]
English: (the) municipality
(De) gemeente [-s/-n]
Wat met een gemeente te maken heeft
Gemeentelijk
E.g. Ik ga elke week in het gemeentelijk zwembad zwemmen.
English: (the) municipality building
(Het) gemeentehuis[-huizen] = (het) stadhuis[-huizen]
English: (the) mayor
(De) burgemeester
Iemand die lid is van het bestuur van een gemeente
(De) wethouder[-s] = (de) schepen[-en]
E.g. Heeft elke gemeente een wethouder van onderwijs?
English: (the) staff
(het) personeel
English: (the) controler/supervisor
(de) controleur[-s]
Iemand die een afdeling leidt
English: (the) boss
(het) hoofd[-en] = (de) chef[-s]
E.g. Wie is het hoofd van deze dienst? / Onze chef wi; dat we vanaf volgende week allemaal een uur vroeger beginnen te werken.
(aan het hoofd staan) = …is the boss
E.g. Mevrouw Bloemen staat aan het hoofd van deze afdeling.
English: (the) resident
(de) inwoner[-s]
English: (the) civilian
(de) burger[-s]
Een afdeling met een bepaalde taak / een van de dingen die een openbare of prive instelling doet om mensen te helpen / je werktijd bij een openbare instelling.
English: (the) office/service/duty
(de) dienst[-en]
E.g. De technische dienst van de gemeente is gesloten tijdens de feestdagen. / Onze diensten zijn gratis. / Dokter Hofsma heeft deze week ochtenddienst.
English: of any service
(van dienst zijn)
E.g. Waarmee kan ik u van dienst zijn?
Wat iedereen mag gebruiken of bezoeken / wat bij iedereen bekend is, wat iedereen weet.
English: public
Openbaar
E.g. Ik reis vooral met het openbaar vervoer. / Het nieuws over de huwelijksproblemen van de prins in nu openbaar.
(de openbare dienst)
E.g. De bibliotheek is een openbare dienst.
(de sociale dienst)
E.g. De werknemers kunnen met vragen over werk en uitkering bij de sociale dienst terecht.
English: (the) institution
(de) instantie[-s] = (de) instelling[-en]
English: First(ly) / to begin with
(in eerste instantie)
E.g. In eerste instantie wil ik iets over mijn familie vertellen. Daarna praat ik over mijn werk.
Een groep mensen die samen besturen
(het) college[-s]
E.g. Alle leden van het college waren aanwezig.
English: (the) committee
(de) commissie[-s]
E.g. De feestcommissie organiseert het buurtfeest.
English: (to) establish a committee
(een commissie instellen)
E.g. Er werd een commissie ingesteld die moest onderzoeken hoe het ongeval precies gebeurd was.
English: (the) chairman
(de) voorzitter[-s] (male) / (de) voorzitster[-s] (female)
E.g. Aan het begin van de vergadering bedankte de voorzitter iedereen.
English: (the) tax
(de) belasting[-en]
English: (the) VAT
(de) btw (=belasting over de toegevoegde waarde)
E.g. In ons land betaal je 6% btw op dingen zoals brood en melk
English: (the) subsidy
(de)subsidie[-s]
English: (the) politic
(de) politiek
((de) binnenlandse politiek) = domestic politic
English: (the) political party
(de) (politieke) partij
English: (the) leader
(de) leider[-s] (male)/ (de) leidster[-s] (female)
English: (the) policy
(het) beleid
E.g. Volgens mij voert de regering een slecht beleid.
English: (the) democracy
(de) democratie[-en]
English: democratic
democratisch
De kleur van partijen die de natuur en het milieu heel belangrijk vinden
groen
E.g. De groene partij wil minder auto’s in de stad.
English: (the) system
(het) systeem[-temen]
English: (the) majority
(de) meerderheid[-heden]
English: (the) minority
(de) minderheid[-heden]
English: (to) resist/oppose
zich verzetten (tegen) [verzette zich/hebben zich verzet] E.g. Het parlement verzet zich tegen de plannen van de regering.
English: (to) propose/introduce
voorstellen [stelde voor/hebben voorgesteld]
E.g. De groene partij stelt voor om het aantal parkeer plaatsen in de stad te verminderen.
English: (the) proposal
(het) voorstel[-len]
E.g. Het voorstel wordt morgen in de gemeenteraad besproken.
Iets vorstellen
English: (to) propose something
(een voorstel doen)
E.g. De Nederlandse minister-president deed zijn Belgisch collega een voorstel
English: (to) choose
kiezen [koos/hebben gekozen]
E.g. In een democratie mogen de mensen zelf hun leiders kiezen.
English: (the) election
(de) verkiezing[-en]
E.g. Weet je al wie de verkiezingen heeft gewonnen?
English: (the) voter
(de) kiezer[-s]
English: (to) vote
stemmen (op) [stemde/hebben gestemd]
E.g. Op welke partij ga je stemmen?
English: (the) vote
(de) stem[-men]
E.g. Vanavond weten we al hoeveel stemmen elke kandidaat heeft gekregen.
English: (the) voting
(de) stemming[-en]
E.g. De stemming is geheim.
English: (the) victory
(de) overwinning[-en]
English: (the) nomination
(de) benoeming[-en]
E.g. De nieuwe burgemeester was erg gelukkig met de benoeming.
het werk dat je doet
English: (the) work/(the) labor
(de) arbeid
E.g. Veel producten worden niet meer in ons land gemaakt omdat arbeid hier te duur is.
English: (the) issues
(de) kwestie[-s] = (de) zaak [zaken]
E.g. De vakbond moet de kwestie nog bespreken.
It’s a question of…
(het is kwestie van…)
E.g. Het is kwestie van tijd voordat we iets beslissen.
English: (the) fight/struggle
(de) strijd
E.g. De strijd voor meer gelijkheid in de wereld is al jaren bezig.
English: against
(in strijd zijn met)
E.g. Een huis bouwen in dit natuurpark is in strijd met de wet.
English: (the) crisis
(de) crisis[-sen/crises]
English: (the) law/act/statute
(de) wet[-ten]
E.g. In de wet staat dat je vanaf 18 jaar volwassen bent.
De belangrijkste wetten van een land die zeggen hoe een land geregeerd moet worden
English: (the) constitution
(de) grondwet[-ten]
E.g. Artikel 7 van de Nederlandse grondwet gaat over de persvrijheid.
English: constitional
constitutioneel
E.g. Nederland is een constitutionele monarchie.
English: (the) law / (the) right
(het) recht[-en]
E.g. Het is je recht om je mening te geven. / We zoeken een advocaat die gespecialiceerd is in internationaal recht.
English: (to) have right
(recht hebben op iets)
E.g. Alle kinderen hebben recht op onderwijs.
English: (the) human rights
(mensenrechten)
E.g. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst zijn twee mensenrechten.
English: (to) prohibit
Verbieden [verbood/hebben verboden]
E.g. De wet verbiedt het verkopen van alcohol aan wie jonger is dan 16 jaar.
English: prohibited
verboden
E.g. Het is verboden in deze straat te parkeren.
(verboden te roken)
E.g. Er hangt een bordje aan de muur: “verboden te roken”.
English: (to) warn
waarschuwen (voor) [waarschuwde/hebben gewaarschuwd]
E.g. De politie waarschuwt voor inbrekers.
English: (the) permission
(de) toestemming
E.g. Hebt u toestemming om hier te parkeren?
English: (the) obligation
(de) verplichting[-en]
E.g. In Nederland is het geen verplichting om bij verkiezingen te gaan stemmen, in Belgie wel.
English: oblige to
verplichten (tot) [verplichtte/hebben verplicht]
E.g. De wet verplicht ons tot het betalen van belastingen.
English: free
vrij
E.g. Na twee jaar in de gevangenis is Wim weer vrij/De badkamer is niet vrij.
English: (to) have freedom
(vrij spel hebben)
E.g. De onderzoekers hoeven nergens toestemming voor te vragen, ze hebben vrij spel.
English: (the) freedom
(de) vrijheid[-heden]
E.g. In Nederland is er vrijheid van meningsuiting, je mag dus altijd zegen wat je denkt.
English: (the) free press
(de) persvrijheid
E.g. persvrijheid is een artikel in de Nederlandse grondwet.
English: honest
eerlijk
E.g. De rechter vroeg de getuigen om eerlijk te vertellen wat ze gezien hadden.
English: (to) appear in court (on trial)
voorkomen [kwam voor/is voor gekomen]
E.g. Volgende week moet de moordenaar voorkomen.
English: (to) decide/determine
uitmaken [maakte uit/hebben uitgemaakt]
In die film moest een jury uitmaken of hij schuldig was.
English: (the) opinion/verdict/judgment
(het) oordeel[-delen]
E.g. De rechter vond het oordeel van de experts erg belangrijk.
English: (the) judgment/verdict/ruling/decision
(de) uitspraak[-spraken] = (het) vonnis[-sen]
E.g. De rechter las het vonnis traag en duidelijk vonnis
English: (the) punishment
(de) straf[-fen]
E.g. Sommige misdaden verdienen een strenge straf.
English: (the) fine
(de) boete[-s/-n]
E.g. Voor fout parkeren kun je een hoge boete krijgen.
English: (to) punish
straffen [strafte/hebben gestraft]
E.g. De rechter heeft de twee dieven streng gestraft.
English: (the) prison/jail
(de) gevangenis[-sen]
E.g. De moordenaar moest naar de gevangenis.
English: (the) prisoner
(de) gevangene[-n]
E.g. De gevangenen mogen elke dag een uurtje sporten.
English: (the) cell
(de) cel[-len]
E.g. De gevangenen zitten met z’n tweeen in een cel
English: (to) release/become free
vrijkomen [kwam vrij/is vrijgekomen]
E.g. Over vijf jaar kan die crimineel eventueel vrijkomen.
English: (the) rule
(de) regel[-s]
E.g. de gevangenen moeten zich aan de regels houden. / In de statuten van onze jeugdvereniging staat dat de leden minimaal 6 jaar oud moeten zijn.
English: (to) be in force/enforce/apply
gelden [gold/hebben gegolden]
E.g. In het hele gebouw geldt een rookverbood.
English: (to) agree/accept
aannemen [nam aan/hebben aangenomen] (meer formeel) = goedkeuren [keurde goed/hebben goedgekeurd] (veel breder)
E.g. De wet is aangenomen door het parlement.
English: (to) accept
aanvaarden [aanvaardde/hebben aanvaard] = accepteren [accepteerde/hebben geaccepteerd] (hele breder betekenis)
E.g. Het voorstel werd door de hele fractie aanvaard.
English: (to) start working/(is) valid from/(to) be in effect since
in werking treden [trad in werking/is in werking getreden] = van kracht worden [werd van kracht/is van kracht geworden]
E.g. De nieuwe wet treedt in werking vanaf 1 januari.
Laten beginnen
English: (to) enter/set
Invoeren [voerde in/hebben ingevoerd
E.g. Wanneer hebben ze het rookverbod in restaurants eigenlijk ingevoerd?
English: official
officieel
E.g. Ik heb een officiele brief gekregen van de gemeente.
English: legal
legaal = wettelijk
E.g De politie mag alle legale middelen gebruiken om misdadigers te vinden.
English: illegal
illegaal = verboden
E.g. Het is verboden kinderen te slaan.
Iets doen (meestal wat niet mag) English: (to) commit/perpetrate
Plegen [pleegde/hebben gepleegd]
E.g. In Londen zijn gisteren drie moorden gepleegd.
(een misdaad plegen]
E.g. Weten ze al wie de misdaad gepleegd heeft?
Iets doen (meestal iets verkeerds, bijvoorbeeld een overtreding] English: (to) commit/perpetrate
begaan [beging/hebben begaan]
E.g. De politie heeft een aantal fouten begaan tijdens het onderzoek.
English: (the) trial
(het) proces[-sen]
E.g. Het proces tegen de verdachte begint volgende week.
English: (the) proof
(het) bewijs[-wijzen]
E.g. De verdachte heeft geen bewijs van zijn onschuld.
English: (to) confess
bekennen [bekende/hebben bekend]
E.g. De dief heeft bekend dat hij auto’s heeft gestolen.
English: (the) police
(de) politie
English: (the) policeman
(de) politieman[-nen]
Englislh: (the) police agent
(de) (politie)agent[-en] (male) / (de) (politie)agente[-s] (female)
English: (the) secret agent/ (the) spy
(de geheim agent)
English: (to) search/seek/look for
zoeken [zocht/hebben gezocht]
E.g. De politie zoekt het meisje dat op maandagavond niet is thuisgekomen
(op zoek naar)
E.g. De politie is op zoek naar mensen die het ongeval hebben zien gebeuren.
English: (to) find
vinden [vond/hebben gevonden]
E.g. Agenten hebben het gestolen schilderij gevonden de kelder van een huis.
English: (to) investigate
onderzoeken [onderzocht/hebben onderzocht]
E.g. De politie onderzoekt de moord op een dokter.
English: (the) investigation
(het) onderzoek[-en]
English: (to) set up
instellen [stelde in/hebben ingesteld]
(een onderzoek instellen)
E.g. Er is een onderzoek ingesteld naar de diefstal van het schilderij.
(een commissie instellen)
E.g. Er is een commissie ingesteld om het onderzoek te leiden.
English: (to) control
controleren [controleerde/hebben gecontroleerd]
E.g. De douane controleerde de paspoorten van iedereen.
English: (to) maintain
handhaven [handhaafde/hebben gehandhaafd]
E.g. Tijdens de demonstratie zal de politie de orde handhaven.
English: (the) European Parliament
(het) Europees Parlement
Iets doen om een probleem op te lossen, streng handelen
English: (to) take measures
Optreden [trad op/hebben (is) opgetreden]
E.g. De politie treedt hard op als dat nodig is.
English: crime/misdemeanor/misdeed
(het) misdaad[-daden] = (het) misdrijf[-drijven]
E.g. Een ongeluk veroorzaken en toch doorrrijden is een misdaad.
English: (to) steal
stelen [stal/hebben gestolen] = pikken [pikte/hebben gepikt] inform.
E.g. Iemand heeft onze televisie gestolen.
English: (the) thief
(de) dief[dieven] (male)/ (de) dievegge[-s] (female)
English: (the) murder
(de) moord[-en]
E.g. De moord op Pim Fortuyn schokte heel Nederland.
(een moord plegen)
E.g Iedereen voelt zich erg onveilig sinds er in ons dorp een moord gepleegd is.
English: (to) murder
vermoorden [vermoordde/hebben vermoord]
E.g. De politie arresteerde de man die zijn vrouw had vermoord.
English: (to) shoot (and cause death)
doodschieten [schoot dood/hebben dood geschoten]
E.g. Lee Harvey Oswald school president Kennedy dood.
English: (to) hit/beat (and cause death)
doodslaan [sloeg dood/hebben dood geslagen]
E.g. Tijdens een ruzie heeft een dronken man zijn vriendin doodgeslagen.
English: (to) stab (and cause death)
doodsteken [stak dood/hebben dood gestoken]
E.g. De overvaller heeft de winkelier doodgestoken toen hij het geld niet wilde geven.
English: (the) problem
(het) probleem[-blemen] = (de) moeilijkheid[-heden]
E.g. “Het probleem is dat we te weinig agenten hebben”, zachte de commissaris.
English: (the) help
(de) hulp
English: (the) chance
(de) kans[-en]
E.g. Er is een grote kans dat we de dader vinden.
(de kans krijgen)
E.g. Je krijgt de kans om je onschuld te bewijzen.
(de kans vergroten/verkleinen)
E.g. Stop waardevolle spullen in de kofferbak van je auto, dan verklein je de kans op diefstal.
English: (the) opportunity
(de) gelegenheid[-heden]
English: (to) prevent
voorkomen [voorkwam/hebben voorkomen]
E.g. Door voorzichtig te zijn kun je ongelukken voorkomen.
English: (the) description (of a person)
(het) signalement[-en]
E.g. De politie had een goed signalement van de overvaller gekregen en kon hem zo gemakkelijk vinden.
English: (the) indication / presumptive evidence
(de) aanwijzing[-en]
E.g. Er zijn aanwijzingen dat de dief in de buurt woont.
officieel laten weten, tonen
English: (to) report/notify
aangeven [gaf aan/hebben aangegeven]
E.g. Ik ga bij de politie aangeven dat mijn fiets is gestolen.
English: (the) declaration/statement
(de) aangifte[-s/-n]
E.g. De agent vroeg me het aangifteformulier in te vullen.
(aangifte doen)
E.g. Mijn fiets is gestolen en ik ga aangifte doen bij de politie.
English: (the) trace
(het) spoor[sporen]
E.g. Heeft de politie al sporen gevonden?
English: (to) consider
beschouwen [beschouwde/hebben beschouwd]
E.g. De politie beschouwt de verdachte als zeer gevaarlijk.
English: (to) presume
vermoeden [vermoedde/hebben vermoed]
E.g. Men vermoedt dat de dader niet alleen heeft gehandeld.
English: (the) burglar
(de) inbreker[-s] (male) / (de) inbreekster[-s] (female)
English: (the) knife
(het) mes[-sen]
English: (the) weapon
(het) wapen[-s]
English: (the) kidnapping/abduction
(de) ontvoering[-en]
E.g. In sommige landen komen ontvoeringen ontzettend vaak voor.
English: (the) force/violence
(het) geweld
E.g. Toen de man niet wilde meegaan, gebruikte de politie geweld.
(geweld gebruiken)
E.g. Kun je vrede brengen door geweld te gebruiken?
English: (the) victim
(het) slachtoffer[-s]
E.g. De slachtoffers van het ongeluk werden naar het ziekenhuis gebracht.
English: (to) protect
beschermen [beschermde/hebben beschermd]
E.g. Het is de taak van de politie om elke burger te beschermen.
English: (the) protection
(de) bescherming
E.g. De koningin krijgt in het openbaar altijd bescherming van de politie.
English: (the) foreign policy
((het) buitenlands beleid)
E.g. In het buitenlands beleid van Nederland krijgen mensenrechten veel aandacht.
English: (the) neighbouring country
(het) buurland[-en]
E.g. Belgie en Duitsland zijn buurlanden van Nederland.
English: western
westers
E.g. Achmed houdt van westerse muziek/De westerse wereld moet meer investeren in arme landen.
English: independent
onafhankelijk
E.g. Belgie is sinds 1830 een onafhankelijk land.
English: self-reliant/independent/on own
zelfstandig
E.g. Elke minister kan zelfstandig beslissingen nemen.
English: (to) unite
(zich) verenigen [verenigde (zich)/hebben (zich) verenigd]
E.g. Deze politieke partij verenigt liberale en socialistische ideeen.
English: (the) USA
((de) Verenigde Staten)
English: (the) Great Britain/UK (England, Scotland, Wales, and North Ireland)
((het) Verenigd Koninkrijk)
English: (the) United Nations
((de) Verenigde Naties)
English: (the) organization
(de) organisatie[-s]
English: (the) meeting/assembly
(de) vergadering[-en]
E.g. Tijdens de vergadering gaf iedereen zijn mening over het thema
English: (the) agreement
(het) akkoord[-en] = (de) overeenkomst[-en]
E.g. Belgie en Nederland hebben een akkoord bereikt over de aanpak van drugscriminaliteit.
English: Europe
Europa
wat met Europa te maken heeft
English: European
Europees
E.g. Gaat het goed met de Europese economie?
English: (the) EU
(de) Europese Unie
English: (the) European Council (in EU)
(de) Europese Raad
E.g. De Europese Raad werkt aan de toekomst van die Europese Unie.
English: (the) European Parliament (in EU)
(het) Europees Parlement
English: (the) Council of Europe
(de) Raad van Europa
English: (to) evolve
(zich) ontwikkelen [ontwikkelde zich/hebben zich ontwikkeld]
E.g. In enkele jaren tijd ontwikkelde Spanje zich tot een moderne democratie.
English: (the) evolution
(de) ontwikkeling[-en]
E.g. De westerse media hebben te weinig aandacht voor de politieke ontwikkelingen in Latijns-Amerika.
English: (the) empire
(het) rijk[-en]
E.g. Aan het begin van de 9e eeuw bezat Karel de Grote een rijk dat bijna zo groot was als de huidige EU.
English: (the) summit
(de) top[-pen]
E.g. De Europese top vond plaats in Berlijn.
English: (to) negotiate
onderhandelen [onderhandelde/hebben onderhandeld]
E.g. De regering zal nooit onderhandelen met terrorist.
English: (the) negotiation
(de) onderhandeling[-en]
E.g. De onderhandelingen tussen Europa en Amerika zijn gestopt.
English: (the) code
(de) code[-s]
E.g. Via een geheime code kun je die deur openen.
English: (the) peace
(de) vrede
E.g. Na jaren van oorlog is er eindelijk vrede in het land.
English: (the) war
(de) oorlog[-logen]
E.g. Oorlog kan nooit een oplossing zijn voor problemen tussen landen.
(oorlog voeren) = (in oorlog zijn)
E.g. Irak voerde in de jaren ‘80 oorlog met Iran/Die landen zijn op dit ogenblik met elkaar in oorlog.
officieel zeggen dat je een oorlog begint
(de oorlog verklaren)
E.g. In 1337 verklaarde Engeland de oorlog aan Frankrijk.
English: (the) World War
(de) wereldoorlog
E.g. De Eerste Wereldoorlog was afgelopen in 1918.
English: (the) enemy
(de) vijand
E.g. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Duitsland de vijand van Nederland.
English: (the) risk/danger
(het) gevaar[-varen]
E.g. De gevaren voor de soldaten zijn groot.
English: run a risk
(gevaar lopen) = (het risico lopen)
E.g. Je loopt gevaar als je reist in oorlogsgebied. / Wie een oorlog begint, loopt het risico te verliezen.
English: (to) fight
vechten [vocht/hebben gevochten]
E.g. in het leger leer je vechten in moeilijke omstandigheden.
English: (the) fight/battle
het gevecht[-en] = (de) strijd
Een gevecht tussen verschillende legers
(de) slag[-en]
E.g. Napoleon verloor op 18 Juni 1815 de Slag bij Waterloo.
English: (to) battle/combat/fight/struggle
Strijden [streed/hebben gestreden]
E.g. De burgers van dat land hebben gestreden voor hun vrijheid.
English: (the) military
(de) militair[-en]
English: military
militair
English: in military service
(in militaire dienst)
English: (the) army
(het) leger[-s]
English: (the) unit
(de) eenheid[-heden]
E.g. Frankrijk stuurt twee militaire eenheden naar het gebied.
English: (the) soldier
(de) soldaat[-daten]
English: (the) officer (in the army)
(de) officier[-en/-s]
English:(the) captain
(de) kapitein[-s]
English: (to) carry out/execute
uitvoeren [voerde uit/hebben uitgevoerd]
E.g. De Generaal wil dat zijn plannen meteen woorden uitgevoerd.
English: (to) execute (an order)
(een bevel uitvoeren)
E.g. De soldaten voerden de bevelen uit.
English: (the) execution
(de) uitvoering
E.g. De soldaten wachten op de uitvoering van het plan.
English: (the) camp
(het) kamp[-en]
English: (to) target
richten (op) [richtte/hebben gericht]
E.g. Je moet je geweer goed leren richten. / De overvaller richtte zijn pistool op de bankbediende.
English: (to) shoot
schieten [schoot/hebben geschoten]
English: (the) shooting
(het) schot[-en]
English: (the) aim
(het) doel[-en]
English: (to) kill
doden [doodde/hebben gedood]
E.g. Bij een boomaanslag zijn vorige week 23 burgers gedood.
English: (to) win
winnen [won/hebben gewonnen]
E.g. Wie heeft de strijd gewonnen?
(de oorlog winnen)
E.g. De Verenigde Staten en hun bondgenoten hebben de Tweede Wereldoorlog gewonnen.
English: (to) lose
Verliezen [verloor/hebben verloren]
E.g. De vijand heeft de slag om de brug verloren.
(de oorlog verliezen)
E.g. Duitsland heeft de Tweede Wereldoorlog verloren.
English: humane/humanly
Menselijk
E.g. Gevangenen moeten altijd menselijk worden behandeld.
English: (to) protest
protesteren (tegen) [protesteerde/hebben geprotesteerd]
E.g. De bevolking protesteert tegen de plannen van de regering.
English: (to) oppose
zich verzetten (tegen) [verzette zich/hebben zich verzet] E.g. Het volk verzet zich tegen de leiders van de dictatuur.
English: (the) resistance
(het) verzet
E.g. Het verzet tegen de regering is goed georganiseerd.
English: (the) asylum seeker
(de) asielzoeker[-s]
English: (to) flee
vluchten [vluchtte/is gevlucht]
E.g. Door de moeilijke situatie in zijn land is hij naar buitenland gevlucht.
English: (the) industry
(de) industrie[en]
English: (the) industrial
industrieel
English: (the) product
(het) product[-en]
English: (the) factory
(de) fabriek[-en]
English: (the) machine
(de) machine[-s]
English: (the) vending machine
(de) automaat[-maten]
E.g. Heb je kleingeld voor de koffieautomaat?
English: automatic
automatisch = vanzelf
E.g. Leg gewoon alle papieren hier op het kopieeren apparaat, en de machine kopieert automatisch alles.
English: (the) power/force/employee
(de) kracht[-en]
E.g. Deze machine heeft dezelfde kracht als duizend mensen samen! / Ilse is een van de beste krachten op onze afdeling.
English: (the) norm/standard
(de) norm[-en]
E.g. Elke machine moet aan de veiligheidsnormen voldoen.
English: (the) type
(het) type[-s/-n]
English: (the) hand
(de) hand[-en]
E.g. Handenarbeid is soms erg zwaar werk.
English: handmade
(met de hand gemaakt)
E.g. Deze vaas is met de hand gemaakt.
English: (blue collar) worker
(de) arbeider[-s]
E.g. In die fabriek werken meer dan 250 arbeiders.
English: (to) repair
herstellen [herstelde/hebben hersteld]
E.g. Mijn vader heeft mijn kapotte fiets hersteld.
English: (the) production
(de) productie
English: technical
technisch
English: technics
(de) techniek[-en]
English: (the) engineer
(de) ingenieur[-s]
English: (the) rope
(het) touw[-en]
E.g. Doe de zak maar dicht met een touwtje.
English: (the) material
(het) materiaal[-alen]
English: (the) office
(het) kantoor[-toren]
E.g. Het kantoor is elke dag open van 9 tot 16 uur.
(op kantoor)
E.g. Morgen ben ik pas om 11 uur op kantoor. Ik moet eerst naar de dokter
English: (the) (work) desk/ (particular) office
(het) bureau[-s]
E.g. Op mijn bureau staan een computer, een telefoon en een foto van mijn kinderen. / Het politiebureau bevindt zich in de Dorpsstraat.
English: present
aanwezig
E.g. Op de vergadering was niet iedereen aanwezig.
English: absent
afwezig
E.g. Op maandag is onze directeur afwezig; hij werkt dan thuis.
English: reachable/attainable
bereikbaar
E.g. De politie en de brandweer moeten dag en nacht bereikbaar zijn.
English: (to) lead/manage
leiden [leidde/hebben geleid] = besturen [bestuurde/hebben bestuurd]
E.g. Meneer Davidse leidt de afdeling onderzoek/Het bedrijf wordt bestuurd door twee broers.
(de vergadering leiden)
E.g. De voorzitter leidt de vergadering, en hij [rpbeert dat efficient te doen.
English: (the) manager
(de) manager[-s]
E.g. Een manager wil elk jaar betere resultaten behalen.
English: (the) management
(het) bestuur = (de) leiding
E.g. Het bestuur bestaat uit vier mensen.
English: (the) secretary
(de) secretaris[-sen] (male)/(de) secretaresse[-s/-n] (female)
English: (the) assistant
(de) assistent[-en] (male)/(de) assistente[-s] (female)
English: (the) telephone
(de) telefoon
English: (the) answering machine
(het) antwoordapparaat[-raten]
English: (the) fax
(de) fax[-en]
English: via fax
(per fax/over de fax)
English: (to) fax
faxen [faxte/hebben gefaxt]
English: (the) computer
(de) computer[-s]
English: (the) letter
(de) brief [brieven]
English: (to) compose
opstellen [stelde op/hebben opgesteld]
E.g. Weet jij hoe je een goede brief moet opstellen?
English: (the) email
(de) e-mail[-s]
English: (the) (official) note
(de) nota[-‘s]
E.g. In de nota van de directeur staat dat iedereen uiterlijk om 9 uur aanwezig moet zijn.
English: (to) take a note (inform.)
(nota nemen van iets)
E.g. De minister heeft nota genomen van de opmerkingen van zijn medewerkers.
English: (the) report
(het) rapport[-en]
E.g. In het rapport staat dat we goed samenwerken.
English: (to) see/glance over
Inzien [zag in/hebben ingezien]
E.g. Iedereen op de afdeling mag het rapport inzien.
English: (the) dossier
(het) dossier[-s]
English: (the) archive
(het) archief[-chieven]
English: (the) (computer) file
(het) (computer) bestand[-en]
E.g. Dit is het bestand met alle telefoonnummers en e-mailadressen van het personeel.
English: (to) organize [organiseerde/hebben georganiseerd]
organiseren [organiseerde/hebben georganiseerd]
Ontstaan, beginnen te bestaan, plaatsvinden
English: (to) come into place
tot stand komen [kwam tot stand/is tot stand gekomen]
E.g. Na lang overleg is er binnen het bedrijf een nieuwe structuur tot stand gekomen.
Doen ontstaan
English: (to) put into place
tot stand brengen [bracht tot stand/hebben tot stand gebracht]
E.g. We hebben een schitterend project tot stand gebracht.
English: (the) coffee machine
(het) koffiezetapparaat[-raten]
English: (the) trade
(de) handel
E.g. Als de handel bloeit, gaat het goed met de economie/Mijn vader heeft een fietsenhandel.
English: (to) do trading
(handeldrijven)
E.g. George drijft handel in tweedehands auto’s
English: (the) foreign trade
((de) buitenlandse handel)
English: (to) exchange
ruilen [ruilde/hebben geruild]
E.g. Voordat er geld bestond, ruilden de mensen.
(in ruil voor)
E.g. In ruil voor dat chocolaatje krijg je deze koek van mij.
English: (the) market
(de) markt[-en]
E.g. Groenten en fruit koopt Lisa meestal op de markt./Er is een grote markt voor luxeproducten.
English: (to) import
invoeren [voerde in/hebben ingevoerd]
E.g. Nederland voert sinaasappels in uit Spanje.
English: (to) export
uitvoeren [voerde uit/hebben uitgevoerd]
E..g. Rusland voert grote hoeveelheden olie en gas uit.
English: (the) supply/offer
(het) aanbod
E.g. Het aanbod in die winkel is erg groot.
English: (the) demand and supply
(vraag en aanbod)
E.g. De verhouding tussen vraag en aanbod bepaalt de prijs van een product.
English: (the) stock
(de) voorraad[-raden]
E.g. De voorraad van de winkel ligt in een ander gebouw.
vollediger maken/vol maken.
English: (to) fill
aanvullen [vulde aan/hebben aangevuld]
E.g. De winkelier heeft de voorraad blikken in de winkel aangevuld.
English: (to) complement
(elkaar aanvullen)
E.g. De secretaresse en de bedrijfsleider vullen elkaar goed aan.
English: (the) company
(het) bedrijf [-drijven] = (de) onderneming[-en]
E.g. Het vervoerbedrijf Lemmens verhuurt auto’s en vrachtwagens
English: working/in cooperation/functioning
(in bedrijf zijn)
E.g. Als de machine in bedrijf is , mag je hem niet uitzetten.
English: (the) (joint stock) company
(de) maatschappij[-en]
E.g. Hendrik werkt voor een grote oliemaatschappij.
English: private
particulier = prive
E.g. Is TNT Post een particulier bedrijf of een overheidsbedrijf?
English: (the) director
(de) directeur-en/-s/(de) directrice[-s] (female)
English: (the) issue/case/store
(de) zaak [zaken]
E.g. Ik moet een paar zaken regelen/De politie zal die zaak onderzoeken/Marga heeft een eigen kledingzaak.
English: for business
(voor zaken)
E.g. Toon moet voor zaken naar het buitenland.
English: (to) do business/negotiate
(zaken doen)
E.g. We doen al lange tijd zaken met die firma.
English: a bad thing
(een slechte zaak)
E.g. Moeten we meer belastingen gaan betalen? Dat is een slechte zaak!
English: (the) way it should be/procedure
(de gang van zaken)
U zult al die formulieren moeten invullen. Dat is de normale gang van zaken.
English: (to) settle a case
(een zaak regelen)
E.g. Ik moet nog een zaak regelen met mijn advocaat.
English: (to) order
bestellen [bestelde/hebben besteld]
English: (the) order
(de) bestelling[-en]
English: (to) buy
kopen [kocht/hebben gekocht]
English: (to) sell
verkopen [verkocht/hebben verkocht]
English: (the) profit
(de) winst
E.g. Ons bedrijf heeft vorig jaar veel winst gemaakt.
English: (the) loss
(het) verlies[-liezen]
E.g. Het voorbije jaar maakten we veel verlies.
(met winst/verlies verkopen)
E.g. Omdat niemand de producten wilde, hebben we ze met verlies moeten verkopen.
(winst/verlies maken)
E.g. Dit jaar heeft het bedrijf eindelijk weer winst gemaakt.
English: (the) article/product
(het) artikel[-s/-en]
English: (the) good
(het) goed[-eren]
English: available
beschikbaar
Zorgen voor/vervullen (meestal gebruikt in combinatie met het woord behoefte)
English: provide/serve
voorzien in [voorzag in / hebben voorzien in]
E.g. De wet voorziet in een aantal strenge maatregelen/Dit nieuwe product voorziet in een behoefte: de mensen zullen er blij mee zijn.
English: (the) VAT
(de) BTW (=belasting over de toegevoegde waarde)
English: inclusive
inbegrepen = inclusief
English: exclusive
exclusief
English: (to) send
(ver)sturen[verstuurde/hebben verstuurd//stuurde/hebben gestuurd] = (ver)zenden [verzond/hebben verzonden//zond/hebbengezonden]
E.g. We versturen de facturen aan het eind van de maand.
English: (the) reminder
(de) herinnering[-en]
E.g. Als je je elektriciteitsrekening niet op tijd betaalt, krijg je een herinnering.
English: (the) bill
(de) rekening[-en]
English: (to) deliver
leveren [leverde/hebben geleverd]
English: lack
ontbreken [ontbrak/hebben ontbroken-
E.g. Er ontbreekt 50 euro in de kassa.
English: (the) marketing
(de) marketing
English: (the) marketing department
(de) marketingafdeling[-en]
English: (the) marketing manager
(de) marketingmanager[-s]
English: (the) commercial/advertisement
(de) reclame[-s]
English: (the) competition
(de) concurrentie
E.g. Door de concurrentie dalen de prijzen.
English: (to) establish/set up
oprichten [richtte op/hebben opgericht] = opzetten [zette op/hebben opgezet]
E.g. Stijn heeft een computerbbedrijf opgericht.
English: (to) expand/enlarge
uitbreiden [breidde uit/hebben uitgebreid]
E.g. De firma wil uitbreiden en gaat zijn producten ook op de Amerikaanse markt proberen te verkopen.
English: (to) limit
beperken [beperkte/hebben beperkt]
E.g. We moeten het aantal projecten beperken, want er is niet genoeg geld.
English: be limited to
(zich beperken tot)
E.g. De manager beperkte zich tijdens de de vergadering tot de belangrijkste punten.
English: limited
beperkt
E.g. Het aanbod van elektrische apparaten in de supermarkt is beperkt.
English: (the) client
(de) klant[-en]
English: (to) give service/serve
bedienen [bediende/hebben bediend]
English: payable/reasonable price
betaalbaar
English: beneficial
voordelig
English: economy
(de) economie
English: Economic/economical
economisch
English: (to) increase
stijgen [steeg/is gestegen] = toenemen [nam toe/is toegenomen]
E.g. De prijs van sigaretten is weer gestegen / De wraag naar goedkope vliegtickets neemt toe.
English: (to) decrease
dalen [daalde/is gedaald] = afnemen [nam af/is afgenomen]
E.g. In enkele jaren tijd is de prijs van mobiele telefoons enorm gedaald/Het aantal mensen dat altijd cash betaalt neemt af.
English: (the) growth
(de) groei = (de) stijging
English: cost
kosten [kostte/hebben gekost]
E.g. Hoeveel kost een kilo suiker?
English: (the) money
(het) geld
English: ilegal money (which you dont pay tax)
(zwart geld)
English: (to) pay with the exact amount
(met gepast geld betalen)
E.g. Het spijt me, ik kan niet met gepast geld betalen. Ik heb enkel een briefje van honderd euro.
English: (the) banknote
(het) bankbiljet[-ten] = (het) briefje[-s]
English: (to) earn
verdienen [verdiende/hebben verdiend]
E.g. Hoeveel verdien je eigenlijk met je nieuwe baan?
English: (to) produce
opbrengen [bracht op/hebben opgebracht] = opleveren [leverde op/hebben opgeleverd]
E.g. Hoeveel heeft de verkoop van jullie huis eigenlijk opgebracht? / We verhuren een kamer aan een student en dat lever ons een beetje extra geld op.
English: (to) count/have
tellen [telde/hebben geteld]
E.g. Ik tel tot tien en dan kom ik jullie zoeken / Kun jij even het geld tellen dat in de kassa zit? / Ons kantoor telt meer dan dertig medewerkers.
English: (the) amount
(het) bedrag[-en]
English: (to) pay an amount
bedragen [bedroeg/hebben bedragen]
E.g. Hoeveel bedraagt je salaris?
English: (the) quantity
(de) hoeveelheid[-heden]
English: (the) Euro
(de) euro
Een bankbiljet van tien euro
(het) tientje[-s]
Honderdduizend euro
(de) ton
E.g. Voor hun appartement hebben ze meer dan twee ton betaald.
English: (the) (exchange) rate
(de) (wissel)koers[-en]
English: (the) credit card
(de) creditcard[-s] = (de) kredietkaart[-en]
English: (the) bank card
(de) bankpas[-sen] = (de) bankkaart[-en]
English: (the) pin code
(de) pincode
English: (the) bank
(de) bank
op de bank
English: (the) bank account
(de) (bank)rekening[-en]
English: (to) open a bank account
(een rekening openen)
verdwijnen van je rekening omdat je voor iets betaalt
(van je rekening af gaan)
E.g. Elke maand gaat aft er automatisch een bedrag voor mijn ziektekostenverzekering van mijn rekening af.
(geld op een rekening zetten)
E.g. Elke maand zet ik vijftig euro op mijn sparrekening.
English: (to) transfer
overmaken [maakte over/hebben overgemaakt] = overschrijven [schreef over/hebben overgeschreven] = gireren [gireerde/hebben gegireerd]
Een papier waarmee je een rekening kunt betalen via je bank rekening
(de) acceptgirokaart[-en] = (het) overschrijvingsformulier[-en]
English: (the) bank staff
(de) bankmedewerker[-s] = (de) bankbediende[-s/-n]
English: (the) bank director
(de) bankdirecteur[-en/-s]
English: (the) branch
(het) filiaal[-alen] = (de) vestiging[-en]
English: (the) safe
(de) kluis [kluizen] = (de) safe[-s]
English: (the) cash register
(de) kas[-sen]
English: (to) take money (from the bank) / pay with bank card
opnemen [nam op/hebben opgenomen] = pinnen [pinde/hebben gepind]
E.g. Ik ga even geld opnemen bij de bank. / Voor we het restaurant binnengaan, moet ik nog even pinnen/ In elke supermarkt kun je tegenwoordig pinnen.
English: (to) pay
betalen [betaalde/hebben betaald]
English: (to) spend
besteden [besteedde / hebben besteed]
E.g. Loes besteedt veel tijd en geld aan haar hobby.
English: (to) spend money
uitgeven [gaf uit/hebben uitgegeven]
E.g. We hebben deze maand een beetje te veel uitgegeven.
English: (the) value
(de) waarde[-n/-s]
English: worth
waard
E.g. Is je huis veel geld waard?
English: really interesting, important
(de moeite waard)
E.g. Dat boek moet je echt lezen. Het is de moeite waard.
English: (to) borrow
lenen (van/aan) [leende/hebben geleend]
English: (the) condition /requirement
(de) voorwaarde[-n] = (de) eis[-en]
E.g. Wat zijn de voorwaarden om een lening te krijgen?
English: (the) insurance
(de) verzekering[-en]
English: (to) subscribe/buy an insurance
(een verzekering afsluiten)
E.g. Omdat we naar Afrika op vakantie gaan, heb ik een reisverzekering afgesloten. / De bank sluit ook brandverzekeringen af.
English: (the) health insurance
(een ziektekostenverzekering)
English: (the) premium
(de) premie[-s]
English: financial
financieel
English: (the) share
(het) aandeel[-delen]
English: (the) stock exchange
(de) beurs
E.g. De beurs van New York ligt in Wall Street
(op de beurs)
E.g. Op de beurs van Brussel zijn vandaag weinig aandelen verkocht
English: (the) payment
(de) betaling[-en]
E.g. De meeste internationale betalingen doet men in dollars.