5. Ticstoornissen en trichotillomanie Flashcards

1
Q

Tic

A

een plotseling optredende, snelle, herhaalde, niet-ritmische motorische beweging of vocalisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Premonitory urge

A
  • Voorafgaande aandrang om tic te hebben, wordt ervaren als ‘niet te weerstaan’; een tic kan wel gedurende een bepaalde (beperkte) tijd onderdrukt worden.
  • Niet aanwezig bij iedereen en niet altijd, minder bij jonge kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderscheid eenvoudige en complexe tic

A

Zowel motorische als vocale tics kunnen beschreven worden als

  • ‘eenvoudig of enkelvoudig’ (niet doelgericht, kort van duur, één beweging of één geluid) of
  • ‘complex of multipel’ (duurt langer, vaak een combinatie van eenvoudige tics, lijkt meer doelgerichte handelingen in te houden, is niet altijd gemakkelijk te onderscheiden van stereotypieën)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eenvoudige, motorische tics

A

Oogknipperen, weg- en terugdraaien van de ogen, mondbewegingen, gelaatsgrimassen, schouderophalen, nekbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eenvoudige, vocale tics

A

kuchen, hoesten, keelschrapen, knorren, grommen, snuiven, gillen, piep- of fluitgeluiden maken, blafgeluiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complexe, motorische tics

A

In de handen klappen; ruiken, likken, aanraken van dingen, huppelpasjes maken, zichzelf bijten
echopraxie,palipraxie, copropraxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Complexe, vocale tics

A

zinloze woorden,
echolalie, palilalie, coprolalie,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Echopraxie

A

verwijst naar het onwillekeurig nadoen of herhalen van bewegingen die men bij een ander waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

palilalie

A

laatste woord van een zin herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

palipraxie

A

beweging tweemaal uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Copropaxie

A

het onwillekeurig maken van obscene of schokkende gebaren, zoals het uitsteken van de middelvinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soorten ticstoornissen

A
  • Stoornis van Gilles de la Tourette
  • Persisterende (chronische) motorische of vocale ticstoornis
  • Voorlopige ticstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stoornis van Gilles de la Tourette

A

A. Zowel multipele motorische als een of meer vocale tics zijn op een bepaald moment tijdens de ziekte aanwezig geweest, hoewel niet noodzakelijkerwijs tegelijkertijd
B. De tics kunnen in frequentie wisselen, maar zijn aanwezig gedurende meer dan een jaar sinds het begin van de tics
C. Begint voor de leeftijd van 18 jaar
D. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals cocaïne) of een somatische aandoening (zoals Huntington)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten stoornissen van Gilles de la Tourette

A
  • De zuivere Tourette
  • Full Blown Tourette
  • Tourette Plus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De zuivere Tourette

A

Enkel motorische en vocale tics (minstens 2 motorische en 1 vocale in een periode van minstens 1 jaar – rond 6à7 jaar, voor 21ste levensjaar). Schuttingstaal hoeft niet aanwezig te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Full Blown Tourette

A

het uitgebreide spectrum van Tourettesymptomen waaronder echolalie (onwillekeurig woorden of zinnen nazeggen die men juist gehoord heeft) en echopraxie, palilalie (eigen woorden herhalen) en palipraxie, coprolalie (schuttingtaal) en copropraxie, NOSI – non-obscene socially inappropriate behaviours (vervelende dingen zeggen aan anderen).

17
Q

Tourette Plus

A

(TS+), waarbij de TS gepaard gaat met andere stoornissen zoals ADHD, OCD,…

18
Q

Persisterende (chronische) motorische of vocale ticstoornis

A

A. Eenvoudige of multipele motorische of vocale tics zijn tijdens de ziekte aanwezig, maar niet motorische en vocale tics tegelijk
B. De tics kunnen in frequentie toe- en afnemen, maar zijn sinds meer dan een jaar aanwezig
C. Begint voor de leeftijd van 18 jaar
D. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of een somatische aandoening
E. Nooit voldaan aan criteria Gilles de la Tourette
Specificeer: - Alleen met motorische tics
- Alleen met vocale tics

19
Q

Voorlopige ticstoornis

A

A. Eenvoudige of multipele motorische en/of vocale tics
B. De tics zijn aanwezig gedurende korter dan een jaar sinds het begin van de tics
C. Begint voor de leeftijd van 18 jaar
D. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of een somatische aandoening
E. Nooit voldaan aan criteria Gilles de la Tourette of die van persisterende (chronische) motorische of vocale tics

20
Q

Comorbiditeit ticstoornissen

A
  • OCD (20 a 60% van de kinderen met Gilles de la Tourette)
    –> Onderscheid met tics niet altijd makkelijk te maken! Dwang is om angst te verminderen. Tics eerder omschrijven als drangverschijnselen
  • ADHD (50%)
  • angststoornissen en depressie
  • slaapstoornissen: veel wakker worden, praten tijdens de slaap, slaapwandelen, nachtmerries…
  • Aanvallen van woede of zelfbeschadiging
  • ASS & GTS
21
Q

Differentiaal diagnose

A
  • OCD (Bij OCD belangrijk om te kijken naar de functie van het gestelde gedrag. Angst of geen angst?)
  • ASS
  • ADHD
  • Spraak- en leerstoornissen
22
Q

Prevalentie ticstoornissen

A
  • Drie tot vier maal meer bij jongens dan bij meisjes (4:1)
  • Ongeveer 1 op 10 kinderen heeft wel eens last van tics. Meestal gaat dit vanzelf weer over.
  • Epidemiologisch onderzoek:
    –> GTS: 0,5 – 0,7% van de kinderen tussen 7 en 18 jaar .
    –> chronische motorische ticstoornis: 0,3- 0,8%
    –> chronische vocale ticstoornis: bij 0,5% van alle kinderen.
    –> bij nog eens 4,8% is tenminste gedurende het afgelopen jaar sprake van niet-chronische tics
23
Q

Ticstoornissen: neuropsychologie

A
  • Visuo-motorische integratie = t.g.v. ADHD-comorbiditeit ???
  • Aandachtsstoornissen
  • problemen met responsinhibitie
  • problemen met responsorganisatie
  • Zwakkere fijn-motorische control
24
Q

Ticstoornissen: etiologie

A
  • Genetische voorbeschiktheid
    –> Erfelijkheid > 50% van variantie
    –> Patroon: «dominant met variabele expressie»
    –> Mede bepaald wordt door verschillende genen
  • Aselecte pre en perinatale effecten
  • Auto-immuun verschijnsel – uitlokker/oorzaak/rol in opflakkering?
    –> streptokok-Infectie PANDAS
  • Bij ticstoornissen 4 – 5 x vaker sporen (ASLO) van infectie met (groep A) streptokokken
  • Bij ticstoornissen 10 x vaker auto-immuun antistoffen tegen basale ganglia in hersenen
  • 2 x vaker auto-immuun antistoffen bij ticstoornis patiënten met sporen van streptokokkeninfectie dan bij ticstoornis-patiënten zonder deze sporen
25
Q

PANDAS

A

Pediatric
Autoimmune
Neuropsychiatric
Disorders
Associated with
Streptococci

26
Q

Behandeling ticstoornissen

A
  • Psycho-educatie – optimale en veilige omgeving
  • Monitoren van de ernst van de tics:
    –> Ticregistratie
    –> Sensorische sensaties registreren
    –> YGTSS (Leckman, e.a., 1989) Yale Global Tic Severety Scale
  • Gedragstherapie
    –> Exposure aan sensorische sensatie en responspreventie (premonitory urges)*
    –> Habit reversal: een ‘met de tic onverenigbare respons’**
  • Soms medicatie (dopamine blokkeren)
    ev. comorbiditeit met ADHD behandelen

=> Leren accepteren en hanteren

27
Q

Exposure aan sensorische sensatie en responspreventie (premonitory urges)

A

Vaak gebruikt waar een kind last heeft van 1 specifieke, enkelvoudige tic. Met het kind inzetten op het kriebelend gevoel met spanning, op dat moment die tic proberen tegen te houden. Normaal daalt de spanning na het stellen van de tic. Je vraagt aan het kind om niet te ticcen en te wachten, wat we dan zien is dat die urge ook zakt zonder de tic te stellen. Dat oefen je met het kind een aantal minuten geconcentreerd per dag. Coachen.

28
Q

Habit reversal: een ‘met de tic onverenigbare respons’

A

Vaak bij meer complexe tics zonder premonitory urge. Bv. Als de tic is dat uw ogen constant knijpen, dan moet ge na de tic uw ogen wijd open houden zodanig dat de kans op uitbreken van de tics kleiner wordt.

29
Q

Stereotype bewegingsstoornissen DSM-5

A

A. Repetitieve, ogenschijnlijk drangmatige en klaarblijkelijke doelloze bewegingen (zoals schommelen met het lichaam, hoofdbonken, handenwapperen, zichzelf bijten, zichzelf slaan)
B. De repetitieve bewegingen interfereren met sociale, schoolse of andere activiteiten en kunnen tot zelfbeschadiging leiden
C. Begint in de vroege kindertijd
D. De repetitieve bewegingen kunnen niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of een neurologische aandoening, en kunnen niet beter verklaard worden door een andere neurobiologische ontwikkelingsstoornis of een psychische stoornis of de OCD
–> Specificeer:
- Met zelfbeschadigende handelingen
- Zonder zelfbeschadigende handelingen
–> Specificeer:
- Samenhangend met een bekende aandoening of stoornis
–> Specificeer: - licht, matig of ernstig

30
Q

Behandeling van stereotype bewegingsstoornissen

A
  • Psycho educatie
  • CBT
    –> rangschikking in moeilijkheidsgraad
    –> exposure en responspreventie
  • Ev. medicatie
  • Gezin mee betrekken!
31
Q

Trichotillomanie (haaruittrekstoornis) DSM-5

A

A. Recidiverend uittrekken van het eigen haar, met haarverlies als gevolg
B. Herhaaldelijke pogingen om het haar uittrekken te stoppen
C. Veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren
D. Kan niet worden toegeschreven aan een somatische aandoening
E. Kan niet beter worden verklaard door de symptomen van een andere psychische stoornis

  • Het haar van alle lichaamsgebieden waar haargroei te vinden is kan worden uitgetrokken; meestal gebeurt dit met hoofdhaar, maar kunnen ook wimpers en wenkbrauwen zijn, het minst vaak betreft het oksel- en schaamharen
  • Kan gepaard gaan met diverse handelingen of rituelen
  • Kan met diverse gemoedstoestanden gepaard gaan; angst – spanning – lustgevoelens – opluchting
  • bewust van hun gedrag of automatisch
  • vaak ook andere lichaamsgerichte repetitieve gedragingen (o.a. excoriatiestoornis: huidpulken)
32
Q

Prevalentie trichotillomanie

A
  • 1 à 2% van de bevolking;
  • verhouding man-vrouw: 1:10; bij kinderen meer gelijk vertegenwoordigd
33
Q

Aanvangsleeftijd trichotillomanie

A
  • zeer uiteenlopend
  • Twee golven: vroege kinderjaren – puberteit
  • Gemiddelde aanvangsleeftijd: 11-13 jaar
34
Q

Comorbiditeit trichotillomanie

A

OCD en tics