Caminos | Unidad 10A Flashcards
dansen
bailar
schilderen
pintar
domino spelen
jugar al dominó
kaarten
jugar a las cartas
een instrument (be)spelen
tocar un instrumento
tijdschrift
la revista
voetbalwedstrijd
el partido de fútbol
Wat zijn ze aan het doen?
Qué están haciendo? (inf: hacer)
zet
ponga (inf: poner)
bijbehorend, bijpassend
correspondiente
eerste verdieping links
1° izda. (izquierda)
tweede verdieping rechts
2° dcha. (derecha)
een minuut (lang)
durante un minuto
sluit
cierre (inf: cerrar)
zich herinneren
recordar
opmerken
notar
tegenwoordig deelwoord
el gerundio
saxofoon
el saxofón
bespreken, discussiëren
discutir
liefdesbrief
la carta de amor
eerste verdieping
el primero
tweede verdieping
el segundo
derde verdieping
el tercero
vierde verdieping
el cuarto
vijfde verdieping
el quinto
eerste verdieping rechts
el primer piso de la derecha
= el primero derecha
fout, onjuist
falso /-a
corrigeer
corrija (inf: corregir)
maar
sino
zoek
busquen (inf: buscar)
limonade
la limonade