Caminos I Unidad 6 Flashcards
Toiletten
Los servicios
Aan het winkelen
De compras
Kapper, kapsalon
La peluquería
Speelgoed
Los juguetes
Hier: sportartikelen
Los deportes
Mode
La moda
Jong
Joven
Herenmode
Moda caballeros
Kind
El niño
Schoenwinkel
La zapatería
Geopend van … tot ….
Abierto /-a de …… a ……..
Verdieping
La planta
Begane grond
La planta baja
Informatiebalie
El puesto de información
Afdeling
La sección
Café, cafetaria
La cafetería
Boekhandel
La librería
Parfumerie
La perfumería
Drogist
La cosmética
Gaan winkelen, shoppen
Ir de tiendas
Winkel
La tienda
Stropdas
La corbata
Zijden, van zijde
De seda (v)
(Zonne)bril
Las gafas (de sol)
Rok
La falda
Tas
El bolso
Overhemd
La camisa
Gestreept
A rayas
Pak, kostuum
El traje
Jurk
El vestido
Leer
El cuero
Schoen
El zapato
Broek
Los pantalones
Jeans
Los vaqueros
Shawl, sjaaltje
El pañuelo
T-shirt
La camiseta
Trui
El jersey
Wol
La lana
Blouse
La blusa
Katoen
El algodón
Jasje, colbert
La chaqueta
Geruit
A cuadros
Lievelingskleur
El color preferido
Geel
Amarillo /-a
Rood
Rojo /-a
Paars
Violeta
Blauw
Azul
Zwart
Negro /-a
Oranje
Naranja
Grijs
Gris
Bruin
Marrón
Roze
Rosa
Welke kleur heeft uw auto?
¿De qué color es su coche?
Mijn bril
Mis gafas
Spel
El juego
Raden
Adivinar
Openingstijd(en)
El horario
Pagina
La página
Antwoorden
Contestar
Omgekeerd
Al revés
Openen
Abrir
Sluiten
Cerrar
Warenhuis
Los grandes almacenes
Tabakswinkeltje
El estanco
Maandag
El lunes
Dinsdag
El martes
Woensdag
El miércoles
Donderdag
El jueves
Vrijdag
El viernes
Zaterdag
El sábado
Zondag
El domingo
’s zaterdags
Los sábados
Postzegel
El sello
Geld wisselen
Cambiar dinero
Winkelopeningstijden
Los horarios comerciales
Gesloten zijn
Estar cerrado /-a
’s middags
Por la tarde
Nog een keer, weer
Otra vez
Uitzondering
La exepción
Gerieflijk
Cómodo /-a
Een grote verscheidenheid
Mucha variedad
Normaal
Normal
Een middag per week
Una tarde por semana
In het algemeen
Generalmente
Geopend zijn
Estar abierto /-a
De hele dag
Todo el día
Flexibel
Flexible
Verscheiden,
Uiteenlopend
Variado /-a
Tabak, tabaksartikelen
El tabaco
Telefoonkaart
La tarjeta de teléfono
Ansichtkaart
La (tarjeta) postal
Balpen
El bolígrafo
Jongen / meisje
El/la chico /-a
Boek
El libro
Pil / tablet
La pastilla
Beschrijf
Describa
Inf: describir
Dragen
Llevar
Hoed
El sombrero
Het past me goed
Me queda bien
Passen
Quedar
Onder
Debajo de
(Kleding-)maat
La talla
Of (tussen getallen)
ó (tussen getallen)
In welke kleur?
¿De qué color?
Wat vindt u van …?
¿Qué le parece …. ?