4. ADHD Flashcards
Geschiedenis van ADHD
Een op ADHD lijkend syndroom werd voor het eerst beschreven in 1775 door Melchior Adam Weikard, een Duitse arts en filosoof. In de vorige eeuw (20e) voor het eerst ADHD beschreven. We stappen af van het deficit model. Focus op talenten en positieve eigenschappen.
Hoeveel DSM-criteria zijn er en in welke clusters zijn deze opgedeeld?
In totaal 18 symptomen.
9 symptomen mbt aandachtstekort
9 symptomen mbt hyperactiviteit-impulsiviteit
Wanneer spreekt men van ADHD?
- 6 van de 9 symptomen aanwezig mbt aandachtstekort
- 6 van de 9 symptomen aanwezig mbt hyperactiviteit-impulsiviteit
Beschrijf de 9 aandachtssymptomen
- Niet voldoende aandacht schenken aan details en achteloze fouten maken
- Moeite om de aandacht bij taak of spel te houden
- Lijkt niet te luisteren als hij direct aangesproken wordt
- Volgt aanwijzingen niet op en slaagt er niet in om taken af te maken
- Moeite met organiseren van taken en activiteiten
- Vermijdt vaak om, heeft een afkeer van, of is onwillig om zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen
- Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden
- Wordt makkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
- Is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden
Beschrijf de 9 hyperactiviteit/impulsiviteitssymptomen
- Beweegt vaak onrustig met handen en voeten, of draait in zijn stoel
- Staat op in de klas in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft
- Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is
- Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
- Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’
- Praat vaak excessief veel
- Gooit het antwoord er al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
- Heeft vaak moeite op zijn of haar beurt te wachten
- Stoort vaak anderen of dringt zich op
Hoe uit ADHD in de klas zich?
- slordigheidsfouten maken in schoolwerk
- vragen niet goed lezen
- delen van toetsen en examens vergeten invullen
- snel afgeleid zijn
- wegdromen - vraag niet gehoord hebben
- snel schoolwerk saai vinden
- materiaal vergeten en verliezen (thuis <-> school)
- deadlines vergeten of missen
- rommelige bureau - boekentas
- te laat komen
- saaie/lastige taken uitstellen
- antwoord door klas roepen zonder vinger op te steken
- rechtstaan van stoel
- continu aan het prutsen
- luidruchtig zijn tijdens spelen of in de klas
- druk zijn
- veel praten tijdens de les
- anderen onderbreken
- moeite met op hun beurt te wachten in de klas
- moeite met rustig in de rij te staan
Geef de verschijningsvormen van ADHD met hun prevalentie
- Onaandachtig (27%)
- Gecombineerd (55%)
- Hyperactief/impulsief (18%)
Welke verschijningsvorm van ADHD komt het vaakst voor bij kinderen en jongeren?
Hyperactief/impulsief
Naar welke verschijningsvorm evolueren kinderen en jongeren met ADHD van hyperactieve/impulsieve aard op latere leeftijd?
Het gecombineerde type
Hoe stel je de diagnose van ADHD?
Kijken en aanvinken of er sprake is van het al of niet voorkomen van de 18 symptomen. Dan maak je de optelsom.
Wat is kritiek op de DSM mbt ADHD?
Beschrijvende, classificerende manier van werken. Dat heeft een aantal beperkingen wanr er is veel heterogeniteit bij ADHD
Geef de DSM-5 criteria van ADHD
A. Symptomen
- 6/9 Aandachtstekort
- 6/9 Hyperactiviteit-impulsiviteit
- duur min 6 maanden
B. Leeftijd -> voor twaalfde jaar begonnen – min 6m
C. Situaties -> op meer dan twee terreinen
D. ‘Impairment’-> significante beperkingen
- Duur -> min 6 maanden
E. niet tijdens schizofrenie/psychose of te verklaren door andere mentale stoornis
Leg het C criterium van ADHD uit “situaties -> op meer dan twee terreinen”
Persevering (C criterium): symptomen mogen niet geobserveerd worden in 1 context. Het is niet voldoende als de symptomen enkel vertoond worden in de klas. Die moeten ook in andere contexten plaatsvinden. In minstens 2 situaties! ADHD is een ontwikkelingsproblematiek dus niet enkel gestuurd door context maar ook door neurobiologische factoren, waardoor dat concentratieproblemen en hyperactiviteit zich manifesteren, ongeacht waar het kind zich bevindt. Motivatiefactoren spelen ook een rol. Als symptomen zich ENKEL voordoen op school is er mss sprake van een andere problematiek zoals een leerstoornis.
Leg het D criterium van ADHD uit “‘impairment’-> significante beperkingen. Duur -> min 6 maanden”
Significante beperkingen: het gaat niet om chaotische mensen of mensen die zich af en toe niet kunnen concentreren, het gaat om harde problemen die het functioneren beperken. Voldoende tot beperkingen leiden in verschillende omgevingen. Mensen met hechtingsstoornissen kunnen ook aandacht en concentratieproblemen hebben.
Hebben we tools om ADHD te objectiveren met hersenscans?
NEE. We blijven in de diagnostiek beperkt tot gedragssymptomen. Maar gedrag heeft altijd een functie en kan gestuurd worden door veel verschillende soorten. Je kan concentratieproblemen hebben omdat je slecht geslapen hebt. Op groepsniveau zie je wel verschillen in hersenstructuren, maar dat is niet het geval bij individuele diagnostiek (veel te grote foutmarge).
Prevalentie en beloop ADHD bij kinderen
- Kinderen: 5-8% (+- 1 kind in een klas van 20 lln)
–> Kleuters: vooral hyperactief, impulsief
–> Lagere school: vaak gecombineerd beeld
Naarmate men ouder wordt, mindert de hyperactiviteit/impulsiviteit –> evolueert naar gecombineerde ADHD. Overt gedrag (over beweeglijk) mindert, maar er is wel meer interne onrust. Dat kunnen we linken aan bepaalde veranderingen op hersenniveau.
Prevalentie en beloop ADHD bij adolescenten
- Prevalentie 2-4%
- Minder hyperactiviteit, meer inwendige onrust
- Grotere impact op schools functioneren
- Experimenteergedrag (–> evt gedragsstoornissen)
- Problemen met executieve functies (organisatie en planningsvaardigheden)
Prevalentie en beloop ADHD bij volwassenen
- Prevalentie 3,4%; 40-60% kinderen met ADHD persisteren
- Retrospectief zoeken naar symptomen < 12 jaar (goede anamnese)
- Presentatie ADHD-symptomen verschillend: minder overbeweeglijkheid, meer innerlijke onrust
- Impact op professioneel/relationeel functioneren door innerlijke onrust
- Aanwezigheid van comorbide stoornissen (stemming, persoonlijkheid; 75%)
Op welke leeftijd wordt ADHD het best gediagnosticeerd?
Het moet voor de leeftijd van 12 jaar gediagnosticeerd zijn. Bij een goede anamnese (retrospectief zoeken naar symptomen < 12 jaar) kan dit ook na de leeftijd van 12. Meeste diagnoses tussen 7 en 12.
Beschrijf ADHD in meisjes in de lagere school en middelbaar
Meisjes in de lagere school zijn vaak niet hyperactief maar wel onaandachtig. Als ze intelligent zijn, kunnen ze dat gedrag compenseren om door de lagere school heen te geraken maar komen in het middelbaar in de problemen omdat intellectuele mogelijkheden dan niet meer voldoende zijn (verschillende leerkrachten, verschillende verwachtingen).
Beschrijf de comorbiditeit bij kinderen met ADHD
- Zeer frequent (meer dan 50%)
–> Oppositional defiant or conduct disorder (gedragsstoornissen - hangt samen met impulsiviteit) - Frequent (tot 50%)
–> Specific learning disorders, Anxiety disorder, Developmental coordination disorder, ASD - Minder frequent (tot 20%)
–> Tic disorders, Depressive disorder - Infrequent
–> Mental retardation
=> Meer dan 85% heeft minstens 1 comorbiditeit en ongeveer 60% meer dan twee
Waar of niet waar: op groepsniveau ligt comorbiditeit hoger bij kinderen dan bij volwassenen.
Waar
Waar of niet waar: ADHD is één van de aandoeningen met de grootste comorbiditeitspercentages.
Waar!
Beschrijf de differentiaal diagnose van ADHD
- leeftijdsadequate overbeweeglijkheid, impulsiviteit en aandachtsspanne
- verstandelijke beperking
- ASS
- angst- en stemmingsstoornissen
- reactieve hechtingsstoornis
- normoverschrijdende gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
Wordt ADHD op kleuterleeftijd gesteld?
Zelden. Actief zijn op die leeftijd is eigen aan de leeftijdsfase en zelfs heel gezond.
Wat is het ADHD-model?
Genetische en omgevingsfactoren spelen een rol in de ontwikkeling van afwijkingen in de hersenen en die leiden tot de symptomen van ADHD (aandachtsproblemen, hyperactiviteit, impulsiviteit).
Vanuit dit model hoop je dat diagnostiek niet enkel gevormd wordt op basis van gedragskenmerken, maar ook ergens tools (scans, imaging) vinden die de diagnose kan bevestigen. In Vlaanderen zijn er diagnoses obv EEG metingen. Dat is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar er is geen enkel instrument die u in staat stelt om obv evaluatie van hersenafwijkingen (structureel functioneren) ADHD te diagnosticeren.
Wat is de genetische belasting van ADHD?
Sterke genetische belasting. Tussen .7-.8 (~ schizofrenie). Belangrijk om mee te nemen in de diagnostiek want als een kind ADHD heeft, is er een grote kans dat iemand van de ouders ook ADHD heeft. Er zijn heel veel genen die meespelen in ADHD. Het is onmogelijk om een diagnose te stellen obv genetisch onderzoek, omdat er tientallen genen een belangrijke rol spelen. Veel van die genen zijn gelinkt aan neurotransmitters (dopamine), waar medicatie op inwerkt.
Kansen op ADHD obv genetische verwanten
- Ouder met ADHD: kind ongeveer 8 keer meer kans op ADHD
- Broer of zus met ADHD: kind 3 tot 4 keer meer kans op ADHD
- Meerdere genen spelen een rol
Environmental risks that have been most commonly studied in relation to attention deficit hyperactivity disorder (clusters)
- Pre- and perinatal factors
- Environmental toxins
- Dietary factors
- Psychosocial adversity
Pre- and perinatal factors als omgevingsfactoren
- Maternal smoking, alcohol and substance misuse (risk but not proven causal risk factor)
- Maternal stress (risk but not proven causal risk factor)
- Low birth weight and prematurity (risk but not proven causal risk factor)
Environmental toxins als omgevingsfactoren
- Organophosphate pesticides (risk but not proven causal risk factor)
- Polychlorinated biphenyls (risk but not proven causal risk factor)
- Lead (lood) (risk but not proven causal risk factor)
Dietary factors als omgevingsfactoren
- Nutritional deficiencies e.g. zinc, magnesium, polyunsaturated fatty acids (correlate not yet proven risk factor)
- Nutritional surpluses e.g. sugar, artificial food colourings (correlate not yet proven risk factor)
- Low/high IgG foods (correlate not yet proven risk factor)
Psychosocial adversity als omgevingsfactoren
- Family adversity & low income (correlate not yet proven risk factor)
- Conflict/parent–child hostility (correlate not yet proven risk factor)
- Severe early deprivation (risk, likely causal risk factor)
Wat is een mogelijke causale omgevingsfactor van ADHD?
Severe vroege kinderlijke deprivatie
Wat is belangrijk om te stellen bij elke omgevingsfactor die associatief samenhangt met de ontwikkeling van ADHD?
Ontwikkelingsanamnese
Geef de clusters van neurobiologische evidentie voor ADHD
- Neurochemisch
- Genetisch
- Elektrofysiologisch
- Structurele en functionele beeldvorming