Caminos I Unidad 3 Flashcards
Station
La estación
Dorp
El pueblo
Hoofdweg, hoofdstraat
La Avenida Principal
Laan, boulevard
La avenida (Avda.)
Vliegveld, luchthaven
El aeropuerto
Supermarkt
El supermercado
Markt
El mercado
Plein
La plaza
Autosnelweg
La autopista
Kathedraal
La catedral
Stadion
El estadio
Apotheek
La farmacia
Park
El parque
Postkantoor
Correos
Straat
La calle
Er is van alles
Hay de todo
Paleis
El palacio
Schone kunsten
Las Bellas Artes
Zaal
La sala
Theater
El teatro
Concert
El concierto
Grondwet
La constitución
De / het grootste
El/la más grande
Gebouw
El edificio
Mexico-stad
México D.F.
Distrito Federal
Is het waar dat?
Klopt het dat?
¿Es verdad que …?
Er is, er zijn
Hay
Veel
Mucho /-a
(Milieu-) vervuiling
La contaminación
Ja natuurlijk
Claro que sí
Niet (waar)? LA
¿Ves?
Ongeveer 20 miljoen inwoners
Unos veinte millones de habitantes
Inwoner /-ster
El/la habitante
Veel, vele
Muchos /-as
Auto
El coche
Verkeer
El tráfico
Enorm
Enorme
Zo veel
Tanto /-a
Zijn er mensen die in Mexico willen wonen?
¿Hay gente que quiere vivir en México?
Mensen
La gente
Fantastisch
Fantástico -/a
Groot
Grande
Indrukwekkend
Impresionante
Misschien, wellicht
Quizás
De grootste stad ter wereld
La ciudad más grande del mundo
Meerdere
Varios /-as
Culturele activiteiten
Las actividades culturales
Restaurant
El restaurante
Bioscoop
El cine
Net als overal
Como en todas partes
Rijk
Rico /-a
Arm
Pobre
Meer tegenstelling dan in Europa
Más contrastes que en Europa
Tegenstelling
El contraste
Bijzonder
Especial
Mexicaan(se)
El/la mexicano /-a
Voor ons
Para nosotros
Mexico is uniek!
¡Como México no hay dos!
Bijvoeglijk naamwoord
El adjetivo
Elegant
Elegante
Verschrikkelijk
Horrible
Met veel tegenstellingen
De muchos contrastes
(Een) andere
Otro /-a
Bekijk, kijk naar
Mire (inf: mirar)
Een plaats om de stress te ontvluchten
Un lugar para escapar del estrés
Ontvluchten, vluchten (voor)
Escapar (de)
Stress
El estrés
Wit
Blanco /-a
Rustig
Tranquilo /-a
Zuiden
El sur
Provincie
La provincia
In de buurt van, nabij
Cerca de
Kust
La costa
Klein
Pequeño /-a
Mooi
Bonito /-a
Deel
La parte
Route
La ruta
Huis
La casa
Sympathiek, aardig
Simpático /-a
Kerk
La iglesia
Oud
Antiguo /-a
Bar, kroeg
El bar
Weinig
Poco /-a
Lawaai
El ruido
Hoe kom je er?
¿Cómo llegar?
(Aan)komen
Llegar
Over de snelweg
Por la autopista
Later, daarna
Luego
Weg
El camino
Plaatselijk, lokaal
Local
Bovendien
Además
Het strand ligt op 14 kilometer afstand
La playa está a 14 kilómetros
Vraag
La pregunta
Over
Sobre
Ja, dat is er
Sí, sí hay
Nee, dat is er niet
No, no hay
Ideaal
Ideal
Vul aan
Complete (inf: completar)
Schema, tabel
El cuadro
Nederlands
Holandés /-esa
Rivier
El río
Lelijk
Feo /-a
Ik houd van …
Ik vind ….. leuk/mooi/lekker
Me gusta … (Inf: gustar)
Omdat
Porque
Vind je reizen leuk?
¿Te gusta viajar?
Houdt u van musea?
¿Le gustan los museos?
Ja, erg
Sí, mucho
Dat hangt ervan af
Depende
Nee, helemaal niet
No, nada
Zee
El mar
Berg
La montaña
Spaans leren
Estudiar español
Familiefeest
La fiesta familiar
Natuur
La naturaleza
Volksmuziek
La música folclórica
Waarom?
¿Por qué?
Lied
La canción
Waar houdt hij / zij van?
¿Qué le gusta? (Inf: gustar)
Vliegtuig
El avión
Morgen
La mañana
Motor
La moto
Nacht
La noche
Gitaar
La guitarra
Alstublieft, alsjeblieft
Por favor
Dialoog
El diáloge
Kaart
El plano
Luister.
Oiga. (Inf: oír)
Pardon.
Perdone. (Inf: perdonar)
Waar is … ?
¿Dónde está … ?
Zijn, zich bevinden
Estar (yo estoy)
(Heel) dichtbij
(Muy) cerca
Naast
Al lado de
Tegenover
Enfrente (de)
Geen dank.
De nada.
Hier in de buurt
Por aquí
Eens kijken.
A ver.
Een ogenblik.
Un momento.
Weten
Saber (yo sé)
U moet … volgen
Tiene que seguir …
Moeten
Tener que
Vervolgen, volgen, doorgaan
Seguir
Tot (aan)
Hasta
Parkeerplaats
El aparcamiento
Kunstmuseum
El Museo de Arte
Om te gaan naar …
Para ir a …
Trein
El tren
Busstation
La estación de autobuses
Bus
El autobús
Ver (weg)
Legos
U moet … nemen
Tiene que tomar …
De eerste straat rechts
La primera calle a la derecha
Eerste
Primero /-a
Rechts
A la derecha
Bij het verkeerslicht
En el semáforo
Linksaf slaan
Girar a la izquierda
Links, linksaf
A la izquierda
Precies
Exactamente
Of
Si
Mejuffrouw, jongedame
La señorita
Ik kom hier niet vandaan
No soy de aquí.
Ervoor
Delante
Voor
Delante de
Erachter
Detrás
Achter
Detrás de
Tussen
Entre
Olifant
El elefante
Papegaai
El papagayo
Boa
La boa
Krokodil
El cocodrilo
Gorilla
El gorila
Condor
El cóndor
Giraffe
La jirafa
Telefooncel
La cabina telefónica
Te voet
A pie
Wandeling
El paseo
Historisch
Histórico /-a
Cultureel
Cultural
Een van de beroemdste
Una de las más famosas
Gotisch
Gótico /-a
Joodse wijk
El barrio judío
De straat die langs … gaat
La calle que pasa por …
Stadhuis, gemeentehuis
El ayuntamiento
Rechtdoor gaan
Seguir todo recto
Hoek
La esquina
Arabisch
Árabe
Waar, waarin
Betrekkelijk vnw.
Donde
Zoeken
Buscar
Goed
Bueno /-a
Bezichtigen
Visitar
Synagoge
La sinagoga
Daarna
Después
Oversteken
Cruzar
Uitrusten
Descansar
Traditioneel
Tradicional
De tweede (straat)
La segunda (calle)
De derde (straat)
La tercera (calle)
Honderd
Cien(to)
Duizend
Mil
Miljoen
El millón
Dictee
El dictado
Cijfer
La cifra
Juist, correct
Correcto /-a
Afstand
La distancia
Hoofdstad
La capital
Kengetal
El prefijo (telefónico)
Hoeveel kilometer is het?
¿Cuántos kilómetros hay?
Waar gaat u naar toe?
¿Adónde va?
Metro
El metro
Lijn
La línea
Station, halte
La estación
Noorden
El norte
Eindstation
La (estación) terminal
Gaan, rijden
Ir
Studentenstad, campus
La ciudad universitaria
Oosten
El este
Overstappen
Cambiar
In de richting
En dirección a
Dierentuin
El zoo(lógico)
Hier: uitstappen
Bajar
Juist of onjuist?
¿Correcto o falso?
Vergelijk
Compare (inf: comparar)
Zin
La frase
Vliegen
Ir en avión
Met de auto / trein gaan
Ir en coche / tren
Fiets
La bicicleta
Te voet gaan
Ir a pie
Ketting; kettingoefening
La cadena
Naar huis gaan
Ir a casa
Klas, les
La clase
Deze toeristen (m)
Estos turistas
Halte
La parada
Direct, zonder overstap
Directo
Akkoord, oké
De acuerdo
Kaartje
El billete
Volgende
Próximo /-a
Interesseert u zich voor … ?
¿Le interesa … ?
Inf: interesar
Informatie
La información
Over
Sobre
Groep
El grupo
Schrijf
Escriban (inf: escribir)
Brief
La carta
Lieve / beste …. (Aanhef)
Querido /-a
Cursist(e) Spaans
El/la estudiante de español
VVV
La oficina de turismo
September
Septiembre
Verschillende
Diferente(s)
School
La escuela
En (voor i-, hi-)
e (voor i-, hi-)
Instructie, aanwijzing
La instrucción
Hartelijke groeten
Cordiales saludos
Tot snel
Hasta pronto
Hoofd, rijks-, provinciale weg
La carretera
