Chapter 1-2 Flashcards
(the) name
(de) naam [namen]
on behalf of /in the name of
uit/in naam van
e. g.:
- Uit naam van alle collega’s willen we je feliciteren.
- In naam van de koningin wil ik u bedanken.
(to) spell
spellen [spelde/hebben gespeld]
e.g. Peters, hoe spel je dat? Met één e of met dubbele e?
< een woord spellen
e.g. Kun je het woord ‘gegevens’ even spellen?
(to) call/mention/name
noemen [noemde/hebben genoemd]
e. g.:
- Mijn moeder heet eigenlijk Katarina, maar iedereen noemt haar Kat.
- Kun je de hoofdsteden van alle provincies eens noemen?
(the) call name
(de) roepnaam [-namen]
e. g. Mijn vader heet Thomas, maar zijn roepnaam is Tom.
(the) nickname
(de) bijnaam [-namen]
e. g. De bijnaam van once leraar Frans was ‘de dikke’.
(to) legitimize (yourself)
zich legitimeren [legitimeerde zich/hebben zich gelegitimeerd]
e.g. Bij de bank moet je je legitimeren als je geld wilt opnemen.
(to) sign/undersign
ondertekenen [ondertekende/hebben ondertekend] = tekenen [tekende/hebben getekend]
e.g. Ik hev het contract voor mijn nieuwe baan net ondertekend. / Kunt u hier even tekenen , alstublieft?
(the) address
(het) adres[-sen]
(the) birth
(de) geboorte[-n/-s]
e. g. Na de geboorte van haar eerste kind, wilde ze meteen een tweede.
middle-aged
van middelbare leeftijd
e.g. Mijn ouders zijn van middelbare leeftijd, en ze werken nog steeds erg hard.
(the) age/ old age
(de) ouderdom
e. g.:
- Is er een manier om de ouderdom van bomen te bepalen?
- Oma vindt haar ouderdom geen probleem; ze kan nog alles zelf.
male / (manly?)
mannelijk
female
vrouwelijk
single
alleenstaand = single
e.g. Mark is nu een alleenstaande man. Zijn vrouw is vorig jaar gestorven.
married
getrouwd
e.g. Gert is getrouwd met de dochter van de burgemeester.