afkortingen Flashcards
1
Q
la langue néerlandaise standard
A
A.B.N.
algemeen beschaafd Nederlands
2
Q
pour ainsi dire
A
a.h.w.
als het ware
3
Q
s’il-vous-plait
A
a.u.b.
alstublieft
4
Q
hors service
A
b.d.
buiten dienst
5
Q
en cas d’absence
A
b.g.g.
bij geen gehoor
6
Q
annexe
A
bijl.
bijlage
7
Q
page
A
blz.
bladzijde
8
Q
TVA
A
B.T.W.
belasting over/op de toegevoegde waarde
9
Q
exemple
A
b.v.
bijvoorbeeld
10
Q
par exemple
A
bv.
bijvoorbeeld
11
Q
environ
A
ong.
ongeveer
12
Q
datant du
A
d.d.
de dato
13
Q
au moyen de
A
d.m.v.
door middel van
14
Q
c’est-à-dire
A
d.w.z.
dat wil zeggen
15
Q
etc
A
e.d.
en dergelijke