Artikel conclusies Flashcards
Duchaine (Prosopagnosie)
Doel:
Test binnen familie met meerdere leden met sterk prosopognosia ondanks effectief cognitief vermogen, om te kijken of het om meer herkenning problemen gaat / een genetische basis heeft
Resultaat
1. Inderdaad ongeacht intelligentie sterke problemen in gezichtherkenning en onderscheiding
2. Niet alleen beperkt tot gezichten, ook objecten (specifiek auto’s en geweren)
Conclusie
1. Wijst op genetische aandoening die lijdt tot herkenningsproblematiek inclusief prosopagnosie
Rouw & Scholte (synesthese)
Doel
Inzicht verkrijgen in neurologische basis van synesthese, mogelijk verband tussen verhoogde connectiviteit en of dit rol speelt in kleurwaarneming
Resultaat
1. Hogere cohesie witte stof in ITC
2. Onderscheid tussen associators en projectors (ook echt zien)
Jiskoot
Doel
- Inzicht op diagnostiek en knelpunten weergeven van vaststellen PPA, met de daarbij horende noodzaak
Knelpunten
1. Gebrek aan sensitieve, genormeerde taken
2. overlap in subtypen
3. Invloed vaan taalproblemen op andere cognitieve functies
Aanbeveling
1. sensitiever maken van testmateriaal voor specifieke vormen van PPA
2. onderzoek naar haalbaarheid/effectiviteit van verschillende behandelingen
Snowling (dyslexie en DLD)
Doel
inzicht verkrijgen op relatie tussen dyslexie en DLD en leesbegripsproblemen in kinderen
Conclusie
1. Ervaren allemaal leesproblemen tov normale
2. ernst varieert, dyslexie milder dan DLD of combo
3. Dyslexie voornamelijk decoderingspoblemen, woordbegrip intact, DLD zwakke mondelinge taalvaardigheid
Aanbeveling
Verschillende vorm van interventie nodig (decoderen dyslexie, mondelinge vaardigheid DLD)
Mareva (neurodiversiteit en EF)
Doel;
onderzoek diversiteit van EF weer te geven
Conclusie
1. De profielen van executieve functie waren niet direct gerelateerd aan diagnostische categorieën of dimensies van neurodiversiteit die geassocieerd zijn met specifieke diagnoses, zoals hyperactiviteit, aandachtsproblemen of sociale communicatie.
- De bevindingen van dit onderzoek benadrukken dat er niet-redundante informatie wordt geboden door verschillende typen executieve functietests en gedragsbeoordelingen, en dat deze niet onderling uitwisselbaar moeten worden gebruikt
Lee Mjeeuw (Computer experience)
Doel
1. effect van computerervaring meten bij afname test ivm traditioneel
Conclusie
1. Computerervaring inderdaad effect op uitslag (beide tests) vooral informatieverwerkingssnelheid en visuospatiele motorvaardigheden
2. Correlatie tussen gerapporteerde uren en uitkomst online test
aanbeveling
1. correctie aanbrengen, vooral bij tests die die vaardigheden meten
2. Doen door zelfrapportage van ervaring
Fransen (TULIPA)
Ontwikkeling nieuwe cultuursensitieve test
staat voor: Towards a Universal Language: Intervention and Psychodiagnostic Assessment
- bevat onderdelen uit bestaande test waaronder CCD
- De complicerende factoren, zoals suboptimale inspanning, vermoeidheid en depressie, werden vaak waargenomen tijdens de neuropsychologische beoordelingen.
conclusie
De TULIPA-testbatterij is veelbelovend om cultureel diverse populaties op een haalbare manier te beoordelen, mits rekening wordt gehouden met complicerende factoren.
Goudsmit (CCD)
Doel
De CCD is ontwikkeld om cognitieve screening uit te voeren zonder een tolk en bevat drie subtests die het geheugen, de mentale snelheid en de executieve functie beoordelen.
resultaat
Er werden prestatieverschillen waargenomen tussen de etnische groepen, maar deze verdwenen na correctie voor leeftijds- en onderwijsverschillen tussen de groepen,
Conclusie
CCD een gevoelig en cultuuronafhankelijk neuropsychologisch instrument voor dementiescreening bij laag opgeleide immigrantenpopulaties.
Pinkham (ASD en SCZ)
Zowel de ASD- als de SCZ-groep presteerden slechter dan de groep typisch ontwikkelde (TD) controles op sociale cognitieve taken.
Over het algemeen suggereren de bevindingen dat volwassenen met ASD en SCZ vergelijkbare beperkingen vertonen in sociale cognitie
Westover (meten sc)
benadrukt het belang van het meten van sociale cognitie binnen de klinische neuropsychologie:
- stoornissen in sociale cognitie veelvoorkomend zijn bij verschillende hersenaandoeningen. Worden weinig gestest
- Stoornissen in sociale cognitie zijn vaak gerelateerd aan gedragsveranderingen die door naasten als problematisch worden ervaren, zoals ontremd gedrag of verminderde empathie. Het meten van sociale cognitie kan daarom helpen bij het begrijpen en behandelen van deze gedragsveranderingen.
- pleit voor een grotere nadruk op sociale cognitie en het gebruik van gevalideerde tests en vragenlijsten om sociale cognitie objectief in kaart te brengen.
Ruiz (culturele bias)
Doel
1. richt zich op de culturele bias in intelligentiebeoordeling bij Marokkaanse kinderen, met gebruikmaking van een zogenaamde “cultuurvrije” test.
Resultaat
1. intelligentieprestaties niet binnen het normale bereik wanneer niet-representatieve normen werden toegepast op de Marokkaanse ruwe scores.
Conclusie
benadrukt het belang van het gebruik van cultureel aangepaste tests en normen bij het beoordelen van intelligentie om overclassificatie te voorkomen
Dekker (EF en IQ op leren)
Doel
Meten van impact gedragsmatige executieve functies (EF) en het niveau van intelligentie (IQ) op wiskundige vaardigheden bij kinderen met milde tot borderline intellectuele beperkingen (ID)
Resultaat
1. Gedragsproblemen met werkgeheugen en flexibiliteit hadden een direct negatief effect op wiskunde-uitkomsten, terwijl tegelijkertijd het niveau van intelligentie een positief effect had.
2. Effect van IQ viel weg bij aanwezigheid inhibitie problemen
Conclusie
1. belangrijk om rekening te houden met sterke en zwakke punten met betrekking tot EF
2. Aanpassingen in instructie en remediale interventies kunnen nodig zijn om deze kinderen te ondersteunen bij het verbeteren van hun wiskundige vaardigheden.