9. Angststoornissen Flashcards
Wat is angst?
- (negatieve) basisemotie
- adaptieve functie t.a.v. bedreigende situaties
- omvat lichamelijke symptomen, gedrag en cognities
- voorbereiding op toekomstig gevaar/zorgen of meer algemeen onbestemde gevoelens
- voorzichtig of vermijdend gedrag
Angst als vriend
Bang zijn is eigenlijk heel handig. Het waarschuwt jou en mij voor gevaarlijke dingen. Hierdoor letten we beter op. Dan kunnen we ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk weer veilig zijn. Bang zijn is dus eigenlijk een vriend van ons.
Wat is vrees?
- fear
- angst voor concreet onmiddelijk gevaar
- onmiddellijke activatie autonome zenuwstelsel: fight or flight
Wat is piekeren?
cognitieve component van angst, gedachten over mogelijke negatieve uitkomsten
Angststimuli en -situaties
- Angsten bij kinderen zijn normaal
- Elke ontwikkelingsfase van kinderen heeft zijn eigen angsten (zie verder)
- Kinderen leren tijdens hun ontwikkeling:
–> De echte dreiging van een prikkel kennen
–> Angsten te verminderen - Normale angsten zijn mild, en voorbijgaan
- Levensgebeurtenissen, ervaringen kunnen bepaalde angsten uitlokken
Angststimuli en -situaties in vroege babytijd
- eerste weken
- angst voor verlies, bv verlies van fysiek contact met verzorgers
Angststimuli en -situaties op de leeftijd van 0-6 maanden
Angst voor opvallende sensorische stimuli
Angststimuli en -situaties in de late babytijd
- 6-8 maanden
- verlegenheid/angst voor veemde voorwerpen en personen
Angststimuli en -situaties bij dreurnestijd
- 12-18 maanden
- separatieangst
Angststimuli en -situaties op peuter-kleuterleeftijd
- 2-3 jaar
- angst voor onweer, vuur, water, donker, nachtmerries
- angst voor dieren
Angststimuli en -situaties op kleuterleeftijd
- 4-5 jaar
- angst voor dood op dode mensen
Angststimuli en -situaties op late kleuterleeftijd/basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie
- 5-13 jaar
- angst voor specifieke objecten (dieren, monsters, geesten)
- angst voor bacteriën of het krijgen van een ziekte
- angst voor natuurrampen, angst voor lichamelijk letsel/de dood Angst voor falen
Angststimuli en -situaties bij adolescentie
- 10-18 jaar
- angst voor afwijzing door leeftijdgenoten
- angst voor situaties waarin wordt beoordeeld
- angst met betrekking tot uiterlijk
Normale angst
Verschillende transitie-fasen waarin verhoogde angst optreedt:
- baby: separatieangst, vreemdelingenangst
- peuter/kleuter: monsters en spoken/donker
- schoolkind: dood en ziekte
- adolescent: zorgen over voorkomen en beoordeling door anderen
Genderverschil: meisjes > jongens
Geen cross-culturele verschillen
Reactie van de omgeving
- Neem de angst van je kind ernstig
- Praat met je kind over angsten
- Geef zelf een goed voorbeeld
- Help je kind om met zijn angsten om te gaan
- Geef je kind informatie
- Leer je kind dat angst ook voorbijgaat
Definitie angststoornis
Angst wordt een angststoornis als wanverhouding tussen inherente dreiging gesteld door een specifieke stimulus of situatie en cognitieve of lichamelijke reactie
Als de angsten aanhouden én er een ernstige belemmering is van het algemeen functioneren
Vicieuze cirkel
Misinterpretatie dat veilige situatie een bedreiging vormt en fight-flight respons wordt onterecht getriggerd <=> vermijding: passieve vermijding, actieve vermijding, ontsnappingsgedrag. Diezelfde misinterpretatie <=> negatieve cognities.
=> Men leert niet dat stimuli objectief veilig zijn Maakt de angst erger
=> Exposure als techniek die inwerkt op processen die het probleem onderhouden
Wat zijn de 3 gemeenschappelijke kenmerken van problematische angst?
- gedachten
- gevoel
- gedrag
Anstige gedachten
- Focussen op mogelijke negatieve verklaringen
- Focussen op mogelijke negatieve gevolgen
> Negatieve emotionele lading toekennen aan
een situatie of gebeurtenis
Die op zich niet hoeft te zijn!
Gevoel: lichamelijke reacties bij angst
- Hoofdpijn
–> Migraine - Buikpijn, misselijkheid
–> maagontsteking - Hartkloppingen, snelle hartslag
- Zweten
- Beven of trillen
- Ademnood
–> hyperventilatie - Verstikkingsgevoel
- Duizeligheid
- Koude of warmtegevoel (rood worden)
- Spierspanning
–> pijnklachten
Gedrag bij angst
= vermijding
Op korte termijn: bedreigende situaties uit de weg gaan
Op lange termijn: Schoolweigering/ partiële afwezigheden, weinig/geen buitenschoolse activiteiten,…
Soorten angststoornissen - DSM-5
- Separatie angststoornis
- Selectief mutisme
- (Specifieke) fobie
- Sociale angststoornis
- Paniekstoornis
- Gegeneraliseerde angststoornis = piekerstoornis
- Pleinvrees - agorafobie
Niet (of anders) vermeld in DSM-5
- Schoolweigering (waarbij angst de belangrijkste drijfveer - vroeger schoolfobie)
- Faalangst (verwant aan sociale fobie) / Examenvrees
- OCS (categorie: obsessief-compulsieve en gerelateerde stoornissen) ook veel angst kijken
- Acute stressstoornis en PTSS (categorie: trauma- en
stressgerelateerde stoornissen) ook angst kijken
Kritische bemerking bij niet (of anders) vermelde angststoornissen in DSM-5
- hoge co-morbiditeit met andere internaliserende stoornissen
en tussen verschillende angststoornissen onderling - zelfde etiologische basis
Separatiestoornis (DSM-5)
Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
Gedurende tenminste 4 weken(K&A)/6 maand (volw):
- Recidiverend excessief van streek zijn wanneer zich een scheiding van thuis of van personen aan wie het kind gehecht is, voordoet of verwacht wordt (emotioneel van streek)
- Persisterende en excessieve bezorgdheid over het verliezen van belangrijke hechtingspersonen of bezorgdheid dat hun iets kan overkomen, zoals ziekte, verwonding, rampen of overlijden (heel bezorgd dat bv. ouders iets zou overkomen en dat ze hen zouden verliezen – piekeren hier heel hard over)
- Aanhoudende en overdreven bezorgdheid over het meemaken van een ongelukkige gebeurtenis (zoals verdwalen, ontvoerd worden, een ongeluk krijgen, ziek worden) die zou leiden tot scheiding van een belangrijke hechtingspersoon
- Aanhoudende tegenzin of weigering om, vanwege scheidingsangst, naar buiten, weg van huis, naar school, naar het werk of ergens anders naartoe te gaan –> durven vaak ook niet in een andere kamer van het huis te zijn, willen continu bij ouder te zijn, in dezelfde ruimte
- Aanhoudende en overdreven angst of tegenzin om thuis of in andere settings alleen of zonder belangrijke hechtingsfiguren te zijn
- Aanhoudende tegenzin of weigering om ergens anders dan thuis te slapen of te gaan slapen zonder dat een belangrijke hechtingspersoon in de buurt is
- Terugkerende nachtmerries over het thema separatie
- Terugkerende lichamelijke klachten (zoals hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid of braken) wanneer zich een scheiding van belangrijke hechtingspersonen voordoet of verwacht wordt
=> Kan al beginnen tijdens de voorschoolse leeftijd en de rest van de kindertijd (in een zeldzaam geval pas in de adolescentie)
=> Ontwikkelt zich vaak na een stressvolle levenservaring
Sociale angststoornis (sociale fobie, DSM-5)
A. Een duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.Voorbeelden: een gesprek voeren, onbekende mensen ontmoeten, geobserveerd worden, een prestatie leveren in het bijzijn van anderen
Noot: Bij kinderen moet de angst zich voordoen als het kind zich onder leeftijdgenoten bevindt en niet alleen in contacten met volwassenen.
B. De persoon vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen of in zo’n mate angstsymptomen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen (omdat het vernederend of gênant is; of tot afwijzing zal leiden of aanstoot zal geven bij anderen)
C. De sociale situaties roepen bijna altijd angst of vrees op
Noot: Bij kinderen kan de angst zich uiten als huilen, driftbuien verstijven, vastklampen, zich terugtrekken uit en niet spreken in sociale situaties.
D. De sociale situaties worden vermeden, of alleen verdragen met intense angst of vrees
E. De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de sociale situatie met zich meebrengt
F. De angst, vrees of vermijding is persisterend, en duurt meestal 6 maanden of langer
G. De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinische significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
Kenmerken van een sociale angststoornis
- Gedrag: vermijden van situaties waarin sociale interacties verwacht worden
- Gedachten: gefocust op negatieve kenmerken die ze zichzelf toeschrijven, negatieve evaluatie van hun prestaties, interpreteren reacties van anderen als afwijzend hoewel dit niet altijd het geval is (per definitie: het gaat hier niet goed aflopen)
- Somatisch: rusteloosheid, misselijkheid, blozen, zweten, buikpijn,…
- Er mag geen stoornis zijn in het vermogen sociaal te functioneren, bv ASS (uitsluitingscriteria – belangrijk om dit differentiaal diagnostisch in het oog te houden)