1.0 Infant psychiatrie Flashcards
Ontwikkelingstaken leeftijd 0-2 jaar
- Fysiologische zelfregulatie
- Veilige hechting; exploratie
- Autonomie en individualisatie
Kenmerkend gedrag leeftijd 0-2 jaar
- Voedingsproblemen; slaapproblemen
- Scheidingsangst;
- Angst voor vreemden; donkerte, geluiden
Opvoedingstaken leeftijd 0-2 jaar
- Soepele verzorging
- Sensitieve en responsieve interactie bieden
- Beschikbaarheid
- Ruimte en steun bieden
Wat zijn de beperkingen voor stoornissen tijdens ‘infancy’ in de DSM?
- zelfde criteria voor kinderen ouder dan 3
- houdt geen rekening met eventuele specifieke symptomen voor deze leeftijdsperiode, mogelijke veranderingen in de symptomatologie
DC: 0-3R (2005)
= aanvulling op de DSM
- richt zich meer op het functioneren in een ontwikkelingsperspectief en op het relatieaspect met de verzorgers – meeresoneren met proximale omgeving
- accent ligt op het beoordelen van ontwikkelingsverloop (eerder dan aanwezigheid van symptomen)
- De Diagnostische Classificatie van Psychische en Ontwikkelingsstoornissen op Zuigelingenleeftijd en Vroege Kinderleeftijd
DC: 0-3R ~ DSM IV
As I: Klinische stoornissen
As II: Relatieclassificatie
As III: Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
As IV: Psychosociale stressoren
As V: Emotioneel en sociaal functioneren
DC: 0-3R As I klinische stoornissen
100 Posttraumatische stressstoornissen
200 Affectieve stoornissen
300 Aanpassingsstoornis
400 Regulatiestoornissen in sensorische verwerking
500 Stoornis in slaapgedrag
600 Stoornis in voedingsgedrag
700 Stoornissen in de relatievorming en communicatie
800 Overige stoornissen
DC: 0-3R As II relatieclassificatie
- Parent-Infant Relationship Global Assessment (PIR-GAS)
- Relationship Problems Checklist (RPCL)
Parent-Infant Relationship Global Assessment (PIR-GAS)
- Kwaliteit van ouder-kind relatie
- Range tussen 91-100 (goed aangepast) vs 1-10 (gedocumenteerde verwaarlozing)
Relationship Problems Checklist (RPCL)
Beoordeeld relaties op kwaliteit, affectieve toon en psychologische betrokkenheid
DC: 0-3R As V psychosociale functioneren
BIJVOORBEELD schaal voor sociaal functioneren:
- Vaardigheden tov emotioneel en sociaal functioneren
- Aandacht en regulatie
- Vormen van relaties/wederzijdse betrokkenheid
- Complexe gebaren/probleem oplossen
- Gebruik van symbolen om gedachten of gevoelens te uiten
- Abstract denken
Prevalentie van stoornissen op zuigelingenleeftijd
Tussen 1.5-4 jaar: 8-24%
Wat zijn de kenmerken van de prevalentie van stoornissen op zuigelingenleeftijd?
- Afhankelijk van definitie & leeftijdsafbakening
- Afhankelijk van ernstcriterium
- Hoge stabiliteit na 2 à 7 jaar follow up
- Eerste kenmerken of risicofactor
- Vanaf 2/3j sterke gelijkenissen
Hechting
- Hechtingsbehoefte is aangeboren behoefte aan tot het zoeken van nabijheid en veiligheid onder stressvolle omstandigheden (Bowlby, 1969)
- Van wezenlijk belang voor alle mensen van alle leeftijden
- Interacties die kind in de primaire hechtingsrelatie ervaart vormen innerlijk werkmodel van relaties
Hechtingsgedrag
Hechtingsgedrag wordt uitgelokt bij kinderen en volwassenen wanneer er een dreigende situatie ontstaat (reëel of beleefd) en is bedoeld om de andere dichtbij te brengen.
Selectieve relatievorming
Ontwikkeld vanaf 7 à 9 maanden. Dit uit zich in separatie angst, begroetingsreactie en vreemdenangst (selectiviteit)
Waarvan is selectieve relatievorming een uiting?
De vitale behoefte aan contact. Dit functioneert als een overlevingsmechanisme.
Wat zijn de 4 main features van een hechtingsband
- Secure base
- Safe haven
- Proximity maintenance
- Separation distress
De cirkel van veiligheid
Start bij een veilige basis waar je het kind moet laten exploreren. Je moet op hen letten en hen welkom heten als ze zich tot jou wenden. Het is de bedoeling dat ze opgenomen worden in een veilige haven waarbij het kind beschermd, getroost… moet worden.
Pre-attachment
Birth to 6 weeks
Attachment-in-the-making
6 weeks to 6-8 months
Clear-cut attachment
6-8 months to 18-24 months
Goal-corrected partnership
24 months on
Wat is het belang van veilige gehechtheid? Waarop heeft gehechtheidskwaliteit een impact?
- Verwachtingen over eigen waardevolheid en effectiviteit (“zelfvertrouwen”)
- Verwachtingen over beschikbaarheid van anderen (“vertrouwen”)
Dit beïnvloedt ook latere aanpak van sociale situaties en taken, ook op school
Hechtingsstijlen
- Veilige hechting (50-70%)
- Onveilige hechting
- Angstig/ambivalente of gepreoccupeerde hechting
- Angstig/vermijdende of gereserveerde hechting
- Gedesorganiseerde hechting